Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 194.310 - 26-10-2017

Samenvatting

Uit artikel 46 van het Vreemdelingenbesluit – dat aansluit bij artikel 41 van de Vreemdelingenwet dat bepaalt dat een EU-onderdaan op een andere wijze kan laten vaststellen of bewijzen dat hij het recht van vrij verkeer en verblijf geniet – blijkt derhalve dat een burger van de Unie het Rijk mag betreden op grond van een vervallen paspoort. De Raad ziet niet in waarom als een burger van de Unie met een vervallen paspoort het Rijk mag betreden, deze niet met een vervallen paspoort een aanvraag tot het verkrijgen van een verklaring van inschrijving mag indienen. Te dezen blijkt dat verzoekers Nederlands paspoort geldig was tot 24 november 2016. Het blijkt echter nergens uit en de verwerende partij toont ook niet aan dat verzoeker ondanks dit verstreken Nederlands paspoort, niet langer de Nederlandse nationaliteit zou bezitten en niet langer een burger van de Unie zou zijn. Het niet in aanmerking nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een verklaring van inschrijving louter omdat het paspoort is verstreken, zonder dat blijkt dat de betrokkene niet langer een onderdaan is van de betrokken EU-lidstaat is strijdig met het vrij verkeer van EU-onderdanen. In dit verband kan worden gewezen op een arrest van het Hof van Justitie van 17 februari 2005 in zaak C-215/03
 
(…)
 
De bestreden beslissing stelt verder dat verzoeker geen geldig adres heeft in België. Verzoeker stelt, “Verweerster heeft daarentegen met overschrijding van de bevoegdheid haar toegekend in art. 50 Vb. en in strijd met de voorgeschreven verplichte werkwijze in dit artikel, zonder controle of verslag, onmiddellijk stelling ingenomen op dezelfde dag als waarop de aanvraag werd ingediend over een adres terwijl zij anderzijds echter niet betwist, en het ook niet voor redelijkerwijze betwisting vatbaar is, dat verzoeker met de Nederlandse nationaliteit, daadwerkelijk in de gemeente verblijft (stuk 2 en 3).” Ten eerste stelt de Raad vast dat blijkens de nota het ware motief van de bestreden beslissing is, het feit dat verzoekers paspoort vervallen was. Voor zover het gebrek aan geldig adres in België toch een motief zou zijn waarop de bestreden beslissing daadwerkelijk steunt, dient te worden opgemerkt dat zich in het administratief dossier geen politioneel verslag bevindt waaruit blijkt dat verzoeker niet zou verblijven op het grondgebied van de stad Brugge. Uit stuk 3 gevoegd bij het verzoekschrift blijkt dat verzoeker zich bevindt in de strafinrichting te Brugge. Er kan zoals verzoeker terecht voorhoudt dan ook niet worden betwist dat hij op het grondgebied van de stand Brugge verblijft. Het motief in de bestreden beslissing dat hij geen geldig adres heeft in België, vindt zoals verzoeker terecht opmerkt ook geen steun in artikel 50, §1, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit waarnaar de bestreden beslissing verwijst. De Raad merkt op dat de verwerende partij zich op dit vlak ook niet verdedigt in haar nota met opmerkingen.