Grondwettelijk Hof - 92/2013 - 19-06-2013

Samenvatting

Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het eerst aan het Hof toekomt uitspraak te doen over de grondwettigheid van het verschil in behandeling dat de in het geding zijnde bepaling zou maken tussen twee categorieën van kinderen: enerzijds, diegenen die, met toepassing van de Belgische wetskrachtige normen met betrekking tot de adoptie, geadopteerd zijn of het voorwerp uitmaken van een verzoek tot adoptie of van een adoptieakte en, anderzijds, de kinderen die, geboren uit een onbekende vader en verlaten door hun moeder, door een natuurlijke persoon ten laste zijn genomen met toepassing van de Marokkaanse wet nr. 15-01 “betreffende de tenlasteneming (de kafala) van verlaten kinderen”. Een “verlaten kind” is elk kind dat de volle leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt en dat zich in een van de volgende situaties bevindt:- geboren zijn uit onbekende ouders of uit een onbekende vader en een bekende moeder die het uit vrije wil heeft verlaten;- wees zijn of ouders hebben die onbekwaam zijn om in zijn behoeften te voorzien of die niet over wettige bestaansmiddelen beschikken;- ouders hebben die zich slecht gedragen en hun verantwoordelijkheid inzake bescherming en keuzevoorlichting teneinde het kind op het goede pad te leiden, niet opnemen, zoals wanneer dezen uit het wettelijke toezicht zijn ontzet of wanneer een van beiden, na het overlijden of de onbekwaamheid van de andere, van het rechte pad geraakt blijkt of zijn voormelde plicht ten aanzien van het kind niet vervult.De beslissing om die kafala toe te kennen aan de natuurlijke persoon die erom verzoekt omdat hij die wenst uit te oefenen, komt toe aan de “voogdijrechter”. De kafala verleent noch recht op afstamming, noch recht op erfopvolging. De rechterlijke beslissing met betrekking tot de toekenning van de kafala heeft verscheidene gevolgen. De natuurlijke persoon die instaat voor de kafala is belast met de uitvoering van de verplichtingen met betrekking tot het onderhoud en de bescherming van, en de hoede over, het ten laste genomen kind en ziet erop toe dat het in een gezonde sfeer wordt opgevoed, waarbij hij voorziet in zijn essentiële behoeften tot het de leeftijd van de wettelijke meerderjarigheid bereikt, overeenkomstig de wettelijke bepalingen waarin is voorzien in het Marokkaanse Wetboek van het persoonlijk statuut, met betrekking tot de hoede over en het onderhoud van de kinderen. Indien het ten laste genomen kind van het vrouwelijke geslacht is, dient haar onderhoud te worden voortgezet tot aan haar huwelijk, overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van het persoonlijk statuut met betrekking tot het onderhoud van het meisje. Indien het kind gehandicapt is of onbekwaam is om in zijn behoeften te voorzien, zijn de bepalingen van dat Wetboek met betrekking tot het onderhoud van de kinderen die onbekwaam zijn om in hun behoeften te voorzien van toepassing. De persoon die instaat voor de kafala geniet de vergoedingen en sociale toelagen die door de Staat, de openbare of private instellingen of de lagere overheden en de groeperingen ervan aan de ouders worden toegekend voor hun kinderen. Hij is ook burgerlijk aansprakelijk voor de daden van dat kind. De kafala eindigt wanneer het kind de leeftijd van de wettelijke meerderjarigheid bereikt, behalve indien het om een ongehuwd meisje of een gehandicapt kind gaat. Zij eindigt ook in geval van overlijden van het kind, van een van beide echtgenoten die instaan voor de tenlasteneming of van de vrouw die die tenlasteneming op zich neemt, of in geval van onbekwaamheid van die laatste of van gezamenlijke onbekwaamheid van de beide echtgenoten die instaan voor de kafala. Zij eindigt ten slotte indien het recht om daarvoor in te staan wordt vernietigd bij rechterlijke beschikking, wanneer de persoon die instaat voor de kafala zijn verplichtingen schendt of zich terugtrekt en wanneer het hoger belang van het kind het vereist. De ouders van het ten laste genomen kind of een van hen kunnen, nadat de redenen voor de verlating opgehouden hebben te bestaan, hun toezicht op het kind bij rechterlijke beslissing terugkrijgen. De tenlasteneming - of kafala - van een verlaten kind door een natuurlijke persoon, zoals zij bij de Marokkaanse wet is georganiseerd, onderscheidt zich dus duidelijk van de in de in het geding zijnde bepaling beoogde adoptie, die is geregeld in de artikelen 343 tot 368-8 van het Burgerlijk Wetboek. De adoptiepremie bedoeld in artikel 73quater Kinderbijslagwet heeft ten doel te beantwoorden aan de “specifieke noden van de gezinnen die geconfronteerd worden met bijkomende uitgaven naar aanleiding van het onthaal van een geadopteerd kind in hun gezin”. Het bedrag ervan komt overeen met dat van het kraamgeld voor een eerste kind (ibid.). De adoptiepremie, die is bestemd om de door de adoptant of zijn echtgenoot gemaakte onkosten te dekken, wordt aan die laatsten toegekend. Zij is bestemd om tegemoet te komen aan een gedeelte van de materiële noden van het kind of van de onkosten die zijn veroorzaakt door zijn opvang in het huishouden, maar zij vormt niet een eigen recht van het geadopteerde kind. Artikel 73quater Kinderbijslagwet bepaalt de voorwaarden waaronder een adoptant of zijn echtgenoot aanspraak kunnen maken op de toekenning van een adoptiepremie ten doel heeft een gedeelte van de bijkomende uitgaven die door dezen worden gedaan bij de opvang van een geadopteerd kind in hun gezin te financieren. De omstandigheid dat de natuurlijke persoon die, met toepassing van de Marokkaanse wet nr. 15-01, een kind dat geboren is uit een onbekende vader en door zijn moeder verlaten is ten laste neemt, geen aanspraak kan maken op de toekenning van die premie, doet geen afbreuk aan het recht van dat kind op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit, noch aan zijn recht zijn mening te uiten in alle aangelegenheden die het aangaan, noch aan zijn recht op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling bevorderen. De in het geding zijnde bepaling is niet onbestaanbaar met artikel 22bis van de Grondwet. Artikel 73quater Kinderbijslagwet voorziet niet in een adoptiepremie ten voordele van de natuurlijke persoon die, met toepassing van de Marokkaanse wet nr. 15-01, een kind ten laste neemt dat geboren is uit een onbekende vader en door zijn moeder verlaten is. De in het geding zijnde bepaling doet geen afbreuk aan het recht van dat kind om het voordeel te genieten van een andere vorm van zorg in de zin van artikel 20 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, zoals de bij die Marokkaanse wet georganiseerde kafala. Zij brengt evenmin het recht van dat kind op een bijzondere bijstand vanwege de Staten die partij zijn bij dat Verdrag in het gedrang. De in het geding zijnde bepaling schendt dus evenmin de verplichting van de Staat om die beide rechten voor het voormelde kind zonder enige discriminatie te waarborgen overeenkomstig artikel 2, lid 1, van hetzelfde Verdrag. Artikel 73quater Kinderbijslagwet heeft niet ten doel het statuut te regelen van de eigendom van een kind, noch a fortiori van de eigendom van een kind dat, geboren uit een onbekende vader en verlaten door zijn moeder, door een natuurlijke persoon ten laste is genomen met toepassing van de Marokkaanse wet nr. 15-01. Bovendien was de wetgever, wegens de verschillen tussen de adoptie zoals zij is georganiseerd door het Belgische burgerlijk recht en de instelling van de kafala zoals zij is georganiseerd door het Marokkaanse recht, niet ertoe gehouden aan de personen die een kind opvangen in het kader van een kafala de premie toe te kennen die hij heeft ingesteld ten voordele van de ouders die een kind adopteren met toepassing van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Overigens heeft de weigering een adoptiepremie toe te kennen bij de tenlasteneming van een kind in het kader van een kafala voor dat kind geen onevenredige gevolgen aangezien het, in zoverre het deel uitmaakt van het huishouden van de volwassenen die te zijnen aanzien voor de kafala instaan, recht geeft op kinderbijslag.