Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 178.524 - 28-11-2016

Samenvatting

De Raad merkt in de eerste plaats op dat uit de motieven van de bestreden beslissing duidelijk blijkt dat de gemachtigde rekening heeft gehouden met de door verzoekende partij aangebrachte geboorteakte, maar heeft geoordeeld dat deze niet kan worden beschouwd als een identiteitsdocument. Het betoog dat met dit document geen rekening werd gehouden, of dat niet werd gemotiveerd waarom het niet kan worden aanvaard als een geldig identiteitsdocument, mist dan ook feitelijke grondslag. Bovendien dient  erop te worden gewezen dat in casu niet dienstig kan worden verwezen naar de rechtspraak van de Raad. Los van de vraag of het in casu een vergelijkbaar geval betrof, benadrukt de Raad dat deze uitspraken geen bindende precedentswaarde hebben (cf. RvS 16 december 2009, nr. 198.981). De Raad dient dan ook niet in te gaan op de door verzoekende partij aangehaalde rechtspraak.
Aangaande de verwijzing naar het arrest nr. 193/2009 van het Grondwettelijk Hof, waarbij de verzoekende partij nog benadrukt dat haar identiteitsgegevens en nationaliteit uit het administratief dossier blijken, dat het zorgvuldigheidsbeginsel werd geschonden doordat de gemachtigde het administratief dossier niet grondig heeft onderzocht in die zin en dat het in casu wel degelijk mogelijk is om haar identiteit en nationaliteit vast te stellen zonder andere documenten te voegen, stelt de Raad vast dat het Grondwettelijk Hof zich in dit arrest niet heeft uitgesproken over de ontvankelijkheidsvoorwaarden opgenomen in artikel 9bis van de Vreemdelingenwet. Het uitgangspunt van voormeld arrest vormt de vaststelling dat de artikelen 9ter en 48/4 van de Vreemdelingenwet samen de omzetting vormen in Belgisch recht van artikel 15 van de Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 “inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming”. Artikel 9bis van de Vreemdelingenwet vormt geen omzetting van de voormelde Richtlijn 2004/83/EG en heeft geen uitstaans met de subsidiaire bescherming en dus mist de verwijzing naar het arrest nr. 193/2009 van 26 november 2009 van het Grondwettelijk Hof juridische grondslag. De argumentatie aangebracht in het licht van voormeld arrest, is bijgevolg niet dienstig.
(…)
De vraag stelt zich derhalve of een geboorteakte als een identiteitsdocument kan worden beschouwd en of door het voorleggen van een geboorteakte een vreemdeling zijn identiteit op afdoende wijze “aantoont”.
Uit artikel 57 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat een geboorteakte bepaalde gegevens bevat, zoals de naam en voornaam van het kind wiens geboorte wordt aangegeven. Enkel indien de houder van een geboorteakte in het bezit is van een identiteitskaart, paspoort of daarmee gelijkgestelde reistitel met overeenstemmende identiteitsgegevens wordt echter aangetoond dat de drager van de geboorteakte diegene is wiens gegevens vermeld worden op de geboorteakte.
De Raad oordeelt bijgevolg dat aan een geboorteakte niet dezelfde bewijswaarde kan worden toegeschreven als aan een internationaal erkend paspoort of een gelijkgestelde reistitel, of een nationale identiteitskaart. Hoewel een geboorteakte bepaalde gegevens kan verschaffen, net zoals een identiteitskaart, toont deze niet aan dat de drager van het document de persoon is die wordt omschreven in het document wegens het gebrek aan een foto die de fysieke band kan vaststellen. De loutere voorlegging van een geboorteakte laat niet toe om dit document te vereenzelvigen met de persoon op wie het betrekking heeft, in casu de verzoekende partij. (RvS 4 februari 2016, nr. 11.788, (c))
De Raad is dan ook van oordeel dat in de bestreden beslissing op een niet kennelijk onredelijke noch onzorgvuldige wijze, noch in strijd met artikel 9bis van de Vreemdelingenwet wordt geoordeeld dat de door verzoekende partij bij haar aanvraag, vermeld in punt 1.3., gevoegde geboorteakte niet kan worden aanvaard als een identiteitsdocument in de zin van deze bepaling. Voorts blijkt uit de bestreden beslissing dat de gemachtigde ook op duidelijke en uitdrukkelijke wijze uitlegt waarom de geboorteakte niet wordt aanvaard als zijnde een identiteitsdocument.
Bij gebreke aan een identiteitsdocument is de identiteit van de verzoekende partij onzeker en dient de aanvraag, conform artikel 9bis van de Vreemdelingenwet, onontvankelijk te worden verklaard.