Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 198.821 - 29-01-2018

Samenvatting

Het staat niet ter discussie dat een door verweerder aangestelde ambtenaar-geneesheer heeft geoordeeld dat de door verzoekster aangevoerde medische problematiek kennelijk niet kan worden beschouwd als een ziekte zoals bedoeld in artikel 9ter, § 1, eerste lid van de Vreemdelingenwet. Verzoekster houdt evenwel voor dat deze arts haar hoge leeftijd, haar familiale situatie, het feit dat zij niet zelfstandig kan wonen en functioneren en dat zij mantelzorg behoeft niet in aanmerking heeft genomen. De Raad kan inzake deze grief slechts opmerken dat de door verweerder aangestelde controlearts, gelet op de bewoordingen van artikel 9ter, § 1, eerste lid van de Vreemdelingenwet, slechts dient na te gaan of verzoekster kan reizen zonder dat haar leven of fysieke integriteit in het gedrang komt en of zij ingevolge het ontbreken van een adequate behandeling voor de aangevoerde medische problematiek in haar land van herkomst in een situatie dreigt terecht te komen die als onmenselijk en vernederend dient te worden beschouwd. De door verweerder aangestelde controlearts heeft in zijn advies duidelijk aangegeven geen tegenaanwijzingen voor een terugkeer van verzoekster naar haar land van herkomst te zien en deze arts heeft ook uitdrukkelijk gesteld dat er geen reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling bestaat wanneer er inzake de aangevoerde medische problematiek geen adequate medische zorgen zouden voorhanden zijn in verzoeksters land van herkomst. Hij heeft ter onderbouwing van zijn standpunt geduid dat verzoekster verwijst naar een medische problematiek – een deformatie van de rechterheupkop – die reeds meer dan tien jaar bestaat en die geen dringende maatregelen vereist. Verzoekster toont met haar betoog niet aan dat de controlearts, die expliciet verwijst naar alle aangebrachte medische stukken, enig relevant gegeven buiten beschouwing heeft gelaten. Er dient in dit verband te worden gesteld dat in artikel 9ter van de Vreemdelingenwet niet kan worden gelezen dat een verblijfsmachtiging om medische redenen kan worden toegestaan indien de aanvrager aangeeft dat hij omwille van zijn leeftijd en gezondheidstoestand niet langer zelfstandig kan wonen in zijn land van herkomst en mantelzorg behoeft en daarom prefereert bij verwanten in het Rijk te verblijven. Hierbij dient te worden benadrukt dat mantelzorg – dit is de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door naasten: familieleden, vrienden, kennissen en buren – geen medische “behandeling”, in de zin van artikel 9ter, § 1, eerste lid van de Vreemdelingenwet, is.