1. Wijzigingen in de verblijfsdocumenten: wat is de invloed op de ziekteverzekering? 
  2. POD-MI hervormt terugbetaling van de medische kosten
  3. Gewijzigde werkwijze BGV in asiel: tot wanneer heeft asielzoeker recht op financiële steun?
  4. Materiële hulp voor asielzoekers en overgang naar financiële steun: nieuwe instructie 
  5. Vrijstelling van transfer naar terugkeerplaats ook voor bewoners met medische contra-indicatie en hun familieleden 
  6. RVV veroordeelt dvz-toepassing van medische filter voor 9ter-aanvragen
  7. De medische ontvankelijkheidsvoorwaarden voor een medische regularisatieaanvraag
  8. Grondwettelijk hof verwerpt beroep tot vernietiging van art. 9ter
  9. Raad van State: ‘oud model medisch attest’ voldoet aan criteria 9ter Vw. 
  10. Tijdstip beoordeling van de vrijstelling van het identiteitsbewijs bij de 9ter-aanvraag
  11. Opschorting vernieuwing verblijfskaarten bij verblijf in ziekenhuis of gevangenis 
  12. Geen integratietegemoetkoming voor ouder (van belgische kinderen) met elektronische A-kaart
  13. Vragen & antwoorden uit de kamer en senaat

 

1. Wijzigingen in de verblijfdocumenten: wat is de invloed op de ziekteverzekering?

Sinds 10 september 2012 is de elektronische H kaart in omloop. Wie deze kaart bezit, kan zich op basis van zijn verblijfsstatuut inschrijven in de ziekteverzekering; in zoverre hij aan de andere vereisten van de categorie ‘ingeschrevenen in het Rijksregister’ voldoet. Hij is immers gemachtigd tot een verblijf van 13 maanden. In de praktijk zullen deze mensen hun recht op ziekteverzekering eerder op basis van hun tewerkstelling openen.

Ook de bijlage 15 is gewijzigd. Daardoor klopt de nummering van de hokjes in de RIZIV-omzendbrief 2010/226 niet meer. Om te bepalen of iemand op basis van dit document ingeschreven kan worden, moet je dus ook naar de (soms gewijzigde) omschrijving kijken.

Er zijn ook biometrische verblijfskaarten ingevoerd.

>> Lees meer in de nieuwsbrief Vreemdelingenrecht en IPR nr.8-2012

Deze wijzigingen vragen een update van de RIZIV-omzendbrief V.I. nr. 2010/226 van 15 juni 2010 3991/219.

 
Bericht van het Kruispunt Migratie-Integratie

 

2. POD-MI hervormt terugbetaling van de medische kosten

De terugbetalingsprocedure bij de medische kosten die door de OCMW’s ten laste worden genomen, wordt hervormd. De POD-MI gaf in de lente een stand van zaken Ziekenhuisfacturen voor niet-verzekerde personen ten laste van een OCMW zullen via de nieuwe procedure worden behandeld. In september starten piloot-OCMW’s en  ziekenhuizen. Later volgen alle andere OCMW-gerechtigden en wordt de hervorming geleidelijk uitgebreid tot andere zorgverstrekkers.

Bericht van het Kruispunt Migratie-Integratie

 

3. Gewijzigde werkwijze BGV in asiel: tot wanneer heeft asielzoeker recht op finaniële steun?

De Dienst Vreemdelingezaken (DVZ) heeft zijn beleid gewijzigd bij de aflevering van de bijlage 13quinquies (Bevel om het grondgebied te verlaten - BGV).

Dat heeft gevolgen voor de materiële opvang van asielzoekers (zie nieuwsbericht 4).

Voor de asielzoeker in financiële steun blijft het recht op financiële steun behouden tijdens de beroepstermijn en de behandelingstermijn bij de Raad van State.

 

Asielzoekers in financiële steun verblijven hier pas onwettig  zodra de asielaanvraag geweigerd is én er een betekend en verstreken bevel is (art. 57, §2 OCMW-wet). De procedure bij de Raad van State is niet schorsend en maakt juridisch geen deel uit van de asielprocedure. Volgens de VVSG heeft de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof echter tot gevolg dat het recht op financiële steun behouden blijft tijdens de beroepstermijn bij de Raad van State en de behandeling van het eventueel ingediende beroep. Ook de POD-MI bevestigt dat het recht op financiële steun behouden blijft tijdens de beroepstermijn bij de Raad van State (30 dagen vanaf de betekening van het RVV-arrest) en tijdens de behandelingstermijn die de Raad van State nodig heeft.

 

Wat dan wanneer de beroepstermijn verstrijkt en er geen beroep bij de Raad van State is ingediend maar de tweede bijlage 13quinquies ook nog niet betekend is (bijvoorbeeld omdat er een aanvraag 9ter hangende is of om een andere reden)? Volgens de VVSG blijft het recht op financiële steun behouden zolang de tweede bijlage 13quinquies niet betekend en verstreken is. Er mag niet verwezen worden naar de eerste bijlage 13quinquies die na de CGVS-beslissing betekend werd. Ook de POD MI-deelt die mening.

 

Bron M-weter nr. 6 van juni 2012

 

4. Materiële hulp voor asielzoekers en overgang naar financiële steun: nieuwe instructie

Asielzoekers die na 31 maart 2012 een beroep bij de Raad van State indienden tegen de afwijzing van een asielaanvraag én die een Bevel om het Grondgebied te verlaten kregen, moeten de opvang verlaten. Zij hebben enkel recht op ‘dringende medische hulp’. (Voor asielzoekers die financiële steun van het OCMW ontvingen, geldt een andere regeling! Zie nieuwbericht 3)

Zwangerschap of medische redenen kunnen onder meer een reden zijn om de opvang te verlengen (medische overmacht). >> Lees meer over deze situaties van medische overmacht 

Daarnaast verandert de Fedasil-instructie van 13 juli 2012 ook tal van details voor het einde van de materiële opvang en de mogelijkheden tot verlenging.

Bericht van het Kruispunt Migratie-Integratie

 

5. Vrijstelling van transfer naar terugkeerplaats ook voor bewoners met medische contra-indicatie en hun familieleden

Er zijn twee belangrijke wijzigingen in de instructie van 13 juli 2012 over het terugkeertraject. Dat heeft Fedasil op 30 augustus 2012 in een addendum laten weten.

  • Er zijn enkele nieuwe ‘medische contra-indicaties’ voor de vrijstelling van een transfer naar een terugkeerplaats. Die transfers zijn mogelijk sinds 1 september 2012.
  • De procedure voor informatieoverdracht over de bewoners die een codewijziging terugkeerplaats kregen, is gewijzigd.

Asielzoekers die in de materiële opvang zaten worden in de volgende situaties overgeplaatst naar een terugkeerplaats:

  • wanneer de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een negatieve beslissing neemt;
  • wanneer het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) een beslissing van niet-inoverwegingneming neemt voor een asielaanvraag door een persoon uit een veilig land van herkomst.

In de Fedasil-instructie van 13 juli 2012 staat een aantal uitzonderingen. Daarin zijn dus twee belangrijke zaken gewijzigd door de het addendum van 30 augustus 2012.

 

1. transfer naar terugkeerplaats

In de instructie van 13 juli 2012 werden "gehospitaliseerde bewoners en hun familieleden" vrijgesteld van transfer naar een terugkeerplaats. Dat wordt nu uitgebreid tot een aantal andere "bewoners met een medische contra-indicatie en hun familieleden." Die categorie omvat de patiënten bij wie de behandelende arts of de arts van de opvangstructuur een van de volgende medische contra-indicaties voor een transfer naar een terugkeerplaats vaststelt:

1. Hospitalisatie

2. Behandeling hemodialyse

3. Behandeling peritoneale dialyse

4. Bedlegerigheid

5. Rolstoelpatiënt

6. Behandeling tegen tuberculose

7. Behandeling chemotherapie of radiotherapie (tot 1 maand na het einde van de behandeling)

8. Zwangerschap vanaf 3 maanden voor de uitgerekende bevallingsdatum tot 1 maand na de bevallingsdatum

Personen die hieronder vallen, moeten dus niet verhuizen naar een terugkeerplaats. Als zij een code 207 terugkeerplaats krijgen, moet de opvangstructuur waar ze verblijven Fedasil zo snel mogelijk op de hoogte brengen.  

 

2. Wijziging informatieoverdracht bij transfer naar terugkeerplaats

De sociaal assistent van de opvangstructuur moet de bijlage I van deel II invullen voor wie niet onder de bovenstaande categorieën valt, maar wel continuïteit nodig heeft in zijn medische begeleiding. Die bijlage moet verzonden worden naar de medische dienst van de toegewezen terugkeerplaats. Het trajectplan bevat nu de nodige e-mailadressen.

  Bronnen:

  • Addendum 30 augustus 2012 aan instructie 13 juli 2012 over het terugkeertraject
  • Terugkeertrajectplan - Bijlage B van instructie 13 juli 2012 (aanpassing 30 augustus 2012)
  • Schema terugkeertraject
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen, aangevuld door het Kruispunt Migratie-Integratie

 

6. RVV veroordeelt DVZ-toepassing van medische flilter voor 9ter-aanvragen

Sinds 16 februari 2012 verklaart de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) de overgrote meerderheid van de 9ter-aanvragen(medische regularisatie) onontvankelijk "omdat uit het medische dossier niet kon worden afgeleid dat de verzoeker lijdt aan een ziekte die een reëel risico inhoudt voor zijn leven of fysieke integriteit". Ze doet dat met name omdat er "geen directe levensbedreiging" is in de zin van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens: dat wil zeggen, een kritieke gezondheidstoestand of vergevorderd stadium van de ziekte.

Volgens twee arresten van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) miskent deze DVZ-motivering artikel 9ter van de Verblijfswet en de formele motiveringsplicht.

 

Artikel 9ter Vw. beschermt niet alleen tegen directe levensbedreigingen, maar ook tegen een reëel risico wanneer er geen adequate behandeling is in het land waar de aanvrager naar zou moeten terugkeren. Voor toepassing van de medische filter moet DVZ beide elementen nagaan en motiveren.

 

Wat zegt de wet?

De ‘medische filter’ die sinds 16 februari 2012 is ingevoerd in artikel 9ter Verblijfswet, laat DVZ toe om 9ter-aanvragen onontvankelijk te verklaren als de (ambtenaar-)geneesheer van DVZ oordeelt dat "de ziekte kennelijk niet beantwoordt aan een ziekte zoals voorzien in §1, eerste lid." §1, eerste lid van artikel 9ter  Vw beschermt elke persoon met een ziekte "die een reëel risico inhoudt voor zijn leven of fysieke integriteit of een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in zijn land van herkomst of het land waar hij verblijft" (het land waar betrokkene naar zou moeten terugkeren na afwijzing van de 9ter-aanvraag).

 

Wat zegt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV)?

De RvV vernietigt de DVZ-praktijk vanuit volgende overwegingen:

1. Doordat de DVZ in casu het tweede deel van art. 9ter §1, eerste lid niet motiveerde, is de formele motiveringsplicht geschonden.

  • De RvV overweegt nog dat DVZ er misschien van uitgaat dat het tweede deel niet van toepassing kan zijn als het eerste deel al niet van toepassing is. Maar die beoordeling is niet terug te vinden in de motieven van de beslissing, en komt niet toe aan de RvV.
  • Verder wijst de RvV op de parlementaire voorbereiding waaruit blijkt dat DVZ bij het beoordelen van de ontvankelijkheid ook rekening moet houden met de geschiktheid van de persoon om zich te verplaatsen.

2. De motivering van een DVZ-beslissing moet de aanvrager minimaal in staat stellen te begrijpen waarom deze beslissing genomen werd zodat hij met kennis van zaken zijn rechtsmiddelen kan aanwenden. Wanneer geponeerd wordt dat een vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld in een wetsbepaling die twee situaties voorziet, moet er duidelijk uiteengezet worden waarom geen van beide situaties van toepassing is. Anders is de motivering niet pertinent en draagkrachtig.

  • Lees de RvV-arresten  83.956 van 29 juni 2012   -  84.293 van 6 juli 2012
 
Bericht van het Kruispunt Migratie-Integratie

 

7. De medische ontvankelijkheidsvoorwaarden voor een medische regularisatieaanvraag

De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) verklaart sinds februari 2012 83% van aanvragen voor medische regularisatie (art. 9ter Vw) onontvankelijk. Omwille van deze stijging focussen we op volgende aandachtspunten:

  • Artikel 9ter Vw. bevat enkele algemene ontvankelijkheidsvereisten (het identiteitsbewijs; de nieuwe elementen ten opzichte van een eerdere aanvraag; de juiste aanvraagprocedure).
  • De specifiek medische ontvankelijkheidsvereisten worden echter steeds belangrijker (de invulling van het standaard medisch attest; de medische filter als de ziekte ‘kennelijk’ niet het vereiste risico inhoudt).

Standaard medisch attest

Het standaard medisch attest moet recent zijn (max. 3 maanden oud bij de aanvraag), en moet de volgende drie elementen bevatten:

Medische filter

Sinds 16 februari 2012 geldt er ook een medische filter: DVZ kan de 9ter-aanvraag al onontvankelijk verklaren als de (ambtenaar-)geneesheer van DVZ oordeelt dat "de ziekte kennelijk niet beantwoordt aan de criteria van art. 9ter Vw."   DVZ blijkt nu een heel strenge invulling hieraan te geven. In een aantal recente beslissingen verklaart DVZ 9ter-aanvragen onontvankelijk, enkel omdat de ziekte geen "directe bedreiging voor het leven" inhoudt gezien de gezondheidstoestand niet "kritiek" of de ziekte niet in een "vergevorderd stadium" is. DVZ baseert zich daarvoor op rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Kruispunt M-I vraagt zich af of zo'n invulling wel wettelijk is:

  • Vóór inwerkingtreding werd de medische filter zowel door de regering als door de DVZ veel minder streng toegelicht: de medische filter zou dienen om banale ziekten zoals een neusverkoudheid of een ingegroeide teennagel te weren uit de medische regularisatieprocedure.
  • Nu legt DVZ de lat van de ontvankelijkheid op de allerhoogste sport die denkbaar is: de EHRM rechtspraak die de uiterste grenzen bepaalt van bescherming die absoluut moet geboden worden.
  • Artikel 9ter Vw zelf vereist geen "directe" levensbedreiging wegens "kritieke" gezondheidstoestand of "vergevorderd stadium" van de ziekte. Vraag is dus of de DVZ motivering geen voorwaarde toevoegt aan artikel 9ter Vw, en daardoor art. 9ter Vw miskent.
  • Art. 9ter, §3, 4° Vw laat DVZ slechts toe om de medische filter toe te passen rekening houdend met alle elementen van art. 9ter §1, eerste lid Vw:
    • Artikel 9ter Vw beschermt zieken die (kennelijk) een reëel risico lopen voor het leven of de fysieke integriteit, of op een onmenselijke of vernederende behandeling, in het geval er geen adequate (beschikbare en toegankelijke) behandeling is in het land van herkomst of het buitenland waar betrokkene naar zou moeten terugkeren na afwijzing van de 9ter-aanvraag.
    • DVZ verklaarde recent 9ter-aanvragen onontvankelijk alleen op basis van het eerste deel van deze definitie, met strenge invulling bovendien ("direct" risico op leven of fysieke integriteit). DVZ gaf daarbij geen enkele motivering over het tweede deel van de definitie van art. 9ter: of er geen reëel risico is op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in zijn land van herkomst of het land waar hij verblijft. >> Lees in vorig artikel ook de RvV-rechtspraak die deze stelling bevestigt.
    • De DVZ-arts mag alleen 9ter-aanvragen medisch onontvankelijk verklaren als zij kennelijk (= manifest, overduidelijk) geen enkel reëel risico (zoals hierboven bedoeld) inhouden. Anders zou DVZ aanvragen 'medisch onontvankelijk' verklaren terwijl zij misschien 'medisch gegrond' zijn; dat kan niet de bedoeling zijn.
Bericht van het Kruispunt Migratie-Integratie

 

8. Grondwettelijk Hof verwerpt beroep tot vernietiging van art. 9ter

Particulieren en 4 NGO’s vroegen de gehele of gedeeltelijke vernietiging van art. 9ter van de Vreemdelingenwet. Dit artikel regelt de medische regularisatie. Op 28 juni 2012 verwierp het Grondwettelijk Hof dit beroep over de volledige lijn.

Het Grondwettelijk Hof riep de volgende argumenten in voor zijn afwijzing:

  • Het verschil van het medisch onderzoek tijdens de 9ter-procedure met andere controlegeneeskunde (bv. in kader van arbeidsovereenkomst) is redelijkerwijs verantwoord.. Het Hof moet wel onderzoeken of de 9ter-procedure de betrokken vreemdelingen voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de in het middel aangevoerde grondwets- en verdragsbepalingen.
  • Niets wijst erop dat de 9ter-procedure afwijkt van de rechten die in de patiëntenwet (22 augustus 2002) zijn vastgelegd. Bovendien moeten zowel de ambtenaar-geneesheer als de door de minister of zijn gemachtigde aangewezen geneesheer of nog de deskundigen die zouden moeten optreden de Code van geneeskundige plichtenleer van de Nationale Orde van geneesheren naleven, met inbegrip van de regels inzake onafhankelijkheid en ethiek. In dat opzicht is er geen verschil in behandeling tussen de in 9ter bedoelde vreemdelingen en elke andere patiënt.
  • Het Hof heeft in zijn arrest nr. 95/2008 van 26 juni 2008 al verantwoord waarom er een verschil is tussen de 9ter-procedure en de subsidiaire bescherming op grond van art. 48/4 Vw. In dit nieuwe arrest gaat het Hof verder in op dit verschil voor het standaard medisch attest en het bewijs van identiteit (zie hierna + opmerking onderaan dit bericht):
  • Het Hof vindt het verantwoord dat er in de 9ter-procedure wel een standaard medisch attest moet worden voorgelegd en in de aanvraag van subsidiaire bescherming niet.
    • Het verschil in behandeling wordt verantwoord door de aard van het onderzoek dat moet worden gevoerd en dat in de parlementaire voorbereiding als ‘objectief ’ wordt omschreven omdat het is gebaseerd op medische vaststellingen. Bij de beoordeling van die aanvragen wordt niet alleen rekening gehouden met de gezondheidstoestand van de aanvrager maar ook met het adequaat karakter van de medische behandeling in het land van herkomst of in het land van verblijf waar hij naar zou moeten terugkeren.
    • Daarnaast kan de vreemdeling wiens 9ter-aanvraag wordt geweigerd nog subsidiaire bescherming aanvragen, waarbij hij van alle bewijsmiddelen gebruik kan maken om het reële risico van een onmenselijke en vernederende behandeling bij een terugkeer naar zijn land van herkomst, aan te tonen.
    • In dat geval is het door de verzoekende partijen aangeklaagde verschil in behandeling onbestaande.
  • Het Hof vindt het verantwoord dat er in de 9ter-procedure een bewijs van identiteit voorgelegd moet worden en dat dat niet wordt vereist van een vreemdeling die subsidiaire bescherming aanvraagt en ook niet steeds van een vreemdeling die een 9bis-aanvraag indient.
    • Het verschil in behandeling met subsidiaire bescherming wordt verantwoord omdat de aanvrager van subsidiaire bescherming zich niet onder de bescherming van dat land kan (of wegens dat risico wil) stellen. Zo kan de situatie waarin deze vreemdeling zich bevindt het verkrijgen van een dergelijk document zeer moeilijk en zelfs onmogelijk maken. De vreemdeling die een machtiging tot verblijf om medische redenen aanvraagt, wordt daarentegen in beginsel niet met dat soort van moeilijkheden geconfronteerd
    • Het Hof vindt het niet discriminerend dat de 9ter-procedure niet voorziet dat de vreemdeling kan aantonen dat hij in de onmogelijkheid is om een identiteitsdocument voor te leggen, terwijl dat wel mogelijk is in de situatie die wordt beoogd door artikel 9bis Vw. Sinds de Wetswijziging van art. 9ter (dd. 29 december 2010) volstaat het dat elk document waarvan de waarachtigheid niet ter discussie kan worden gesteld, als bewijs van identiteit kan gelden.
  • Het Hof vindt dat het medisch beroepsgeheim niet geschonden is. Elke persoon die in het kader van de 9ter-procedure medische informatie moet ontvangen, is immers gehouden tot het beroepsgeheim. Art. 348 van het Strafwetboek is van toepassing op de medische gegevens waar de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) kennis van neemt tijdens de uitoefening van hun ambt (art. 187, §6 van de Wet Diverse bepalingen 29/12/2010).
  • Het Hof vindt dat de DVZ-ambtenaren over de medische beroepsbekwaamheid beschikken om administratieve beslissingen te nemen. Het kader waarin de beslissing past, impliceert immers de vaststelling van het bestaan van een ziekte, van de ernst ervan en van de noodzaak van een behandeling. De DVZ-beslissing is immers gebaseerd op medische vaststellingen door geneesheren, ongeacht of het gaat om vaststellingen vanuit het standaard medisch getuigschrift, om het advies dat door de DVZ-arts is verstrekt of om vaststellingen uit de verslagen van deskundigen die eventueel in de procedure moesten optreden. Ten slotte kan de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, bij wie een beroep tegen een door DVZ genomen beslissing van niet-ontvankelijkheid wordt ingesteld, de wettigheid van de beslissing en het evenredige karakter ervan nog toetsen.
  • Lees het arrest nr. 82/2012 van 28 juni 2012 van het Grondwettelijk Hof 

Opmerking Kruispunt M-I:

  • Het Grondwettelijk Hof bevestigt zijn zienswijze dat de in artikel 9ter bedoelde vreemdelingen ook een asielaanvraag kunnen indienen (voor subsidiaire bescherming), en dat 9ter enkel een parallelle procedure is.
  • Maar in de praktijk lijkt 9ter toch eerder als een unieke procedure gezien te worden.
  • Volgens ons moeten in 9ter bedoelde vreemdelingen die niet aan de specifieke ontvankelijkheidsvoorwaarden van 9ter voldoen, wel een asielaanvraag (voor subsidiaire bescherming) en/of een 9bis-aanvraag kunnen indienen (als zij aan de daarvoor geldende ontvankelijkheidsvoorwaarden voldoen).
Bericht van het Kruispunt Migratie-Integratie

 

9. Raad van State: ‘oud model medisch attest' voldoet aan criteria art. 9ter Vw.

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) oordeelde in arrest 77.486 dat het oud model van medisch attest (met andere hoofding maar identieke inhoud dan het nieuw model sinds 29/1/2011) volstaat voor een 9ter-aanvraag. De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) was tegen deze beslissing in cassatieberoep gegaan, maar wordt niet gevolgd door de Raad van State (RvS). Die verklaart het beroep van DVZ niet toelaatbaar en bevestigt de overwegingen van de RvV.  

Sinds 29/1/2011 is een nieuw model van medisch attest verplicht om een 9ter-aanvraag in te dienen. Als een 9ter-aanvraag sinds die datum nog het oude model gebruikte (het model dat op de DVZ-website stond vóór de invoering van het KB van 24 januari 2011), verklaarde de DVZ de 9ter-aanvraag onontvankelijk.

 

De RvV vernietigde steeds deze onontvankelijkheidsbeslissingen van DVZ. De inhoud van dit oude model en het nieuwe model van standaard medisch attest is immers identiek, met uitzondering van de hoofding. De RvV sprak over overdreven formalisme vanwege de DVZ. De RvV vindt dat de DVZ zich niet mag baseren op een prima facie onderzoek op basis van de hoofding, zonder naar de inhoud van het medisch attest te kijken.

 

DVZ aanvaardde deze vaste rechtspraak van de RvV echter niet, en ging in cassatieberoep bij de Raad van State. De Raad van State verklaart dit beroep niet toelaatbaar en bevestigt de overwegingen van de RvV.

 

Opmerking Kruispunt M-I:

  • Dit RvS arrest gaat duidelijk enkel over het oud model van medisch attest dat vroeger op de DVZ-website stond. Wanneer dit oud model of het nieuwe model van standaard medisch attest niet wordt voorgelegd, (bv. alleen een ‘gewoon’ medisch attest dat niet voldoet aan de inhoud van het model), dan mag DVZ de 9ter-aanvraag wel onontvankelijk verklaren.

Bronnen:

Bericht van het Kruispunt Migratie-Integratie

 

10. Tijdstip beoordeling van de vrijstelling van het identiteitsbewijs bij de 9ter-aanvraag

Wie een humanitaire of medische regularisatie vraagt, moet bij zijn aanvraag een identiteitsdocument voegen. Als hij dat niet doet, moet Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) de aanvraag onontvankelijk verklaren. Dat volgt uit artikel 9ter van de Vreemdelingenwet.

Dat artikel bepaalt echter ook enkele vrijstellingen.

  • Volgens recente arresten van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en de Raad van State is het moment van de aanvraag bepalend voor de ontvankelijkheid, en dus ook voor de beoordeling van een vrijstelling.
  • In het verleden was er ook rechtspraak die de ontvankelijkheid liet beoordelen op het moment waarop de DVZ de beslissing neemt. Mogelijk houdt DVZ deze praktijk nog aan. Maar de recente rechtspraak lijkt daar een einde aan te willen maken.

Regelgeving De vreemdeling moet ofwel een identiteitsdocument, ofwel een ander bewijselement dat aan strikte voorwaarden voldoet, voorleggen bij de aanvraag.

De omzendbrief van 21/6/2007 specifieert dat het kan gaan om een internationaal erkend paspoort, of een gelijkgestelde reistitel, of een nationale identiteitskaart (de geldigheidsdatum mag al verstreken zijn).

Er geldt een vrijstelling van de verplichting om een identiteitsbewijs voor te leggen voor de vreemdeling die nog een asielprocedure of een beroep inzake asiel bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen of Raad van State heeft lopen.

 

Praktijk van DVZ en evolutie in de rechtspraak De DVZ oordeelde dat de regularisatieaanvraag onontvankelijk was. De regularisatieaanvrager was op het tijdstip van de aanvraag vrijgesteld van de voorwaarde om een identiteitsdocument voor de leggen. Hij had immers op het moment van de aanvraag nog een lopende asielprocedure of een hangend beroep. De DVZ stelt dat de aanvragers op het moment van de beslissing geen asielzoeker in procedure meer zijn en dat de aanvraag zonder identiteitsdocument dus onontvankelijk is.

Het afgelopen jaar veroordeelden zowel de Raad van State als de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen deze praktijk. Niet het moment van de beslissing zou bepalend zijn maar het moment van de regularisatieaanvraag zelf. Wanneer de DVZ de ontvankelijkheid beoordeelt, moet hij dus de situatie op het moment van de aanvraag bekijken.

Vroeger was de meerderheidsrechtspraak andersom. DVZ zou zijn praktijk nog niet aangepast hebben (wegens de uiteenlopende rechtspraak?).

Bericht van het Kruispunt Migratie-Integratie

 

11. Opschorting vernieuwing verblijfskaarten bij verblijf in ziekenhuis of gevangenis

Het KB van 19 juli 2012 stelt vreemdelingen in bepaalde situaties tijdelijk vrij van de verplichting om hun verblijfsdocumenten te vernieuwen. In de regel moeten vreemdelingen tussen de vijfenveertigste en dertigste dag voor de vervaldatum van hun verblijfsdocument de vernieuwing ervan aanvragen. Het KB schort deze verplichting op voor een aantal categorieën, onder meer voor wie gehospitaliseerd is.

 

De volgende categorieën vreemdelingen krijgen uitstel om een verlenging van hun verblijfsdocumenten te vragen:

  • personen die voor behandeling zijn opgenomen in een ziekenhuis of verpleeginstelling;
  • personen die zijn opgesloten in een strafinrichting of een inrichting ter bescherming van de maatschappij. Wanneer zij het ziekenhuis of de strafinrichting verlaten, kunnen zij – op voorlegging van het bewijs van hun opname/vasthouding – alsnog de vernieuwing van hun verblijfskaart verkrijgen.

Bron: KB van 19 juli 2012 tot wijziging van het Verblijfsbesluit van 8 oktober 1981

 
Bericht van het Kruispunt Migratie-Integratie

 

12. Geen integratietegemoetkoming voor ouder (van Belgische kinderen) met elektronische A kaart

Een vreemdeling die gemachtigd is tot een tijdelijk verblijf (elektronische A-kaart) én twee Belgische kinderen heeft, heeft geen recht op de federale integratietegemoetkoming voor personen met een handicap. Hij heeft wel recht op gepaste maatschappelijke dienstverlening van het OCMW. Dat bevestigt het Grondwettelijk Hof in het arrest 108/2012.

 

De Belgische wetgeving eist dat vreemdelingen ofwel ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, ofwel voldoen aan andere verblijfscriteria om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming voor personen met een handicap.

 

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde in de zaak Koua Poirrez/Frankrijk dat wie een voldoende betekenisvolle of sterke band heeft met het land waar hij wettig verblijft, recht heeft op een socialebijstandprestatie wegens zijn handicap, zoals die bestaat is in Frankrijk.

 

De Belgische wetgeving moet ook voldoen aan het EVRM. Daarom rijst in België de vraag of vreemdelingen die niet in het bevolkingsregister staan in bepaalde situaties toch aan het criterium van het EHRM voldoen (namelijk een betekenisvolle band met België aantonen) om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming voor personen met een handicap.

 

In het arrest 108/2012 vroeg een Congolese vrouw die met een machtiging voor beperkte duur in het vreemdelingenregister ingeschreven is en twee Belgische kinderen heeft, een tegemoetkoming voor personen met een handicap. Ze verwees in haar prejudiciële vraag naar haar band met België.

Volgens het Grondwettelijk Hof is deze band echter niet sterk genoeg om de niet-inschrijving in het Bevolkingsregister te compenseren:

  • Het is immers niet duidelijk dat iemand met een machtiging tot tijdelijk verblijf in België de bedoeling heeft om er te blijven, of dat ze gemachtigd zal worden om onbeperkt in België te blijven.
  • Verder verwijst het Grondwettelijk Hof naar arrest 3/2012 van 11 januari 2012 waarin men ook geen tegemoetkoming voor personen met een handicap toekent aan iemand die gemachtigd is voor onbeperkte duur (elektronische B-kaart).
  • Het feit dat deze vrouw twee Belgische kinderen had, werd niet verder besproken in dit arrest.
  • Beide arresten wijzen erop dat de betrokkene aanspraak kan maken op maatschappelijke dienstverlening waarbij rekening gehouden wordt met de handicap. En met de aanwezigheid van de twee minderjarige kinderen in het geval van deze Congolese vrouw.
  • Bron: Grondwettelijk Hof arrest nr. 108/2012 van 9 augustus 2012
  • Lees meer over de tegemoetkoming voor mensen met een handicap
Bericht van het Kruispunt Migratie-Integratie

 

 13. Vragen & antwoorden uit de Kamer en Senaat