Arbeidsrechtbank Ieper - 10/126/A, 10/127/A, 10/140/A, 10/191/A - 16-12-2011

Samenvatting

De eisende partijen kregen na een periode van tijdelijke regularisatie(s) op 28 juli 2009 een machtiging tot een verblijf van onbeperkte duur en werden tewerkgesteld via het OCWM. De stad Ieper werd opgedragen om de eisende partijen in te schrijven in het vreemdelingenregister, mits zij bewijs van identiteit en nationaliteit konden voorleggen. Daarop zette het OCMW de tewerkstelling van de eisende partijen stop, aangezien zij niet (direct) het gevraagde bewijs van identiteit en nationaliteit konden voorleggen. Uit de dossiers blijkt dat de verwerende partij en DVZ de eisende partijen kenden en dat er nooit twijfel heeft bestaan over hun identiteit noch over hun nationaliteit. Pas nadat de stad Ieper op 3 februari 2010 van DVZ een rechtzetting ontving werd overgegaan tot inschrijving van de eisende partijen in het vreemdelingenregister en werd de tewerkstelling van de eisende partijen opnieuw toegestaan. De eisende partijen verblijven sedert 1 augustus 2007 legaal op het Belgisch grondgebied. Hun regularisatie voor beperkte duur werd vervolgens verlengd tot 1 augustus 2008 en 1 augustus 2009. Het gaat niet om illegaal in het land verblijvende vreemdelingen, zodat hen het recht op maatschappelijke dienstverlening niet kan worden ontzegd. De vreemdeling die een regularisatieaanvraag heeft ingediend, wordt door de wet gemachtigd om op het grondgebied te verblijven. Zolang over zijn aanvraag niet werd beslist kan hij, wat de hem te verlenen steun betreft, niet beschouwd worden als een persoon die illegaal in het land verblijft, zodat hij volwaardige maatschappelijke dienstverlening dient te worden toegekend. Zelfs indien zou aangenomen worden dat een aanvraag tot regularisatie de juridische verblijfsstatus van de betrokken vreemdeling niet wijzigt en op zich geen verblijfsvergunning verleent voor diegene die illegaal op het grondgebied verblijft, moet in casu worden vastgesteld dat de eisende partijen weldegelijk over een verblijfsvergunning beschikten, meer bepaald sedert 1 augustus 2007 ingevolge hun regularisatie voor beperkte duur welke telkens werd verlengd. Over hun verlengingsaanvraag van 2 juni 2009 was nog geen beslissing genomen door DVZ omdat dit werd doorkruist door de beslissing van 28 juli 2009 tot onbeperkt verblijf. Het recht op maatschappelijke dienstverlening eindigt enkel in geval van negatieve beslissing van de regularisatieaanvraag, hetgeen hier niet het geval is. Het toekennen van een beperkte/onbeperkte regularisatie opent ontegensprekelijk rechten op volwaardige maatschappelijke dienstverlening. Door deze te koppelen aan een inschrijving in het vreemdelingenregister, legt de verwerende partij zelf een voorwaarde op zonder wettelijke basis. De eisende partijen hebben vanaf 2 augustus 2009 tot en met 3 februari 2010 (voor heel de betwiste periode) recht op maatschappelijke dienstverlening onder de vorm van financiële steun.