Hof van Cassatie - P.14.1415.F - 1-10-2014

Samenvatting

Uit de richtlijnen 2003/9/EG en 2005/85 van de Raad volgt dat wanneer een onderdaan van een derde land een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend na in bewaring te zijn genomen, gelet op artikel 15 van de richtlijn 2008/115, zijn vrijheidsbeneming alleen kan worden gehandhaafd wanneer ze objectief noodzakelijk blijkt om te vermijden dat de vreemdeling zich definitief aan zijn terugkeer zou onttrekken.
 
Het onderzoeksgerecht beoordeelt van geval tot geval het geheel van de hem ter onderzoek voorgelegde relevante omstandigheden. Daarbij kan het met name de gegevens in aanmerking nemen inherent aan het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven.
 
Volgens het arrest betwist de eiser noch het feit dat de verweerder samenwoont met een vrouw die hij zwanger heeft gemaakt, noch hun trouwplannen, noch de noodzaak voor de eiser om zijn zwaar zieke moeder bij te staan. De kamer van inbeschuldigingstelling, die vaststelt dat de titel van vrijheidsberoving verzuimt die omstandigheden te onderzoeken, die moeten beantwoorden aan artikel 8 EVRM, verantwoordt haar beslissing naar recht.