Hof van beroep Gent - 2014/EV/0052 - 28-01-2016

Samenvatting

Met de eerste rechter is het hof van oordeel dat, daar waar de weigeringsbeslissing uitgaat van het college van burgemeester en schepenen te Brugge, zij onwettig is, nu dergelijke beslissing toekomt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.
 
Anders dan de eerste rechter is het hof evenwel van oordeel dat niet afdoende is aangetoond dat de intentie van X en Y bij hun huwelijk kennelijk niet was gericht op het tot stand brengen van een duurzame levensgemeenschap. Het geheel van omstandigheden leert niet dat het huwelijk manifest is afgewend van zijn normale finaliteit en evenmin dat X en Y op het ogenblik van de voltrekking van het huwelijk nooit de bedoeling hadden om een duurzame levensgemeenschap tot stand te brengen.
 
Centraal bij de weigeringsbeslissing en in het beroepen vonnis staan (1) het eerdere (door een echtscheidingsuitspraak medio 2012 ontbonden) huwelijk van X met Z (van 25 maart 2009) dat als een schijnhuwelijk overkomt en (2) diverse tegenstrijdige verklaringen van X en Y inzonderheid omtrent (a) de startperiode van hun relatie en huwelijk en (b) bepaalde concrete punten van het verdere verloop.
 
Het geheel en de combinatie van de verschillende feitelijke omstandigheden, zoals zij thans blijken, leren evenwel dat het huwelijk wel degelijk was gericht op het tot stand brengen van een duurzame levensgemeenschap.
 
Het eerdere huwelijk van X met Z is nooit in rechte als een schijnhuwelijk bestempeld.
 
Daar waar diverse verklaringen van X en Y inderdaad vaag, verwarrend en/of tegenstrijdig overkomen, kan een en ander (zoals het tijdstip van de eerste kus, de eerste seksuele betrekkingen en bepaalde elementen van het huwelijk) bezwaarlijk worden uitvergroot. Het huwelijk is blijkens het overgelegde foto- en videomateriaal uitgebreid gevierd, niet alleen civiel maar evengoed godsdienstig. Familieleden, kennissen en vrienden getuigen positief omtrent de relatie van X en Y. X en Y hebben hun relatie intussen sinds korte tijd ook bestendigd met een eerste kind, terwijl Y bovendien zwanger blijkt van een tweede kind. X is sinds jaar en dag ingeburgerd en spreekt Nederlands, terwijl Y een inburgeringscursus volgt en de Nederlandse taal leert.
 
In die optiek heeft de eerste rechter onterecht besloten tot een schijnhuwelijk.
 
Het hoger beroep is gegrond, daar waar het, met hervorming van het beroepen vonnis en ingaande tegen de weigeringsbeslissing, strekt tot erkenning van het buitenlandse huwelijk van X en Y, zodat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad Brugge het moet inschrijven/overschrijven in zijn registers.