Grondwettelijk Hof - 108/2012 - 9-08-2012

Samenvatting

Personen die zijn ingeschreven in het vreemdelingenregister hebben een band met België die de wetgever als minder sterk kon beschouwen dan de band van personen die in het bevolkingsregister zijn ingeschreven. Het is niet onredelijk dat de wetgever inspanningen en middelen met betrekking tot de zelfredzaamheid, de bijstand en de integratie van personen met een handicap voorbehoudt aan personen die verondersteld zijn definitief of op zijn minst voor een betekenisvolle duur in België gevestigd te zijn. Dat de twee minderjarige kinderen waarmee de persoon waarop het geschil betrekking heeft samenleeft, Belg zijn, verandert de beoordeling niet. Het is mogelijk dat die persoon in de toekomst zijn band met België nog zal versterken. Toch lijkt deze omstandigheid niet te volstaan om de niet-inschrijving in het bevolkingsregister nu reeds te kunnen compenseren. De gevolgen van het aangeklaagde verschil in behandeling zijn niet onevenredig. De betrokkene kan bij weigering van de tegemoetkoming aan personen met een handicap nog maatschappelijke dienstverlening verkrijgen waarbij met zijn handicap en zijn minderjarige kinderen rekening wordt gehouden.