Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 194.668 - 7-11-2017

Samenvatting

Het verzoekschrift betoogt voorts dat de Madhibaan-origine van verzoekers broer M.H.Y. volledig werd erkend en aanvaard door verwerende partij en dat verzoeker tot dezelfde clan als zijn broer behoort en aldus zijn Madhibaan-origine eveneens dient te worden erkend. Op basis van de door verzoeker neergelegde documenten, de erkenning van verzoekers broer als vluchteling en het gehoorverslag in het kader van verzoekers broers asielprocedure kan de Raad vaststellen dat verzoekers broer inderdaad de vluchtelingenstatus werd toegekend. Gezien deze beslissing niet
gemotiveerd wordt, kan de Raad niet nagaan op grond waarvan verzoekers broer als vluchteling erkend werd. De Raad kan slechts vaststellen dat verzoekers broer tijdens zijn gehoor bij het CGVS op 2 september 2010 verklaard had tot de Madhibaan-clan te behoren en Dhoobeeley, Somalië te zijn ontvlucht omwille van de problemen die voortvloeiden uit zijn huwelijk met een vrouw die tot een meerderheidsclan (Ogaden) behoorde. De beslissing tot erkenning van de hoedanigheid van vluchteling van 15 september 2010 vermeldde het volgende: “Na een grondige beoordeling van de motieven van uw asielaanvraag beslis ik u de hoedanigheid van vluchteling toe te kennen.”
 
Uit de lezing van het CGVS-verhoor van 2 september 2010 van verzoekers broer blijkt dat zijn broer amper ondervraagd werd over de Madhibaan en dat zijn verklaringen over deze clan niet veel verder reiken dan deze van verzoeker terwijl hij duidelijk beter bekend is met de Ogadan. Er kan dan ook niet eenduidig worden vastgesteld dat dit de reden is waarop hij de vluchtelingenstatus werd toegekend. De Raad kan aldus evenmin nagaan of de asielaanvraag van verzoeker - gezien zijn minderjarige leeftijd – enige andere verbanden heeft met de asielaanvraag van zijn meerderjarige broer, gronden waarop de erkenning als vluchteling van zijn broer zijn gesteund. Dit kan evenmin blijken uit het CGVS-verhoor van verzoeker.