Arbeidsrechtbank Brussel - 11/278/C - 30-12-2011

Samenvatting

Gezien de instructies op 6 april 2010 gegeven door Fedasil heeft een asielzoeker die erkend wordt als vluchteling twee maanden om de opvangstructuur van Fedasil te verlaten. Fedasil vroeg aan de verzoekster om de structuur te verlaten op 20 december 2011 en heeft haar aan deur gezet op 27 december 2011. Een vraag tot verlenging werd geweigerd. Gezien de gezondheidstoestand van de verzoekster is dit absoluut niet gerechtvaardigd. Het is tegen de menselijke waardigheid en artikel 3 EVRM om de verzoekster te verplichten om de opvangstructuur te verlaten. Anders, in de gevallen voorzien in de wet, waarbij opvang moet voorzien worden door het OCMW en niet door Fedasil, blijft deze laatste wel verantwoordelijk voor de continuïteit van de opvang. De wetgever heeft het “het principe van de continuïteit van de opvang” willen garanderen. Fedasil kreeg hierbij de taak om deze continuïteit te verzekeren tijdens de overgang van materiële hulp gegeven aan een asielzoeker tot aan de maatschappelijke dienstverlening door het OCMW. Ten gevolge van de incorrecte beslissing van Fedasil, kan de verzoekster niet genieten van een continuïteit van haar recht op opvang noch van haar recht op medische zorgen. Artikelen 14 en 23 Opvangwet 12 januari 2007 zijn niet gerespecteerd door Fedasil in de mate dat de verzoekster niet van haar rechten kan genieten en voor zover er geen overgangsmaatregel genomen is naar een bevoegd OCMW. De verzoekster kan gezien haar zeer precaire gezondheidstoestand, deze stappen zelf niet zetten. De dringendheid is voldoende aangetoond en strijdig met artikel 3 EVRM is zo manifest dat de tussenkomst van de rechter noodzakelijk is om een einde te maken aan de situatie. Het is noodzakelijk dat het bevel vergezeld gaat van een boete omdat anders het risico bestaat dat de opgelegde maatregel dode letter blijft. Fedasil wordt verplicht om in opvang te voorzien conform artikel 2, 6° Opvangwet, totdat een OCMW bevoegd is om haar financiële steun toe te kennen, op straffe van een boete van 500 euro per dag laattijdigheid.