Grondwettelijk Hof
79/2022
Nationaliteit - Verkrijging van de Belgische nationaliteit - Verkrijging door nationaliteitsverklaring - Voorwaarden - Bewijs van de maatschappelijke integratie - Onafgebroken tewerkstelling gedurende vijf jaar - Onderbreking door ouderschapsverlof - ouderschap is geen onderbreking van de tewerkstelling

In sommige gevallen kan je bij een nationaliteitsverklaring de maatschappelijke integratie of talenkennis bewijzen met vijf jaar onafgebroken tewerkstelling. In een arrest van 9 juni 2022 verduidelijkt het Grondwettelijk Hof (GwH) dat ouderschapsverlof een tewerkstelling niet onderbreekt. Het ouderschapsverlof als een onderbreking beschouwen zou volgens het Hof strijdig zijn met het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven.

 

Het parket Halle-Vilvoorde gaf een negatief advies op een nationaliteitsverklaring omdat er geen bewijs van maatschappelijke integratie zou voorliggen. De aanvrager wou dit bewijzen met vijf jaar onafgebroken tewerkstelling. Volgens het parket was er door enkele maanden ouderschapsverlof wel een onderbreking van die tewerkstelling.

 

De zaak kwam tot bij het Hof van Beroep van Brussel en deze rechtbank stelde hierover een vraag om verduidelijking aan het GwH.

 

Het GwH meent dat de interpretatie van het parket Halle-Vilvoorde strijdig is met de artikelen 22 en 22bis van de Grondwet (Gw), in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Artikel 22 Gw waarborgt, net als artikel 8 EVRM, het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven. Artikel 22bis, derde lid Gw waarborgt het recht van elk kind op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling bevorderen. Het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven is niet absoluut. Afbreuk aan dit recht mag er alleen zijn bij een dwingende maatschappelijke behoefte en als de maatregel evenredig is met het beoogde doel en voldoende precies is. De wetgever heeft een ruime beoordelingsmarge om de voorwaarden voor de Belgische nationaliteit te bepalen.

 

Het ouderschapsverlof is een maatregel die het gezinsleven bevordert en dus ook de ontwikkeling van het kind. Door het opnemen van ouderschapsverlof zo’n zware impact te laten hebben op het verkrijgen van de Belgische nationaliteit, toch in de interpretatie die het parket Halle-Vilvoorde er aan geeft, is er inmenging in het recht op eerbiediging van het gezinsleven. Aangezien vooral vrouwen voltijds ouderschap opnemen, kort na de geboorte van het kind, gelden die onevenredige gevolgen in het bijzonder voor vrouwen en zeer jonge kinderen, aldus het Hof.

 

De wetgever mag de Belgische nationaliteit voorbehouden aan personen die een daadwerkelijke band met de Belgische samenleving kunnen bewijzen. De wetgever mag ook een bewijs van maatschappelijke integratie vragen als bewijs van deze band. Ook een langdurige tewerkstelling aanvaarden als bewijs van integratie is mogelijk volgens het GwH. Maar het Hof ziet niet in hoe het opnemen van ouderschapsverlof in een voor de rest ononderbroken tewerkstelling zou betekenen dat de betrokkene niet voldoende maatschappelijk geïntegreerd is. Het Hof verwijst daarbij ook naar de vereiste van ononderbroken wettelijk verblijf. Daarbij vormen tijdelijke afwezigheden van maximum zes maanden die in het totaal niet meer dan één vijfde van de vereiste wettelijke verblijfstermijn mogen duren geen onderbreking van dat wettelijk verblijf. Het zou dan ook onredelijk zijn om enkele maanden ouderschapsverlof wél te beschouwen als problematisch voor het bewijs van maatschappelijke integratie. Ouderschapsverlofdagen zijn geen arbeidsdagen in de zin van artikel 1, §2, 7° van het Wetboek van de Belgische nationaliteit (WBN), aldus het GwH. Maar dat speelt volgens het GwH geen rol omdat er geen minimum aantal arbeidsdagen vereist wordt om te bepalen of de tewerkstelling onafgebroken was.

 

Het Hof besluit dat de inmenging in het recht op eerbiediging van het gezinsleven niet beantwoordt aan een dwingende maatschappelijke behoefte, en dat het opnemen van ouderschapsverlof als een onderbreking van ononderbroken tewerkstelling beschouwen, strijdig is met de artikels 22 en 22bis Gw in samenhang gelezen met artikel 8 EVRM. Het opnemen van ouderschapsverlof onderbreekt het onafgebroken karakter van de tewerkstelling dus niet.