Grondwettelijk Hof - 59/2009 - 25-03-2009

Samenvatting

Uit artikel 49 blijkt dat indien de vreemdeling het vereiste bewijs aangaande de bloed- of aanverwantschap overlegt, hij door het gemeentebestuur wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister en hij een aanvraag tot vestiging moet indienen. Uit het tweede lid van §2 blijkt dat het de minister of zijn gemachtigde is die beslist over de erkenning van het recht op vestiging. In het kader van (oud) artikel 44 Vreemdelingenbesluit kan de burgemeester enkel nagaan of de bewijzen inzake bloed- of aanverwantschap zijn neergelegd, ongeacht of deze met frauduleuze bedoelingen zijn bekomen. Zijn bevoegdheid is hiertoe beperkt. Overeenkomstig (oud) artikel 49 §2, derde lid Vreemdelingenbesluit is het de minister of zijn gemachtigde die oordelen of er bijkomend onderzoek moet verricht worden met betrekking tot de geldigheid van de documenten aangaande de bloed- of aanverwantschap. De verzoekende partij gaat er ten onrechte vanuit dat door de gemachtigde van de burgemeester een beslissing tot weigering van overschrijving van de huwelijksakte is genomen: de oorspronkelijk bestreden beslissing is genomen in het kader van (oud) artikel 44 Vreemdelingenbesluit, waarbij de burgemeester of zijn gemachtigde zich enkel dient uit te spreken over de omstandigheid of er al dan niet een ontvankelijke vestigingsaanvraag is ingediend. Deze beslissing doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand zoals bepaald in artikel 31 WIPR om te weigeren de huwelijksakte over te schrijven.