Arbeidsrechtbank Charleroi - 22/65/K - 29-12-2022

Samenvatting

In februari 2021 diende een Afghaanse man een verzoek om internationale bescherming in. Sinds september 2021 werkt hij halftijds met een contract van onbepaalde duur. Sinds 14 november 2022 trad een nieuwe instructie van Fedasil in werking, die een praktische uitwerking gaf aan de regelgeving over de verplichte of vrijwillige opheffing van de code 207 van werkende VIB. Daarom hief Fedasil op 23 november 2022 de verplichte plaats van inschrijving code 207 op. Volgens deze beslissing moest de man het opvangcentrum verlaten voor 25 december 2022. Dit werd nadien verlengd tot 9 januari 2023. Tegen deze beslissing diende de man een eenzijdig verzoekschrift in bij de arbeidsrechtbank van Charleroi.
Artikel 13 van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (Opvangwet) laat Fedasil toe om de opvang op te schorten in welomlijnde situaties. Artikel 35/1 Opvangwet verduidelijkt de mogelijkheid tot opschorting als een opvanggerechtigde over professionele inkomsten beschikt. Het Koninklijk Besluit (KB) van 12 januari 2011 “betreffende de toekenning van materiële hulp aan asielzoekers die beroepsinkomsten hebben uit een activiteit als werknemer” werkt deze bepaling verder uit. Artikel 9 van dit KB verduidelijkt de situatie waarin Fedasil de opvang kan opschorten.
De werkende verzoeker om IB moet aan twee criteria voldoen om in aanmerking te komen voor een opschorting:

Hij beschikt over een van volgende arbeidsovereenkomsten:


o Bepaalde duur met een duur van minstens zes maanden
o Onbepaalde duur waarvan de proefperiode verstreken is
o Arbeidsovereenkomst voor een welbepaald werk waarvan de duur op minstens 6 maanden geraamd is 


Hij ontvangt een netto maandloon dat hoger is dan het leefloon dat hij zou kunnen krijgen.

De beslissing bevat een standaard motivering die alleen verwijst naar artikel 9 van het KB van 12 januari 2011. Bijgevolg komt Fedasil de verplichting om de beslissing individueel te motiveren niet na. De opheffing is niet in overeenstemming met de motiveringsplicht die voortvloeit uit de Wet Motivering Bestuurshandelingen. Daarnaast is deze beslissing niet gegrond. Uit de voorgelegde documenten blijkt dat de man in november €955,35 netto verdiende. Het leefloon voor een alleenstaande bedraagt op 1 december €1.183,94. De voorwaarden uit artikel 9 KB zijn dus niet voldaan.
De rechtbank schorst de opheffingbeslissing van Fedasil en beveelt Fedasil om de man in het opvangcentrum te laten verblijven tot er een uitspraak ten gronde volgt. Volgens de rechtbank bestaat er een risico dat Fedasil de beschikking niet vrijwillig zal respecteren. Aangezien het hier gaat over het recht op een menswaardig leven, is het veroorloofd om een dwangsom van €100 op te leggen.