25 augustus 2016

Voortaan kan de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) administratieve geldboetes opleggen bij niet-naleving van bepaalde verplichtingen uit de Verblijfswet (Vw). De Verblijfswet voorziet deze boetes al sinds 2007 maar tot nu toe bleven die boetes dode letter. Het koninklijk besluit (KB) van 17 april 2016 en de omzendbrief van 16 juni 2016 moeten daar verandering in brengen.

Enerzijds voert het KB meer praktische betalingswijzen in. Anderzijds herinnert de omzendbrief politie en gemeenten aan hun verplichting om toe te zien op de naleving van het bestaande wettelijke kader, hetgeen DVZ moet toelaten een geldboete op te leggen.

In welke gevallen?

Volgens de omzendbrief kan DVZ een administratieve geldboete van 200 euro opleggen in elk van de volgende gevallen:

  • Als een vreemdeling (= Unieburger of niet-Unieburger) de Schengenruimte betreedt of verlaat via een niet-erkende of niet-toegelaten doorlaatpost of deze overschrijdt buiten de vastgestelde openingsuren. DVZ zal daarbij rekening houden met elementen die wijzen op overmacht en eventueel met elementen die wijzen op een nalatigheid van de vervoerder (art. 4bis Vw);
  • Als een Unieburger of zijn familielid zich aanmeldt aan een Belgische buitengrens van de Schengenruimte zonder in het bezit te zijn van een geldige of verstreken identiteitskaart of nationaal paspoort, en - indien nodig -  een inreisvisum (art. 41 §4 Vw);
  • Als een Unieburger of zijn familielid zich aanmeldt bij de gemeente waar hij verblijft om er een verklaring van inschrijving aan te vragen (“bijlage 19”) respectievelijk een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie (“bijlage 19ter”), zonder in het bezit te zijn van een geldige of verstreken identiteitskaart of nationaal paspoort. Voor deze geldboete bestaat er geen juridische basis in de Verblijfswet. Bijgevolg kan DVZ in dit geval niet op wettige wijze een geldboete opleggen.
  • Als een Unieburger of zijn familielid naar België komt voor een kort verblijf (= ten hoogste drie maanden) en nalaat zijn aanwezigheid te melden aan de gemeente van zijn verblijfplaats binnen de 10 werkdagen na zijn aankomst in België (art. 41bis Vw);
  • Als een Unieburger of zijn familielid naar België komt voor een verblijf van langer dan drie maanden en zich niet binnen de drie maanden na zijn aankomst in België aanmeldt bij de gemeente van zijn verblijfplaats om een verklaring van inschrijving ("bijlage 19") respectievelijk een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie (“bijlage 19ter”) aan te vragen (art. 42 Vw);
  • Als een derdelands familielid van een Unieburger nalaat vóór het verstrijken van de verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie (“F kaart “), de duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie (“F+ kaart”) aan te vragen (artikel 42quinquies §6 Vw). Alleen als het familielid eerder al een aanvraag voor een F+ kaart indiende die geweigerd werd (art. 42quinquies Vw) zal er geen geldboete opgelegd worden.

Procedure

Telkens als de federale of lokale politie of een gemeentebestuur kennis heeft van een overtreding moeten zij het dossier overmaken aan de DVZ. Alleen deze laatste kan beslissen om al dan niet een administratieve geldboete van 200 euro op te leggen.

Bevindt de vreemdeling zich aan de grens, dan geeft de politie de beslissing aan de vreemdeling die de ontvangst ervan moet bevestigen. In de andere gevallen stuurt DVZ per aangetekend schrijven zijn beslissing rechtstreeks aan de Unieburger of zijn familielid naar het adres waar de aanwezigheid werd vastgesteld. Ook kan DVZ  gebruik maken van een van de wijzen van kennisgeving voorzien in artikel 62 Vw.

Minderjarigen

Als de betrokkene minderjarig is, zal de boete opgelegd worden aan zijn wettelijke vertegenwoordiger of “aan ieder persoon die met zijn opvoeding of onderhoud belast is”. In het laatste geval is het onduidelijk wie de omzendbrief precies viseert. Het lijkt logisch dat het moet gaan om een persoon met een wettelijk mandaat om in te staan voor de opvoeding of het onderhoud van het kind.

Recidive

Volgens de omzendbrief kan DVZ telkens opnieuw een boete van 200 euro opleggen als de Unieburger zich nog steeds niet aanbiedt binnen de 10 dagen respectievelijk 3 maanden na de oplegging van de administratieve geldboete. Vreemd genoeg zegt de omzendbrief niets over de mogelijkheid om herhaalde boetes op te leggen aan het familielid van de Unieburger. Het herhaaldelijk opleggen van de boete is mogelijk discriminerend (zie hieronder).

Wijze van betaling

Volgens de Verblijfswet kan een administratieve boete enkel betaald worden door middel van de consignatie van het verschuldigde bedrag bij de Deposito- en Consignatiekas (artikel 4bis en 42octies Vw). Het KB van 17 april 2016 voegt daar nu aan toe dat een boete ook betaald kan worden via:

  • een storting of overschrijving op de rekening van de staatskas, vermeld in de beslissing van DVZ;
  • iIndien het niet mogelijk is om de betaling uit te voeren door middel van een storting gebeurt de betaling in handen van de rekenplichtige (= DVZ) of in handen van de ambtenaar die de overtreding heeft vastgesteld. Deze betaling gebeurt met contant geld of via elektronische weg. De vreemdeling krijgt dan onmiddellijk een ontvangstbewijs.

Beroepsmogelijkheid

Wie een administratieve geldboete betwist, kan gedurende één maand vanaf de kennisgeving van de beslissing beroep aantekenen bij de rechtbank van eerste aanleg. Aangezien er geen specifieke regels bepaald zijn over de territoriale bevoegdheid van de rechtbank, zijn de algemene bepalingen uit artikel 624 Gerechtelijk Wetboek van toepassing.

Volgens de omzendbrief moet het beroep ingediend worden bij dagvaarding omdat de wetgever niet uitdrukkelijk voorzien heeft in een beroep bij verzoekschrift. Nochtans bepaalt art. 42octies Vw uitdrukkelijk dat een beroep ingediend kan worden bij verzoekschrift. De omzendbrief gaat dus in tegen de (Verblijfs)wet.

Volgens de omzendbrief is het bij betwisting aangewezen om de boete te betalen via consignatie van het verschuldigde bedrag bij de Deposito- en Consignatiekas. Indien de rechtbank het beroep inwilligt zal de geconsigneerde som terugbetaald worden.

Een beroep schort de verplichting om de administratieve geldboete te betalen niet op. De boete is onmiddellijk uitvoerbaar en moet dus sowieso betaald worden, zelfs al stelt men een beroep in.

Kritische bedenkingen

  • Lidstaten mogen volgens het Unierecht en de Burgerschapsrichtlijn (Europese Richtlijn 2004/38/EG) alleen sancties opleggen aan Unieburgers en hun familieleden bij de niet-naleving van bepaalde administratieve verplichtingen voor zover deze sancties niet-discriminerend zijn ten aanzien van eigen onderdanen en evenredig zijn. Bestaan dezelfde of gelijkaardige verplichtingen en boetes voor Belgen die zich bevinden in eenzelfde of een vergelijkbare situatie? Een Belg die zijn identiteitskaart niet bij zich heeft, een adreswijziging niet tijdig aangeeft, of een identiteitskaart niet tijdig vernieuwt, kan in België (eenmalig) een boete krijgen die varieert van 26 tot 500 EUR. Een Belg die de Schengenruimte betreedt of verlaat via een niet-erkende of niet-toegelaten doorlaatpost of buiten de vastgestelde openingsuren, krijgt in België geen boete. Er is nog geen rechtspraak of deze verschillen discriminerend zijn.
  • De geldboete voor de niet-naleving van de verplichting om een bijlage 19(ter) te vragen binnen de drie maanden na binnenkomst, roept vragen op naar het beleid van enkele grootsteden om Unieburgers en hun familie enkel in te schrijven op afspraak. De gemiddelde wachttijd op een afspraak kan oplopen van enkele weken tot enkele maanden, afhankelijk van de werkdruk en interne organisatie van het lokale bestuur. Om te kunnen nagaan of de vreemdeling zijn aanvraag tijdig heeft ingediend, zou de gemeente de datum waarop de afspraak gevraagd wordt moeten bijhouden en registreren op de bijlage 3ter of 19(ter). Maar dat gebeurt nu niet: in de praktijk wordt slechts de datum van de afspraak geregistreerd, en niet de datum waarop de afspraak gevraagd wordt door de Unieburger of zijn familielid. Dat zorgt voor rechtsonzekerheid, want dan heeft de betrokkene zelf geen controle meer over het tijdstip van de melding van aanwezigheid of de aanvraag van inschrijving bij de gemeente en is hij of zij hiervoor volledig overgeleverd aan de werkwijze van de gemeente. Het is daarom aangewezen dat de Unieburger en zijn familielid elk bewijs van een aanvraag van een melding of inschrijving met datum bewaart.
  • De omzendbrief wil alle familieleden verplichten om een F+ kaart aan te vragen, tenzij de F+ kaart hen eerder al geweigerd werd. Ook wanneer de aanvraag geen enkele kans op slagen heeft omdat het familielid niet voldoet aan de voorwaarden voor een duurzaam verblijfsrecht, kan DVZ volgens de omzendbrief dus een boete opleggen. Een dergelijk beleid is in strijd met de Burgerschapsrichtlijn en de Verblijfswet: de verplichting om een duurzame verblijfskaart aan te vragen is uiteraard alleen bedoeld voor familieleden die een duurzaam verblijfsrecht genieten. Bijgevolg is het aangewezen dat familieleden wiens F kaart zal verstrijken en die geen duurzaam verblijfsrecht genieten, zoals vroeger tijdig een nieuwe F kaart en/of een C kaart voor gevestigde vreemdeling aanvragen. Als er dan toch nog een boete wordt opgelegd omdat de betrokkene geen F+ kaart aanvraagt (waar hij of zij geen recht op heeft), dan zou die boete volgens ons onwettig zijn.