Rechtbank van eerste aanleg Brugge - 14/1508/B - 23-11-2015

Samenvatting

Verzoeker stelt een vordering in via eenzijdig verzoekschrift om erkend te worden als staatloze in de zin van artikel 1 van het Verdrag van New York 1954 betreffende de Status van Staatlozen. Verzoeker is van Palestijnse origine, geboren in een Palestijns vluchtelingenkamp in Libanon en stelt krachtens de wetgeving van geen enkele staat als onderdaan van een staat beschouwd te kunnen worden. Bovendien stelt verzoeker dat hij niet onder de uitzonderingen valt zoals opgesomd in de artikelen 1.2 van het Verdrag van New York 1954 betreffende de Status van Staatlozen.
 
Het OM geeft een negatief advies, omdat verzoeker niet aantoont dat hij geen Palestijns Staatsburger is en dat Palestina als staat onbestaande zou zijn. De rechtbank benadrukt dat België de Palestijnse Staat nog niet als dusdanig erkend heeft en dat verzoeker zich in werkelijkheid niet kan beroepen op een hoedanigheid van onderdaan van Palestina.
 
De rechtbank stelt vast dat verzoeker op heden geen enkele nationaliteit bezit en dat hij de nationaliteit niet kan verkrijgen van enig land waarmee hij een aanknoping heeft. Tevens blijkt nergens dat betrokkene onder de uitzonderingen valt van art. 1.2 van het Verdrag.
 
Zoals bevestigd door het Hof van Cassatie op 22 januari 2009, geniet een Palestijn geen bescherming en bijstand meer van de UNRWA zodra de betrokkene de zone in het Midden-Oosten waar de UNRWA haar opdracht uitvoert heeft verlaten; het feit dat betrokkene enkel tijdelijk verblijft in een staat die niet tot de opdrachtzone van de UNRWA behoort, verandert daar niets aan.