Grondwettelijk Hof - 88/2012 - 12-07-2012

Samenvatting

Artikel 39/68-1, § 4 bepaalt dat “collectieve verzoekschriften […] aanleiding [geven] tot het betalen van zoveel malen het recht als er […] bestreden beslissingen zijn”. Het komt vaak voor dat eenzelfde rechtssituatie waartegen een beroep wordt ingesteld, door verschillende onderscheiden en aanvullende akten in het leven is geroepen. Deze akten moeten alle in het verzoekschrift worden beoogd. Het is in die omstandigheden niet redelijk verantwoord dat éénzelfde persoon per bestreden beslissing een rolrecht moet betalen. Het ontradende gevolg van die maatregel kan dermate groot zijn dat het de betrokken vreemdelingen kan beletten hun rechten uit te oefenen. In artikel 39/68-1, § 4 Vreemdelingenwet, ingevoerd bij artikel 38 Wet 29 december 2010 houdende diverse bepalingen (II), dienen de woorden “en bestreden beslissingen” te worden vernietigd. Het bedrag van het rolrecht wordt, met toepassing van artikel 39/68-1, § 5, eerste lid Vw. “voorgeschoten” door de verzoekende partij. Het is niet verantwoord dat dit bedrag haar niet kan worden terugbetaald wanneer zij later aan de griffie de documenten kan toezenden die bewijzen dat zij recht heeft op het voordeel van de pro deo. De termijn van acht dagen om die documenten te bezorgen kan in sommige gevallen immers te kort zijn. Zo zou een vreemdeling die de pro deo geniet en die bijgevolg bij de wet wordt vrijgesteld van het betalen van het rolrecht, het toch moeten betalen. Het is immers niet verantwoord een belastingvrijstelling met betrekking tot de staat van onvermogen van de betrokken belastingplichtige te laten afhangen van de snelheid waarmee de personen en overheden die hem de vereiste documenten zullen moeten uitreiken, op zijn verzoek zullen antwoorden.Door te bepalen dat het verzoekschrift dat niet tijdig wordt geregulariseerd, wordt geacht in te houden dat de verzoeker afstand doet van zijn verzoek om de pro deo te genieten, brengt artikel 39/68-1, § 2, derde lid Vw. onevenredige gevolgen met zich mee voor de rechten van de belastingplichtige die recht heeft op de vrijstelling van het rolrecht. De woorden « of laattijdig » in artikel 39/68-1, § 2, derde lid, van de wet van 15 december 1980, ingevoerd bij artikel 38 van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen (II), dienen te worden vernietigd. De wetgever had volgens de verantwoording van het amendement dat aan de oorsprong van de bestreden beslissing ligt, het voornemen om artikel 39/73 Vw. in zijn totaliteit op het vernietigingscontentieux van toepassing te maken. De ministerraad bevestigt de interpretatie dat artikel 39/81 Vw. verwijst naar artikel 39/73 in zijn geheel en niet allen naar artikel 39/73, § 1. Een letterlijke interpretatie van het artikel doet een onverantwoord verschil in behandeling ontstaan tussen de verzoeker in het contentieux met volle rechtsmacht en de verzoekers in het vernietigingscontentieux. De mogelijkheid om een terechtzitting te vragen, wordt in die interpretatie enkel in het contentieux met volle rechtsmacht en niet in het vernietigingscontentieux toegekend. In artikel 39/81, eerste lid, tweede streepje Vreemdelingenwet, gewijzigd bij artikel 44, 1°, van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen (II) dient de vermelding «,§ 1» die na de vermelding « 39/73 » voorkomt, te worden vernietigd. Door de mogelijkheid om een repliekmemorie neer te leggen in het vernietigingscontentieux af te schaffen, maakt de wetgever een eenvoudigere en snellere procedure mogelijk. De maatregel doet echter ook aanzienlijk afbreuk aan de rechten van de verdediging. Een nuttige verdediging bij een betwisting van een bestuurshandeling houdt immers in dat de verzoeker kennis kan nemen van het administratieve dossier dat op hem betrekking heeft en ook van de juridische argumenten de tegenpartij uiteenzet als antwoord op de annulatiemiddelen. Zij houdt ook in dat de verzoeker op die argumenten kan repliceren. De mogelijkheid om mondeling te repliceren ter terechtzitting compenseert de aantasting van de in het geding zijnde rechten van de verdediging maar gedeeltelijk. De terechtzittingen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zijn schriftelijk en de partijen beperken zich ertoe «hun opmerkingen [voor te dragen]». De lange toelichtingen die vereist zijn bij de uiteenzetting van juridische en technische argumenten die complex kunnen blijken zijn doorgaan niet mogelijk. Bovendien maakt het ingevoerde artikel 39/73-1 Vreemdelingenwet het de magistraat mogelijk te beslissen dat geen terechtzitting zal worden gehouden in de zaken waarvoor hij het niet noodzakelijk acht dat de partijen hun opmerkingen nog mondeling uiteenzetten. Het is bijgevolg des te belangrijker dat de verzoekende partij schriftelijk kan repliceren, indien zij zulks nuttig acht, op de argumenten die de tegenpartij in haar nota uiteenzet.Het inquisitoriale karakter van de procedure bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen houdt in dat de rechter de onregelmatigheden van de akte waarvan de nietigverklaring wordt gevorderd, ambtshalve op kan werpen. Dit is ook niet van dien aard dat het de aantasting van de rechten van de verdediging van de verzoekende partij voldoende compenseert. De magistraat kan zich immers niet in de plaats van de verzoekende partij stellen in de repliek die zij zou willen geven op de door de tegenpartij uiteengezette argumenten. Ook de mogelijkheid voor elke persoon die het voorwerp van een administratieve beslissing uitmaakt, om zijn dossier op grond van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur te kunnen raadplegen, biedt geen voldoende tegengewicht voor de aantasting van de rechten van de verdediging. De bij die wetgeving ingevoerde procedures en termijnen zijn onverenigbaar met de termijn voor het indienen van het verzoekschrift tot nietigverklaring bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. In het beste geval biedt die wet de vreemdeling enkel de mogelijkheid om het dossier dat op hem betrekking heeft, te raadplegen vóór het indienen van zijn verzoekschrift tot nietigverklaring. Zij heeft voor hem geen enkel nut om te kunnen repliceren op de argumenten die door de tegenpartij worden uiteengezet. Deze zijn per definitie niet bekend vóór de verzoekende partij het beroep instelt.Het afschaffen van de mogelijkheid voor de verzoekers in het vernietigingscontentieux om een repliekmemorie neer te leggen nadat zij kennis hebben genomen van het administratieve dossier en van de argumenten die door de tegenpartij in haar nota zijn uiteengezet, doet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van de verdediging van die verzoekers. Het doel inzake versnelling en vereenvoudiging van de procedure zou bovendien voldoende kunnen worden verwezenlijkt zonder dezelfde aantasting van de grondrechten van de verzoekers met zich mee te brengen. Dit kan bijvoorbeeld ook door de verplichting om een repliekmemorie neer te leggen af te schaffen, maar, met inachtneming van een bepaalde termijn, de verzoekende partij de mogelijkheid te laten om een dergelijke memorie neer te leggen indien zij zulks nuttig acht. Artikel 44, 3° Wet Diverse Bepalingen (II) van 29 december 2010 dient te worden vernietigd.