Hof van Justitie - C-66/21 - 20-10-2022

Samenvatting

In de zaak O.T.E. t. Staatssecretaris van Justitie van Veiligheid heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: ‘het Hof’) op 20 oktober 2022 bij wijze van een prejudiciële beslissing de uitlegging verduidelijkt van artikel 6 van richtlijn 2004/81/EG betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie (hierna: ‘richtlijn 2004/81/EG’). In casu had een Nigeriaans onderdaan, O.T.E., asiel aangevraagd in Nederland na verschillende eerdere aanvragen in Italië. O.T.E. had verklaard slachtoffer te zijn van mensenhandel. De verwijzende rechter vroeg om uitlegging van de bedenktijd vóór de tenuitvoerlegging van de “verwijderingsmaatregel” en of de maatregel waarbij een derdelander krachtens de Dublin-III-verordening wordt overgebracht van het grondgebied van lidstaat naar dat van een andere lidstaat, ook onder het begrip “verwijderingsmaatregel” valt. Het Hof beantwoordt deze vraag positief.
Voorafgaand merkt het Hof op dat de lidstaten de onderdanen van derde landen bedenktijd moeten gunnen, gedurende dewelke tenuitvoerlegging van de verwijderingsmaatregel verboden is. Het Hof onderstreept dat deze bedenktijd conform artikel 6 van richtlijn 2004/81/EG tot doel heeft ervoor te zorgen dat de betrokken onderdanen van derde landen kunnen herstellen en zich kunnen onttrekken aan de invloed van de daders van de strafbare feiten waarvan zij slachtoffer zijn of zijn geweest. Zo kunnen ze met kennis van zaken de beslissing nemen of ze bereid zijn samen te werken met de bevoegde autoriteiten.
Met betrekking tot het begrip "verwijderingsmaatregel” in richtlijn 2004/81/EG oordeelt het Hof dat het ook de overdracht aan een andere EU-lidstaat krachtens de Dublin-III-verordening omvat. Het verbod op verwijdering heeft immers een tweeledige doelstelling: de inspanningen concentreren op het opsporen en ontmantelen van criminele netwerken en tegelijkertijd de rechten van de slachtoffers van mensenhandel beschermen, met name door deze slachtoffers gedurende een bepaalde periode de mogelijkheid te bieden na te denken over de mogelijkheid om met de bevoegde autoriteiten samen te werken bij de bestrijding van dit misdrijf. Volgens het Hof zou het toestaan van een Dublin-overdracht aan een andere lidstaat de steun die de slachtoffers ontvangen en hun eventuele samenwerking met de autoriteiten in gevaar brengen. In dit verband stelt het Hof vast dat de tenuitvoerlegging van de verwijderingsbeslissing, die ook een Dublin-overdracht kan zijn, en het treffen van voorbereidende maatregelen die dit tweeledige doel in gevaar kunnen brengen, verboden is tijdens deze bedenktijd.