Hof van beroep
Gent
2015/AR/1954
Staatloze – Palestijnse origine – art. 1 Verdrag van New York 1954 betreffende de Status van Staatlozen – erkenning als vluchteling sluit belang erkenning als staatloze niet uit – Palestijnse nationaliteit – Montevideo Conventie – internationaal gewoonterecht – bepaald grondgebied – niet-betwist grondgebied geen voorwaarde - permanente bevolking – regering – capaciteit om relaties aan te gaan met andere staten – gebrek aan officiële erkenning door België geen pijnpunt – Cass. 23 januari 2017 – gegrond - geen erkenning als staatloze

Het hof toetst de criteria van de Montevideo Conventie concreet inzake Palestina/de Palestijnse gebieden.

 

Dat Palestina een permanente bevolking heeft, staat vast en wordt door X overigens uitdrukkelijk erkend.

 

Verder heeft Palestina een bepaald grondgebied. Dat de grenzen hiervan betwist zijn en het grondgebied versnipperd is, doet hieraan geen afbreuk. Een niet-betwist grondgebied is geen noodzakelijke voorwaarde voor het staatsschap, zolang er maar zekerheid over bestaat dat de entiteit recht heeft op een zeker grondgebied, zoals in casu.

 

Palestina heeft ook een regering: de Palestijne Nationale Autoriteit. De beperkingen inzake de uitoefening van haar regeringsgezag door de Oslo Akkoorden (die de principes van het zelfbestuur vastleggen) en de de facto controle en/of bezetting door Israël, verandert hieraan niet. Een onafhankelijke regering wordt niet vereist.

 

Tot slot bezit Palestina de capaciteit om relaties aan te gaan met andere staten. Zo sloot Palestina reeds meerdere internationale akkoorden (zoals het Arab Charter on Human Rights en het UNESCO Cultural Heritage center) en bekwam het in 2012 de ‘permanent observer-status’ bij de VN.

 

In die optiek is het hof, in het onderzoek naar een mogelijke nationaliteitsband van X met Palestina, van oordeel dat Palestina als een staat moet worden beschouwd.

 

Dat een significant aantal staten, waaronder België, Palestina nog niet officieel/de iure heeft erkend, kan daarbij geen pijnpunt zijn (zie Cass. 23 januari 2017, inzake met AR nr. C.16.0250.N).