Arbeidsrechtbank Brussel - 17489/09 - 14-09-2010

Samenvatting

Op 10 augustus 2009 deden de verzoekster en haar dochter een aanvraag voor dringende medische hulp. De rechtbank stelt echter vast dat de verschafte medische attesten enkel betrekking hebben op de dochter en niet op de moeder. Deze aanvraag was het voorwerp van een tussenvonnis van 31 mei 2010. Toen beperkte de rechtbank de aanvraag voor dringende medisch hulp tot het ten laste nemen van een of meerdere raadplegingen in Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola, een behandeling van de anomalie vastgesteld op 22 december 2009 en het geheel van voorbereidende onderzoeken die noodzakelijk zijn volgens een dokter. Op 8 mei 2010 heeft mevrouw onbetaalde facturen en aankoopbewijzen van farmaceutische producten overgemaakt aan het OCMW van Brussel. Hierbij verwijst mevrouw naar het tussenvonnis van 31 mei 2010. De rechtbank stelt echter vast dat de aankopen dateren van voor de beslissing. Mevrouw lijkt dus geanticipeerd te hebben op het vonnis van 31 mei 2010. Wat betreft de staat van behoeftigheid van mevrouw en haar dochter, stelde de rechtbank in het tussenvonnis dat mevrouw schulden heeft gemaakt voor zichzelf en haar dochter om essentiële kosten (energie en geneeskundige verzorging) te kunnen betalen en dat ze ook hulp in natura (kledij) kreeg aangeboden. De rechtbank stelt dat zij wegens haar onwettig verblijf geen arbeidskaart kan krijgen en niet op een wettige wijze aan in haar in noden kan voorzien. Mevrouw gaf toe inkomsten uit zwartwerk te hebben en schijnt hulp te krijgen van de familie. De organisatie Medimmigrant attesteert de kosten te hebben gedragen van een aantal onderzoeken. Mevrouw legt nog andere onbetaalde facturen voor geneeskundige zorgen voor, toont aan dat ze het risico loopt een stroombeperker te moeten installeren en om voor de vrederechter gedaagd te worden. De rechtbank besluit hieruit dat mevrouw in staat van behoeftigheid blijkt te zijn. De rechtbank veroordeelt OCMW Brussel definitief tot alle zorgen, farmaceutische en aanverwante kosten. De rechtbank veroordeelt op definitieve wijze het OCMW Brussel tot het ten laste nemen van de raadplegingen bij de dokter, de behandeling bij een NKO-arts, de hospitalisatie voor de twee opératies en de farmaceutische en aanverwante behandeling gedurende drie maanden. Mevrouw is in onwettig verblijf en haar aanvraag tot regularisatie op basis van artikel 9ter Vw. is ontvankelijk verklaard. De absolute medische onmogelijkheid om gevolg te geven aan een BGV vormt een uitzondering op de toepassing van artikel 57, § 2 OCWM-wet. In zo’n geval moet het OCMW instaan voor maatschappelijke bijstand tot aan het ogenblik dat de vreemdeling het bevel effectief kan uitvoeren. Dokter C. attesteert op 6 augustus 2009 dat de dochter in haar herkomstland Peru niet de nodige medische opvolging kan krijgen, dat de doorlopende nabijheid van de moeder is vereist omwille van haar jonge leeftijd en de medische onmogelijkheid van een terugkeer naar Peru. Uit een medisch certificaat van dokter V. van 23 september 2009 blijkt dat de dochter sinds 2006 aan een chronische aandoening leidt, dat het kind niet over sociale zekerheid kan beschikken in Peru zodat algemene geneeskundige verzorging niet toegankelijk voor haar is, dat een verplaatsing haar te zeer zou aangrijpen, gedurende een jaar en dat zij niet kan reizen. De dochter bevindt zich dus in een absolute onmogelijkheid om het land te verlaten. Volgens de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof gelezen in het licht van deze van het Hof van Cassatie heeft een vreemdeling in onwettig verblijf die omwille van overmacht het territorium niet kan verlaten, recht op maatschappelijke dienstverlening. De ernstige ziekte, die de overmacht rechtvaardigt, heeft niet alleen betrekking op de vreemdeling in onwettig verblijf maar ook op het kind dat met haar verblijft. Het is niet relevant of het kind zelf al dan niet in onwettig verblijf is. Mevrouw heeft dus recht op een maatschappelijke bijstand als zij en haar dochter geen menswaardig bestaan kunnen leiden. Het zou tegenstrijdig zijn om de staat van behoeftigheid te erkenning met betrekking tot de dringende medische hulp maar deze niet te onderkennen wat betreft de aanvraag tot maatschappelijke bijstand in de vorm van financiële steun. Het OCMW Brussel wordt veroordeeld tot het toekennen van dringende medische hulp aan mevrouw en haar dochter voor het ten laste nemen van een of meerdere raadplegingen in Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola, een behandeling van de anomalie vastgesteld op 22 december 2009 en het geheel van voorbereidende onderzoeken die noodzakelijk zijn volgens een dokter. OCWM wordt veroordeeld tot het verlenen van dringende medische hulp beperkt tot het ten laste nemen van de raadplegingen bij de dokter, de behandeling bij een NKO-arts, de hospitalisatie voor de twee operaties en de farmaceutische en aanverwante behandeling gedurende drie maanden. Het OCWM Brussel wordt veroordeeld tot het ten laste nemen van de uitstaande facturen met betrekking tot de hospitalisatie van haarzelf en haar dochter. OCMW Brussel wordt veroordeeld tot het ten laste nemen van de energieschulden die mevrouw heeft bij Electrabel.