Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 42321/15 - 12-05-2020

Samenvatting

Op 12 mei 2020 veroordeelde het EHRM Hongarije omdat het een staatloze man ruim 15 jaar in onzekerheid heeft gelaten, met negatieve gevolgen voor de opbouw van zijn privéleven. Hoewel de man inmiddels een verblijfsvergunning heeft in Hongarije, oordeelde het EHRM dat artikel 8 EVRM werd geschonden. Het EHRM kende hem een morele schadevergoeding van 8.000 euro toe.
 
Feiten
 
De verzoeker, die van Somalische en Nigeriaanse afkomst is, kwam in 2002 in Hongarije aan. Nadat zijn asielaanvraag was afgewezen, bleef hij in Hongarije wonen zonder een wettig verblijf. De aanvrager kon niet worden teruggestuurd naar Somalië vanwege de aanhoudende burgeroorlog en de Nigeriaanse ambassade weigerde hem als burger te erkennen. De aanvrager vroeg de status van staatloze aan, die aanvankelijk werd geweigerd omdat de Hongaarse wet als voorwaarde stelde dat hij "rechtmatig in het land" moest verblijven. Deze voorwaarde werd later door het Grondwettelijk Hof onwettig verklaard en de aanvrager werd in oktober 2017 als staatloze erkend. De aanvrager klaagde bij het EHRM dat de uitdagingen om zijn status in de eerste vijftien jaar in Hongarije te regulariseren negatieve gevolgen hadden voor zijn privé- en gezinsleven, met inbegrip van zijn vermogen om toegang te krijgen tot gezondheidszorg en arbeidsmogelijkheden, en de mogelijkheid om te trouwen.
 
EHRM: staat voldeed niet aan positieve verplichting om te zorgen voor een doeltreffende en toegankelijke procedure
 
Het EHRM herhaalt eerst de beginselen uit zijn eerdere, baanbrekende uitspraak in de zaak Hoti tegen Kroatië (nr. 63311/14, §§ 119-123, 26 April 2018). Artikel 8 EVRM beschermt het recht om relaties te ontwikkelen en de sociale banden tussen een persoon en de gemeenschap waarin hij of zij leeft. Dit zijn belangrijke aspecten van het privéleven en de sociale identiteit van een persoon. Hoewel het EVRM niet kan worden geïnterpreteerd als een garantie voor een recht op verblijf of een bepaald type verblijfsvergunning, moeten de autoriteiten een oplossing bieden voor staatlozen om hun recht op een privé- en gezinsleven te kunnen uitoefenen.
 
Het EHRM benadrukte dat de verzoeker in de algemene onmogelijkheid was om zijn status in Hongarije te regulariseren, waardoor hij gedurende een periode van vijftien jaar geen normaal privéleven kon leiden.  Het EHRM wordt derhalve niet verzocht te onderzoeken of de verzoeker de status van staatloze had moeten krijgen (die uiteindelijk op 11 oktober 2017 werd toegekend), maar wel of hij een effectieve mogelijkheid had om zijn status te regulariseren, zodat hij een normaal privéleven in Hongarije kon leiden (zie, mutatis mutandis, Hoti, reeds aangehaald, § 131). In dit verband merkt het EHRM op dat verzoeker 15 jaar daadwerkelijk in Hongarije heeft gewoond zonder enige wettelijke status, terwijl hem fundamentele rechten op gezondheidszorg en werk zijn ontnomen.
 
Het EHRM benadrukt daarbij ook dat het voor de verzoeker praktisch onmogelijk was om als staatloze te worden erkend totdat het Grondwettelijk Hof besloot de vereiste van "rechtmatig verblijf" uit de wet te schrappen. In tegenstelling tot de beginselen die voortvloeien uit het VN-Verdrag van 1954 betreffende de status van staatlozen moest de aanvrager, een staatloze, in feite voldoen aan eisen waaraan hij op grond van zijn status niet kon voldoen (zie Hoti, reeds aangehaald, § 137).
 
Bijgevolg was het EHRM er niet van overtuigd dat de staat heeft voldaan aan zijn positieve verplichting om te zorgen voor een doeltreffende en toegankelijke procedure, of een combinatie van procedures, die de verzoeker in staat stelt zijn status te bepalen met inachtneming van zijn particuliere levensbelangen, hetgeen in strijd is met artikel 8 EVRM.