In het kort

De erkenning van een kind verloopt in 3 fasen: 

  1. Je doet aangifte en legt de vereiste documenten voor bij de burgerlijke stand
  2. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt een aangifte op
  3. De ambtenaar van de burgerlijke stand akteert je erkenning

Je doet aangifte van de erkenning

Je doet aangifte van de erkenning bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van:
- de geboorteplaats van het kind dat je wil erkennen, of
- de gemeente waar jij of de andere ouder is ingeschreven in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister, of
- de actuele verblijfsplaats van jezelf of de andere ouder

Je moet daarbij een aantal documenten voorleggen (artikel 327/2 Burgerlijk Wetboek (BW)):

De ambtenaar zal eerst nagaan of de geboorteakte is opgenomen in de Databank voor Akten van de Burgerlijke Stand (DABS). 

Als dat niet het geval is, maar de geboorteakte werd wel in België opgesteld of overgeschreven, dan wordt aan de bevoegde ambtenaar gevraagd om de geboorteakte alsnog op te nemen in de DABS. 

Als ook dat niet mogelijk is, omdat de geboorteakte werd opgesteld in het buitenland en nog nooit werd voorgelegd in België, dan zal de erkenner zelf een uittreksel moeten voorleggen. 

Als het onmogelijk of zeer moeilijk is om een geboorteakte voor te leggen, voorziet de wet in een aantal alternatieven, naar analogie met de huidige regeling in het kader van een huwelijksaangifte (artikel 164/3 e.v. BW). Je kan vervangende documenten voorleggen volgens een cascadesysteem:

  • Kan je je geboorteakte niet bekomen? Dan kan je je geboorteakte vervangen door een consulair geboorteattest.
  • Kan je ook geen geboorteattest bekomen? Dan kan je terugvallen op een akte van bekendheid.
  • Kan je ook geen akte van bekendheid bekomen? Dan kan je terugvallen op een beëdigde verklaring.

Je moet 2 identiteitsbewijzen voorleggen: dat van jezelf (de persoon die het kind wil erkennen) en dat van de ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat. 

In principe leg je een identiteitskaart of een paspoort voor. Kan je geen identiteitskaart of paspoort voorleggen? Dan kan de ambtenaar van de burgerlijke stand elk ander document aanvaarden dat je identiteit bewijst. Bijvoorbeeld een rijbewijs of een laissez passer

Er moet altijd een foto staan op het voorgelegde identiteitsbewijs, tenzij dat onredelijk is.

Als je niet bent ingeschreven in het rijksregister, dan moet je je identiteit bewijzen om een kind te kunnen erkennen. 

Ben je wel ingeschreven in het rijksregister? Dan volstaat een uittreksel uit het rijksregister als bewijs van je inschrijving, je nationaliteit en je burgerlijke staat (artikel 327/2, §3 BW) (zie hieronder). 

 

Ben je ingeschreven in het rijksregister? Dan moet je een uittreksel uit het rijksregister voorleggen. Dat volstaat als bewijs van je inschrijving, je nationaliteit, en je burgerlijke staat (artikel 327/2, §3 BW). 

Daarnaast moet je, in voorkomend geval, een bewijs voorleggen van de actuele verblijfplaats van 1 van de 3 betrokkenen. 

Bovenstaande bewijzen moeten voorgelegd worden om te bepalen welke ambtenaar van de burgerlijke stand territoriaal bevoegd is om de erkenning te akteren. Het volstaat om 1 bewijs van inschrijving of van actuele verblijfplaats voor te leggen van 1 van de 3 betrokkenen (erkenner, andere ouder of kind). 

Als de erkenning gebeurt bij de ambtenaar van burgerlijke stand van de gemeente van geboorte van het kind, hoeft er geen bewijs van inschrijving of actuele verblijfplaats te worden voorgelegd. 

Alleen als de volgende 2 voorwaarden vervuld zijn, moet een bewijs van ongehuwde staat van de erkenner voorgelegd worden: 

  • De erkenner is niet ingeschreven in het rijksregister. 
  • Er is volgens het op hem/haar toepasselijke recht een beletsel om een kind te erkennen bij iemand anders dan de eigen echtgenoot/echtgenote. 

Let op: Als het Belgische recht van toepassing is op de erkenning door een door het Wetboek IPR voorziene exceptie (artikel 3§3, 15, 19 of 21 Wetboek IPR), hoeft er geen bewijs van ongehuwde staat van de erkenner te worden voorgelegd (omzendbrief 21 maart 2018). 

Alleen als de volgende 2 voorwaarden vervuld zijn, moet een bewijs van ongehuwde staat van de moeder voorgelegd worden: 

  • De vader is niet ingeschreven in het rijksregister.
  • Er is sprake van een prenatale erkenning of erkenning op het moment van de geboorte. 

Let op: Als er al een geboorteakte van het kind is opgemaakt waaruit alleen de moederlijke afstamming blijkt, mag er geen bewijs van ongehuwde staat van de moeder worden gevraagd. 

Als slechts 1 van de betrokkenen aangifte doet van de erkenning, dan moet een bewijs van de door de toepasselijke wet vereiste toestemming gegeven worden. 

In geval van een prenatale erkenning moet een zwangerschapsattest voorgelegd worden. 

Indien buitenlands recht van toepassing is, moet een wetscertificaat voorgelegd worden. 

De omzendbrief van 21 maart 2018 preciseert dat de ambtenaar van burgerlijke stand blijk moet geven van enige soepelheid wat de voorlegging van het wetscertificaat betreft, indien hij zelf de inhoud van het vreemde recht kan achterhalen of de inhoud op een andere wijze wordt aangetoond.

Je krijgt een bericht van ontvangst 

Als je alle vereiste documenten hebt voorgelegd, moet de ambtenaar van de burgerlijke stand je een bericht van ontvangst geven.

Wat als je niet alle vereiste documenten kan voorleggen? 

In dat geval kan je het kind in principe niet erkennen. De ambtenaar moet wel een zekere mildheid aan de dag leggen. De omzendbrief van 21 maart 2018 die de regels rond schijnerkenningen preciseert, geeft aan dat het aangewezen is dat de gemeente rekening houdt met de situatie van de persoon in kwestie en of die al dan niet een beroep kan doen op zijn nationale overheid. Wat betreft de geldigheidsduur van de voor te leggen documenten, wijst de omzendbrief op 3 belangrijke principes waarmee de ambtenaar rekening moet houden:

  • de moeilijkheidsgraad om bepaalde documenten te verkrijgen
  • het feit dat het document al eerder werd voorgelegd
  • de afwezigheid van indicaties dat de situatie van de persoon gewijzigd is sinds de aflevering van het document

Die richtlijnen wijzen erop dat het niet correct zou zijn om een standaard geldigheidsduur te bepalen die in alle gevallen moet worden gerespecteerd.

De ambtenaar maakt de aangifte van erkenning op

De ambtenaar van de burgerlijke stand moet een aangifte van erkenning opmaken binnen een maand na de afgifte van het bericht van ontvangst. De termijn kan met 2 maanden verlengd worden als de ambtenaar van de burgerlijke stand twijfels heeft over de geldigheid of de echtheid van de documenten. Als er binnen die termijn geen beslissing komt over de geldigheid of de echtheid van de documenten, moet de ambtenaar de aangifte van de erkenning opstellen.

De ambtenaar akteert de erkenning

De ambtenaar van de burgerlijke stand kan de erkenning onmiddellijk na het opstellen van de aangifte akteren. Artikel 330/2 BW voorziet in de mogelijkheid om de erkenning uit te stellen of te weigeren. De erkenner en de personen die hun toestemming moeten geven (de andere ouder en in voorkomend geval het kind) moeten in principe aanwezig zijn bij het akteren van de erkenning. De erkenner kan ook een bijzondere en authentiek volmacht geven aan een andere persoon om de erkenning in zijn plaats te doen.