Hof van beroep
Bergen
2009/RF/45
Minderjarige vreemdeling zonder wettig verblijf – lid van zwemclub – verbod van Koninklijke Belgische zwembond om deel te nemen aan wedstrijden wegens illegaal verblijf – kort geding – geen hoogdringendheid – beroep ongegrond – hoger beroep – hoogdringendheid bewezen – art. 10 Gw. – art. 2, 28, 29 en 31 Kinderrechtenverdrag – Belgische interpretatieve verklaring bij art. 2, lid 1 Kinderrechtenverdrag – art. 191 Gw. – Olympisch Handvest – art. 1 Internationaal Handvest voor Lichamelijke Opvoeding en Sport – rechtvaardiging - bescherming openbare orde – eerlijke concurrentie – geen rechtvaardiging – disproportionele en discriminerende maatregel – verplichte deelname wedstrijden onder dwangsom

Het Hof ziet niet in op welke manier de deelname van een minderjarige jongen, zelfs in onwettig verblijf, aan een nationale waterpolo wedstrijd de openbare orde of het evenwicht en de eerlijke concurrentie tussen de deelnemers zou kunnen verstoren. Het reglement van de Koninklijke Belgische zwembond, zoals door deze laatste geïnterpreteerd, maakt een discriminerend onderscheid tussen sportieve vreemdelingen in illegaal verblijf en andere sportievelingen. Geen enkel onderscheid wordt gemaakt al naargelang sportieve vreemdelingen in illegaal verblijf meerderjarig, dan wel minderjarig zijn, professioneel dan wel amateur zijn. Niettemin zijn dit essentieel verschillende situaties die specifieke maatregelen beogen, tenminste voor wat betreft minderjarigen. In die mate lijkt de maatregel disproportioneel te zijn met de ingeroepen rechtvaardigingsgrond.