Hof van beroep Antwerpen - 2008/AR/2692 - 30-06-2009

Samenvatting

De feitelijke gegevens in de voorliggende zaak leveren gewichtige, bepaalde en overeenstemmende vermoedens op dat het huwelijk werd afgesloten enkel met het oog op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel, doch niet toe strekt een duurzame levensgemeenschap tot stand te brengen, zodat sprake is van een schijnhuwelijk in de zin van artikel 146bis BW. Artikel 27 WIPR voorziet in de mogelijkheid voor elke Belgische overheid om een buitenlandse authentieke akte niet te erkennen wanneer deze niet voldoet aan de geldigheidsvereisten en rekening houdend met de artikelen 18 en/of 21 WIPR. Als administratieve overheidsinstelling kan de Dienst Vreemdelingenzaken, wanneer zij oordeelt dat artikel 27, 1° WIPR van toepassing is, de geldigheid van een buitenlands huwelijk marginaal toetsen voorafgaand aan de beslissing om een visum af te leveren. Het karakter van de openbare orde van de bepalingen van de Vreemdelingenwet, in het bijzonder artikel 40 VW, levert een afdoende grond tot weigering van erkenning van de huwelijksakte en toekenning van het visum, conform artikel 21 WIPR. Het feit dat de akte werd erkend door de burgerlijke stand van een gemeente doet daar niets aan af binnen de bevoegdheid van de Dienst Vreemdelingenzaken. Er is dan ook geen schending van het recht op huwen, nu de ingeroepen verdragsbepalingen enkel het werkelijk huwelijk beogen te beschermen, doch niet het schijnhuwelijk.