Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 5797/17 - 21-07-2022

Samenvatting

Het EHRM veroordeelt Italië voor een schending van artikel 3, 8 en 13 EVRM in een zaak rond de aankomst van niet-begeleide minderjarige asielzoekers in Italië en, hun plaatsing in een centrum voor migranten voor volwassenen en de daaropvolgende procedure voor leeftijdsbepaling. De verzoeker Ousainou Darboe krijgt 7.500 euro schadevergoeding toegekend. Aangezien de verblijfplaats van de andere verzoeker - Camara – niet langer gekend was, heeft het EHRM dit onderdeel van het verzoekschrift doorgehaald.
 
Het AIRE Centre, Vluchtelingenwerk Nederland, European Council on Refugees and Exiles (ECRE), en Défenseur des droits kwamen tussen in deze zaak.
 
Feiten: verzoekers die verklaren minderjarig te zijn bij aankomst als volwassene behandeld
 
Verzoekers, Ousainou Darboe, van Gambiaanse nationaliteit, en Moussa Camara, van Guinese nationaliteit, zouden in 1999 zijn geboren. Darboe woont in Padua (Italië). De heer Darboe is op 29 juni 2016 op Sicilië aangekomen aan boord van een geïmproviseerd bootje. Hij werd aanvankelijk ondergebracht in een centrum voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Drie maanden later werd hij overgebracht naar een opvangcentrum voor volwassenen in Cona en kreeg hij een zorgpas, waarop als geboortedatum 22 februari 1999 stond vermeld. Een maand later heeft een plaatselijke arts op verzoek van de prefectuur een medisch onderzoek verricht om zijn leeftijd vast te stellen. In het rapport staat dat zijn botleeftijd, vastgesteld aan de hand van röntgenfoto's van de linker pols en -hand volgens de methode Greulich en Pyle, overeenkomt met die van een achttienjarige man. Er werd geen foutmarge aangegeven. Verzoeker voerde aan dat zijn toestemming voor dit onderzoek niet was gevraagd en dat hij geen afschrift van het medisch rapport had gekregen. Hij werd niet in kennis gesteld van enig administratief of rechterlijk besluit betreffende zijn leeftijdsbepaling. Eenmaal in het opvangcentrum voor volwassenen te Cona, dienden de advocaten van verzoeker in januari 2017 een verzoek in om voor hem een voogd te benoemen. De verzoeker beschreef het opvangcentrum voor volwassenen in Cona als overbevolkt, en klaagde dat er geen behoorlijke gezondheidszorg was, geen psychologische hulp en geen toegang tot juridische informatie en bijstand.  Op 21 januari 2017 vroeg de verzoeker aan het EHRM om bij wijze van voorlopige maatregel te worden overgebracht naar een inrichting voor niet-begeleide minderjarigen. Op 14 februari 2017 heeft het EHRM artikel 39 toegepast en aan de regering gevraagd de verzoeker over te brengen naar een aangepast opvangcentrum. Op 18 februari 2017, na meer dan vier maanden in het Cona opvangcentrum, werd de verzoeker overgebracht naar het centrum voor minderjarigen "Villa Sarina-Aria" in Vedrana di Budrio (Bologna).
 
Schending artikel 8 EVRM: waarborgen tijdens leeftijdsprocedure niet toegepast
 
Het EHRM benadrukt het belang van leeftijdsbeoordelingsprocedures in de migratiecontext. De toepasselijkheid van de nationale, Europese en andere internationale wetgeving ter bescherming van de rechten van het kind begint op het moment dat iemand als kind wordt geïdentificeerd. Vaststellen of iemand minderjarig is, is dus de eerste stap om zijn of haar rechten te erkennen en alle nodige zorgregelingen te treffen. Indien een minderjarige ten onrechte als een volwassene wordt geïdentificeerd, kunnen immers ernstige maatregelen worden genomen die in strijd zijn met zijn of haar rechten.
 
Ten gronde stelt het EHRM dat het nodig is de zaak te benaderen vanuit het oogpunt van de positieve verplichting van de Staat uit hoofde van artikel 8 EVRM. In dit verband is het niet de taak van het EHRM om te speculeren over de vraag of verzoeker al dan niet minderjarig was ten tijde van zijn aankomst in Italië, dan wel of hij enig document had voorgelegd om zijn leeftijd te bewijzen. Hij had op enig moment na zijn aankomst verklaard minderjarig te zijn en er waren geen aanwijzingen dat zijn beweringen dat hij minderjarig was geweest, ongegrond of onredelijk waren geweest. De vraag was veeleer of de nationale autoriteiten de procedurele rechten hadden gewaarborgd die voortvloeien uit de status van verzoeker als niet-begeleide minderjarige die om internationale bescherming verzoekt.
 
Het EHRM verheugt zich erover dat de waarborgen die de EU en het internationale recht sinds de feiten hebben ingevoerd, verder gaan om een holistische en multidisciplinaire leeftijdsbeoordelingsprocedure te waarborgen. Echter, uit het nationale en internationale rechtskader dat ten tijde van de feiten van toepassing was, blijkt ook een algemene erkenning van de noodzaak van bijzondere bescherming van niet-begeleide minderjarige migranten. Dit omvatte de waarborgen van de aanwijzing van een wettelijke vertegenwoordiger of voogd, toegang tot een advocaat en geïnformeerde deelneming aan de procedure voor leeftijdsbepaling van de persoon wiens leeftijd in twijfel werd getrokken.
 
De nationale autoriteiten hadden nagelaten verzoeker onverwijld een wettelijke voogd of vertegenwoordiger ter beschikking te stellen. Hoewel hij na zijn aankomst mondeling te kennen had gegeven internationale bescherming te willen aanvragen, had hij pas meer dan zes maanden na zijn aankomst bij de nationale rechter om een voogd kunnen verzoeken. Dit verzuim had hem belet naar behoren en daadwerkelijk een asielverzoek in te dienen;
 
Het röntgenonderzoek van verzoekers pols was verricht zonder enige informatie over het soort leeftijdsonderzoek dat hij onderging en over de mogelijke gevolgen daarvan. Het desbetreffende medisch rapport, dat geen enkele foutmarge vermeldde, was hem niet betekend. Bovendien was er geen enkel rechterlijk besluit of administratieve maatregel genomen waarbij de meerderjarigheid van verzoeker werd vastgesteld, zodat hij geen beroep kon instellen;
 
Voorts is verzoeker niet in kennis gesteld van het resultaat van zijn bij de nationale rechter ingediende verzoek om een voogd aan te wijzen en zijn rechten als niet-begeleide minderjarige asielzoeker te erkennen.
 
In het algemeen hadden de Italiaanse autoriteiten het beginsel van het vermoeden van de minderjarigheid niet toegepast, dat een inherent element vormt van de bescherming van het recht op eerbiediging van het privéleven van een niet-begeleide vreemdeling die verklaart minderjarig te zijn. Hoewel het vaststellen van de leeftijd van een persoon een noodzakelijke stap kan zijn in geval van twijfel over zijn of haar minderjarigheid, impliceert dit beginsel dat de desbetreffende procedure gepaard moet gaan met voldoende procedurele waarborgen. Verzoeker heeft niet de minimale procedurele waarborgen genoten en zijn plaatsing in een opvangcentrum voor volwassenen gedurende meer dan vier maanden moet zijn recht op persoonlijke ontplooiing en op het aanknopen en ontwikkelen van relaties met anderen hebben aangetast. Dit had kunnen worden vermeden indien hij in een gespecialiseerd centrum of bij pleegouders was geplaatst - maatregelen die gunstiger zijn voor het belang van het kind.
 
Het EHRM oordeelt unaniem dat artikel 8 EVRM werd geschonden.
 
Schending artikel 3 EVRM: Omstandigheden in opvangcentrum voor volwassenen
 
Bij verzoekers aankomst was het opvangcentrum voor volwassenen overvol, was er onvoldoende personeel en was het moeilijk om toegang te krijgen tot medische zorg. Bovendien waren er een aantal omstandigheden die op zich problematisch waren in verband met de kwetsbaarheid van verzoeker: ondanks het feit dat hij had verklaard minderjarig te zijn, was verzoeker ondergebracht in een opvangcentrum voor volwassenen.  Toen hij daar eenmaal was, was hij onderworpen aan een procedure voor leeftijdsbepaling die in strijd was met artikel 8 EVRM; en vervolgens werd hij als een volwassene beschouwd en daar meer dan vier maanden vastgehouden. Het EHRM is zich bewust van het feit dat het betrokken opvangcentrum is omgebouwd van een voormalige militaire faciliteit om het hoofd te bieden aan de grote aankomst van mensen op de vlucht. Het aantal niet-begeleide minderjarigen dat in Italië aankwam, was in de periode waarin de feiten zich hadden voorgedaan, dramatisch toegenomen. De moeilijkheden die voortvloeien uit de toegenomen aankomst van migranten en asielzoekers in bepaalde staten vanaf de buitengrenzen van de EU, ontslaan de lidstaten van de Raad van Europa echter niet van hun verplichtingen uit hoofde van artikel 3, dat een absoluut karakter heeft.
 
Het EHRM oordeelt unaniem dat ook artikel 3 EVRM werd geschonden. Het EHRM oordeelt ook unaniem dat er een schending was van artikel 13 juncto de artikelen 3 en 8, aangezien er in het nationale recht geen effectieve beroepsmogelijkheden waren om de klachten van verzoeker in te dienen.