Hof van Cassatie - C.07.0583.F - 26-03-2009

Samenvatting

Noch uit art. 9, lid 3 Vw, noch uit enige andere bepaling volgt dat een aanvraag art. 9, lid 3 Vw niet ingediend kan worden door een vreemdeling wiens asielaanvraag werd afgewezen en aan wie een BGV betekend werd. Het arrest dat zegt dat de foutieve niet-uitvoering van bevelen om het grondgebied te verlaten, het huidige verzoek om de tenuitvoerlegging van die bevelen op te schorten, aantast en dat verzoekers geen daadwerkelijk rechtsmiddel hebben in het kader van de procedure art. 9, lid 3 Vw, noch zich kunnen beroepen op bepalingen van internationaal recht, en dat daaruit afleidt dat de rechter dergelijk aanvragen, ingediend op basis van art. 9, lid 3 Vw, niet inoverweging moet nemen, weigert een gevolg te geven aan die wettelijke bepaling wanneer de aanvraag werd ingediend door een persoon in onwettig verblijf en schendt bijgevolg die bepaling. De rechterlijke macht is bevoegd om elke onterechte aantasting van een subjectief recht door een administratieve overheid in de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid, te voorkomen of te herstellen. Ook de rechter in kort geding beschikt over die bevoegdheid, binnen de beperkingen voorzien in de wet.