Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 22696/16 - 25-01-2018

Samenvatting

In deze zaak oordeelt het EHRM dat de detentie van drie Afghaanse asielzoekers in een hotspot op het Griekse eiland Chios in 2016 noch artikel 3 noch artikel 5§1 f) EVRM heeft geschonden. Het EHRM beslist echter wel dat de Griekse autoriteiten hun informatieplicht over de gronden voor detentie niet hebben nagekomen, en dus artikel 5§2 EVRM geschonden hebben.
 
Feiten : detentie van Afghaanse asielzoekers op het Griekse eiland Chios in het kader van de EU-Turkije verklaring
 
De drie Afghaanse verzoekers in deze zaak kwamen op 21 maart 2016 aan op het Griekse eiland Chios. Dit is de dag nadat de EU-Turkije verklaring in werking trad. Bij hun aankomst werden ze opgesloten in een hotspot (registratie- en identificatiecentrum) met het oog op gedwongen verwijdering naar Turkije. Een paar dagen later vroegen ze asiel aan. Een maand na hun aankomst werd hun uitwijzing geschorst voor de duur van de behandeling van hun asielaanvraag. Op dat moment mochten ze vrij bewegen maar moesten ze in het centrum overnachten en mochten ze het eiland niet verlaten.
 
De verzoekers beweren dat hun detentie niet regelmatig was (artikel 5 van het EVRM) en dat hun detentieomstandigheden artikel 3 van het EVRM schendt (verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling).     
 
Procedure: het EHRM aanvaardt een volmacht van de cliënt aan zijn advocaat via WhatsApp wanneer nadien bevestigd door een ondertekend document
 
De advocaat heeft in deze zaak zijn cliënten nooit ontmoet en had oorspronkelijk geen ondertekend document om de volmacht te bewijzen. Dit was volgens hem niet mogelijk omdat de post in het opvangcentrum van Chios niet verdeeld werd onder de bewoners. Hij had echter een duidelijk en positief antwoord van zijn cliënten ontvangen via WhatsApp op de vraag of hij een verzoekschrift bij het EHRM namens hen kon indienen. Dit werd nadien bevestigd door een ondertekend document. In die omstandigheden verwerpt het EHRM de exceptie ingeroepen door de Griekse regering en oordeelt het dat de volmacht van de advocaat regelmatig is.  
 
Procedure: verzoekers mochten rechtsreeks naar het EHRM stappen door het gebrek aan juridische bijstand op Chios
 
De drie asielzoekers hebben geen beroep ingediend tegen hun detentie bij de Griekse rechtbanken maar hebben zich rechtsreeks tot het EHRM gericht. Volgens de Griekse regering is hun verzoekschrift onontvankelijk omdat de interne rechtsmiddelen niet uitgeput zijn. Het EHRM gaat daar niet in mee. De Europese rechters herhalen dat de interne beroepen daadwerkelijk en toegankelijk moeten zijn en dat de bewijslast berust op de Staat die de exceptie inroept. Dit was hier niet het geval. Uit betrouwbare bronnen (UNHCR, Hellenic Refugee Council, HRW), blijkt dat enkel 1 of 2 advocaten in het centrum aanwezig waren voor meer dan 1000 personen. Het EHRM merkt ook op dat de informatiebrochures niet voldoende begrijpelijk waren voor vreemdelingen zonder juridische kennis. In die omstandigheden mochten de verzoekers rechtsreeks naar het EHRM stappen.
 
Geen schending artikel 5 §1 EVRM: detentie was niet willekeurig
 
Het EHRM stelt vast dat één maand na de aankomst van de verzoekers het detentiecentrum half-open is geworden. Uit een beslissing van de Griekse politie blijkt dat zij vrij mochten bewegen maar in het centrum moesten overnachten en het eiland Chios niet mochten verlaten. Volgens het EHRM is er vanaf dat moment geen sprake meer van vrijheidsberoving in de zin van artikel 5 EVRM maar enkel van beperkingen van hun vrijheid op vrij verkeer in de zin van artikel 2 van het Protocol 4. Artikel 5 EVRM is dus enkel van toepassing op de eerste periode van één maand toen ze het centrum niet mochten verlaten. Het EHRM is van oordeel dat de duur van de opsluiting niet onredelijk was en gerechtvaardigd met het oog op hun identificatie, het voorkomen van irregulier verblijf in Griekenland en hun eventuele uitwijzing naar Turkije in het kader van de EU-Turkije verklaring. Het EHRM concludeert op dat vlak dat de detentie niet onregelmatig was op basis van artikel 5 § 1 f) EVRM.  
 
Schending van artikel 5 §2 EVRM: geen begrijpelijke informatie over de redenen van de detentie
 
Verzoekers betwisten dat ze de informatiebrochure over de redenen van hun detentie gekregen hebben. Volgens het EHRM zijn deze brochures - als ze dan al effectief verspreid werden – te vaag en met te technische taal opgesteld om het doel van artikel 5§2 te bereiken, met name adequate en begrijpelijke informatie geven over de redenen van de detentie zodat de betrokkene een eventueel beroep kan indienen. Volgens het EHRM zijn de volgende formuleringen, die op de brochure stonden, niet simpel en begrijpelijk genoeg: “bezwaren formuleren over de beslissing betreffende de uitwijzing binnen een termijn van 48 uren”, “een beroep indienen tegen de uitwijzingsbeslissing binnen een termijn van 5 dagen vanaf de betekening ervan bij de secretaris-generaal van de regio” en “bezwaren formuleren betreffende zijn detentie bij de voorzitter van de administratieve rechtbank”. Het EHRM concludeert dat artikel 5§2 EVRM is geschonden. Elke verzoeker krijgt 650 euro schadevergoeding.       
 
Geen schending artikel 3 EVRM : levensomstandigheden niet ernstig genoeg, rekening houdend met de context
 
De verzoekers klagen dat het Vial centrum op Chios overbevolkt was, dat het eten onvoldoende en slecht was, zodat hun levensomstandigheden gedurende de detentie als een vernederende behandeling kan beschouwd worden.
 
Het EHRM herhaalt het absoluut karakter van artikel 3 EVRM. De toegenomen aankomst van migranten stelt Staten niet vrij om die bepaling na te leven. Toch houdt het EHRM rekening met de moeilijke situatie die de Griekse autoriteiten toen moesten beheren. Het EHRM verwijst naar het arrest Khlaifia (GK, nr. o 16483/12, 15 december 2016) waarin ze beslist heeft dat de omstandigheden op Lampedusa artikel 3 niet geschonden hadden. Verschillende bronnen beschrijven gebrekkige medische zorgen en juridische bijstand, eten en drinkwater van slechte kwaliteit in het Vial centrum van Chios. Toch beslist het EHRM dat die problemen in casu de verzoekers niet getroffen hebben in de mate dat er sprake is van schending van artikel 3. Wat de overbevolking betreft merkt het EHRM op dat noch de verslagen van NGO’s noch de verzoekers een inschatting geven van het aantal beschikbare vierkante meters per bewoners in de containers van het centrum. Volgens het EHRM is artikel 3 EVRM dus niet geschonden.