Het staat vast dat de man de keuze gemaakt heeft om een echtscheidingsprocedure op te starten en geen procedure om het huwelijk nietig te laten verklaren. Nochtans was hij op dat ogenblik op de hoogte van de beslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand om de buitenlandse huwelijksakte niet over te schrijven in de registers op basis van de artikelen 18 en 21 WIPR. Eens de echtscheidingsprocedure opgestart werd had de vrouw het recht en het belang om dringende en voorlopige maatregelen te vragen aan de kort geding rechter. Zij heeft tevens bij eenzijdig verzoekschrift de erkenning gevraagd van het buitenlandse huwelijk. Deze procedure is nog steeds hangende. De tegenstrijdige verklaringen van de partijen laten geen prima-facie vaststelling van de nietigheid van het huwelijk toe. In afwachting van het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg over de erkenning van het huwelijk kan het hof niet anders dan vast te stellen dat de man zelf een echtscheidingsprocedure heeft opgestart en dat het daaropvolgende verzoek van de vrouw om dringende en voorlopige maatregelen niet van een manifest misbruik getuigt.