Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 196.013 - 30-11-2017

Samenvatting

Waar verweerder kan worden gevolgd in de stelling dat elke asielaanvraag individueel en op eigen merites moet worden beoordeeld, en dit ten aanzien van het land waarvan de asielzoeker de nationaliteit heeft, alsmede waar verweerder aanstipt dat verzoekster de Ethiopische nationaliteit heeft, staat dit er verder niet aan in de weg dat in hoofde van verzoeker moet worden getoetst of hij op basis van zijn profiel bij een terugkeer naar zijn land en regio van herkomst een vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt. Hoewel verzoeksters asielaanvraag gelet op haar nationaliteit dient te worden beoordeeld ten aanzien van Ethiopië, mag bij de beoordeling van de asielaanvraag van verzoeker geen abstractie worden gemaakt van diens huwelijk met of het bestaan van verzoekster. Aldus dient in hoofde van verzoeker te worden getoetst of deze in Bagdad dreigt te worden vervolgd of ernstige schade dreigt te ondervinden als soenniet, die Irak met uitzondering van een korte periode om zijn reis te regelen reeds decennialang heeft verlaten en die in tussentijd gehuwd is met een Afrikaanse vrouw dewelke, hetgeen door verweerder tot op heden an sich niet wordt betwist, bekeerd is tot
orthodox christen.
 
Uit de stukken van het dossier blijkt dat verzoeker omtrent het voorgaande niet verder werd bevraagd. Verder blijkt nergens uit het dossier of de bestreden beslissing dat verweerder dit alles zou hebben afgetoetst aan de situatie in verzoekers land en regio van herkomst. Evenmin is in het onderhavige dossier de nodige informatie voorhanden teneinde na te kunnen gaan welk risico verzoeker, als soenniet die zijn land reeds lang verlaten heeft en die gehuwd is met een Ethiopische orthodox christelijke vrouw, zou lopen bij een terugkeer naar zijn land en regio van herkomst.
 
Gezien de RvV de nodige onderzoeksbevoegdheid ontbeert, ontbreekt het de Raad derhalve aan essentiële elementen om te komen tot de in artikel 39/2, § 1, tweede lid, 1° van de Vreemdelingenwet bedoelde bevestiging of hervorming zonder aanvullende onderzoeksmaatregelen te moeten bevelen. Bijgevolg dient de bestreden beslissing ten aanzien van verzoeker overeenkomstig artikel 39/2, § 1, tweede lid, 2° van de Vreemdelingenwet te worden vernietigd.
 
Gezien de huwelijksband tussen verzoekende partijen, de hoger uiteengezette band van verknochtheid tussen de voorliggende zaken en het feit dat er in de bestreden beslissing ten aanzien van verzoekster wordt verwezen naar de bestreden beslissing ten aanzien van verzoeker, komt het, met het oog op een goede rechtsbedeling, bijgevolg gepast voor om ook de bestreden beslissing ten aanzien van verzoekster te vernietigen.