Grondwettelijk Hof
95/2008
Wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen - artikelen 4, 5, 6, 7, 26, 39, 42, 44, 53, 55, 58, 74 en 77 - art. 9ter Vreemdelingenwet - subsidiaire bescherming - verschil in behandeling - gerechtvaardigd - gezinshereniging - uitsluiting - kinderen uit een polygaam huwelijk - vernietiging - leeftijd van gehuwden en partners - evenredige maatregel - ouders van een als vluchteling erkende minderjarige - voorwaarden - vrijstelling voorwaarden beperkt in de tijd - vernietiging - voldoende huisvesting - bevoegdheid gewesten - geen inbreuk - controles -vermoedens van fraude of schijnsituaties - wettig doel - evenredig - interpretatie - subsidiaire bescherming - asielaanvraag - detentie - onderzoek van de verantwoordelijkheid van België voor de behandeling van de asielaanvraag - gevallen - duur - detentie tijdens de asielprocedure - meervoudige asielaanvragen - onderzoek - DVZ - CGVS - art. 52 Vreemdelingenwet - afwijzing asielaanvraag na summier onderzoek of op louter formele gronden - interpretatie - asielaanvraag van een EU-burger - niet inoverwegingname door de CGVS - verschil in behandeling - verantwoord - overgangsregeling - subsidiaire bescherming - nieuw element - interpretatie

De gezinshereniging van een polygaam kind met zijn verwekkers is verbonden aan hun afstammingsband. Het criterium van de omstandigheden van de geboorte van het kind en de huwelijkssituatie van zijn ouders is noch relevant ten aanzien van het doel van de bepaling noch ten aanzien van de doelstelling om de Belgische of Europese internationale openbare orde te vrijwaren, aangezien de betrokken kinderen geenszins verantwoordelijk zijn voor de huwelijkssituatie van hun ouders en de gezinshereniging, wat hen betreft, geen gevolg is van het huwelijk van laatstgenoemden maar wel degelijk een gevolg van de afstammingsband die hen verbindt met hun verwekker die zich in België heeft gevestigd of gemachtigd is er te verblijven. De vereiste dat het bewijs wordt geleverd dat de minderjarige vreemdeling beschikt over voldoende huisvesting en over een ziektekostenverzekering voert een verschil in behandeling in tussen minderjarige vreemdelingen aan wie de hoedanigheid van vluchteling is verleend, naargelang de aanvraag door hun ouders is ingediend vóór of na het verstrijken van een termijn van één jaar na de beslissing tot erkenning van die hoedanigheid. Ofschoon dat verschil berust op een objectief criterium, dient te worden aangenomen dat minderjarige vreemdelingen, alleen reeds op grond van hun handelingsonbekwaamheid, niet in staat zijn aan die vereiste te voldoen. De bestreden bepaling tast op onevenredige wijze het recht op gezinshereniging aan van de als vluchteling erkende minderjarigen op wie het van toepassing is.