Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 76100/13 - 24-09-2015

Samenvatting

Op 24 september 2015 besliste het Hof dat de repatriëring van een man, die zijn straf in Frankrijk heeft uitgezeten voor de moord op een landgenoot, naar Algerije, niet strijdig is met 3 van het EVRM.  Hij zou zich immers in een ander deel van het land kunnen vestigen, en die op die manier kunnen ontkomen aan de wraakacties van de familie van het slachtoffer.
 
Feiten: wraak van de familie van het slachtoffer in Algerije na moord van landgenoot in Frankrijk
 
De verzoeker, een Algerijns onderdaan, is sinds 2003 in Frankrijk. In 2007 vluchtte hij naar België gevlucht nadat hij een landgenoot in Frankrijk vermoordde. Later wordt hij terug naar Frankrijk gestuurd op basis van een aanhoudingsbevel en wordt uiteindelijk tot 9 jaar cel door het Franse Hof van assisen veroordeeld. Hij dient een asielaanvraag aan in Frankrijk omdat hij represailles van de familie van het slachtoffer vreest bij terugkeer naar Algerije. De Franse asielinstanties (zowel de OFPRA, administratie, als de CNDA, beroepsinstantie) oordelen dat zijn terugkeer wel een risico op mishandeling door de familie van de vermoorde Algerijn vormt. Toch krijgt verzoeker geen bescherming. Hij wordt uitgesloten van het beschermingsstatuut omdat hijzelf een dreiging voor de openbare orde vormt. Bij de beoordeling van de legaliteit van het bevel om het grondgebied te verlaten, volgt de Franse administratieve rechtbank de mening van de asielinstanties niet. De rechtbank acht het risico op slechte behandeling door de familie van het slachtoffer niet aannemelijk genoeg. De verzoeker stapt dus naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Hij is van mening dat een terugkeer naar Algerije een schending van artikel 3 van het EVRM (verbod op foltering, onmenselijke en vernederende behandeling) zou uitmaken.
 
Interne vluchtalternatief bestaat: geen schending artikel 3 van het EVRM
 
Het Hof bevestigt dat artikel 3 van het EVRM kan toegepast worden als het gevaar uit private personen komt en niet van de overheid, op de dubbele voorwaarde dat het risico reëel is én dat de autoriteiten in het land van bestemming niet in staat zijn om een adequate bescherming aan te bieden.
De verzoeker beschikt over attesten van familieleden en kennissen die de wraakwil van de familie van het slachtoffer beschrijven. Die familie woont dichtbij de familie van de verzoeker. Terwijl de asielinstanties die attesten geloofwaardig vonden, lijkt het Hof de twijfels van de administratieve rechtbank te delen omdat ze zijn enkel door kennissen van de verzoeker zijn opgesteld. Maar dit is niet doorslaggevend. Het Hof herhaalt dat artikel 3 van het EVRM de staten niet belet om rekening te houden met een intern vluchtalternatief, als de betrokkene naar een andere regio kan reizen en wordt toegelaten om zich daar te vestigen zonder reëel risico op mishandeling te lopen. Het Hof heeft die redenering gevolgd ten opzichte van Afghanistan (arrest Husseini t. Zweden, 13 oktober 2011), Irak (arrest D.N.M. t. Zweden, 27 juni 2013) of Kongo (beslissing Ndabarishye Rugira t. Nederland, 17 februari 2015), waar het risico bestaat ten gevolge van de algemene veiligheidssituatie. Het Hof benadrukt dat zo’n vluchtalternatief nog relevanter kan zijn als het gevaar van privé groepen komt. 
Mocht het risico op represailles aangetoond worden, dan is het Hof nog niet overtuigd dat de verzoeker geen adequate bescherming van de Algerijnse overheid kan krijgen, des te meer als hij zich in een ander deel van het land zou vestigen. De familie van verzoeker woont in een wijk van Algiers (La Glacière) waar de criminaliteit hoog is en de politie weinig tussenkomt, aldus neergelegde persartikels. Op basis daarvan had de CNDA (Cour nationale du droit d’asile) beslist dat er geen adequate bescherming bestond en dat men redelijkerwijze niet mocht eisen dat verzoeker in een ander deel van het land kon gaan wonen, waar hij geen verankering heeft. Opmerkelijk is dat het Europees Hof hier ook een strengere aanpak dan de Franse asielinstantie heeft. Het Hof merkt dat de persartikels dateren van 4 en 6 jaar geleden. Bovendien, kan een alleenstaande man van 29 jaar zich vestigen in een zone waar hij geen familieleden heeft. Het gebrek aan verankering vormt dus, voor het Hof, geen obstakel voor een intern vluchtalternatief. Het Hof besluit dus dat er geen ernstige redenen bestaan om te geloven dat de verzoeker een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer naar Algerije. Het verzoek wordt onontvankelijk verklaard.