Arbeidshof Brussel - 46496 - 13-09-2006

Samenvatting

Het feit dat de Koning, zoals hem wordt toegestaan door de wet van 26 mei 2002, een werkelijke verblijfplaats in België definieert als onder meer een verblijf dat moet gemachtigd zijn, vormt op zich geen bijkomende voorwaarde die wordt toegevoegd aan de wet. Bovendien is de definitie in het K.B. van 11 juli 2002 in overeenstemming met artikel 23 van het Staatlozenverdrag van 28 september 1954, goedgekeurd door de wet van 12 mei 1960. De verweerder wordt evenmin belet door redenen onafhankelijk van zijn wil om een gevolg te geven aan het bevel om het grondgebied te verlaten, aangezien niets erop wijst dat de overheid van zijn herkomstland hem reisdocumenten weigert en het anderzijds zijn eigen keuze is geweest om het statuut van staatloze aan te vragen en zodanig een einde te maken aan zijn band met zijn land van herkomst.