Hof van beroep Luik - 20121RF/243 - 13-02-2013

Samenvatting

Om uit te maken vanaf wanneer men houder is van een subjectief recht ten aanzien van de overheid, moet men nagaan of er een rechtsregel bestaat die de betrokkene de mogelijkheid geeft om een bepaald gedrag te eisen van de overheid. Het voorwerp van het beroep was de gedwongen uitwijzing te laten verbieden tot aan een definitieve uitspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen over de wettelijkheid van het bevel om het grondgebied te verlaten en zijn subjectief recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel zoals vastgelegd in artikel 13 EVRM te laten respecteren, temeer omdat de procedure van artikel 9ter Vw. enkel toegankelijk is voor wie in België verblijft. De eerste rechter had dus rechtsmacht.            De voorwaarde van dringendheid was voldaan voor de eerste rechter. De maatregel of de procedure van verwijdering kon immers op elk moment ten uitvoer worden gelegd, terwijl de geïntimeerde voluit zijn vernietigingsberoep voor de RvV wou uitoefenen. De rechter in kortgeding mag om zijn beslissing te rechtvaardigen, steunen op een recht van een van de partijen wanneer het bewijs van dat recht of op zijn minst een schijn van haar bestaan de voorwaarden creëert voor een afwezigheid van ernstige bezwaren. De beschikking is noch declaratoir, noch constitutief in rechte. De voorzitter kan alle gepaste maatregelen bevelen in functie van het juridische voorkomen. Volgens de rechtspraak van het EHRM moeten de hoven en rechtbanken nagaan of een verwijderingsbeslissing proportioneel is en of de overheid een belangenafweging heeft gedaan tussen de voordelen voor de overheid en de nadelen voor de vreemdeling. Het gaat er niet over of het bevel om het grondgebied te verlaten en de weigeringsbeslissing wettelijk zijn. Wel moet men nagaan of de uitvoering van de beslissingen niet raakt aan een recht erkend door het EHRM, nl. het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel. Het voordeel van artikel 9ter Vw. is slechts toegankelijk voor vreemdelingen die in België verblijven. Een uitwijzing ontneemt de geïntimeerde dus de normale uitoefening van zijn recht op verdediging. Na de vernietiging van de weigeringsbeslissing en van het bevel om het grondgebied te verlaten door de RvV moet de DVZ instructie geven aan de gemeente om de vreemdeling in het vreemdelingenregister in te schrijven en om hem een attest van immatriculatie (AI) af te leveren. De dringendheid staat vast. De geïntimeerde is ziek en het OCMW stelt een verblijfskaart als voorwaarde voor steun. De Belgische Staat wordt veroordeeld tot het geven van een instructie aan de bevoegde gemeente om een AI af te leveren binnen de 7 dagen na de betekening van het huidige arrest op straffe van een dwangsom van 250 euros per dag vertraging.