Hof van beroep Gent - 2008/AR/1232 - 5-02-2009

Samenvatting

Artikel 21.40 van de wet op het staatsburgerschap van de republiek Kazachstan bepaalt: "Het staatsburgerschap van de Republiek Kazachstan wordt verloren wanneer een Kazachs staatsburger, die zijn permanente verblijfplaats buiten de grenzen van Kazachstan heeft, zich niet heeft laten registreren bij een diplomatieke vertegenwoordIging gedurende drie jaar, zonder geldige reden". Artikel 7 van dezelfde wet bepaalt echter dat het verblijf in het buitenland van een Kazachs staatsburger niet automatisch leidt tot het verlies van het staatsburgerschap. Uitgangspunt is dat het Kazachs staatsburgerschap op grond van de grondwet (artikel 10) niet kan worden ontnomen. Het decreet van de President van de republiek Kazachstan n° 3120 van 27 september 1996 verduidelijkt voormeld artikel 21 van de wet op het staatsburgerschap. Volgens artikel 30 van dit decreet registreren de consulaten van Kazachstan het verlies van het staatsburgerschap. Het hoofd van het consulaat beoordeelt zelfstandig of de, betrokkene zich op grond van een geldige reden niet tijdig bij het consulaat heeft gemeld en indien dit niet het geval is, kan het hoofd van het consulaat het staatsburgerschap ontnemen. Artikel 31 van het decreet bepaalt evenwel dat de registratie van het verlies van het staatsburgerschap slechts kan gebeuren nadat de betrokkene op de hoogte is gesteld van de redenen en de basis voor zijn verlies. Nu appellant noch een attest van het consulaat overlegt waaruit blijkt dat hij niet meer als Kazachs staatsburger staat geregistreerd, noch een schrijven van het consulaat waaruit blijkt dat hij, conform artikel 31 van het decreet, op de hoogte werd gesteld van de redenen en de basis voor het verlies van het staatsburgerschap, faalt hij in zijn bewijslast. Het statuut van staatloze kan hem niet worden toegekend, aangezien vaststaat dat hij het Kazachse staatsburgerschap bezat en niet wordt aangetoond dat hij deze nationaliteit heeft verloren.