Arbeidsrechtbank Gent: Fedasil moet bij opheffing asielopvang ook zelfredzaamheid en menselijke waardigheid waarborgen

Laatst bijgewerkt op 22/2/2024

In drie vonnissen van 17-3-2023 en in twee vonnissen van 17 mei 2023 stelt de arbeidsrechtbank van Gent dat Fedasil de toewijzing aan een materiële opvangplaats alleen mag opheffen (wegens eigen inkomen of wegens bijzondere omstandigheden) als het gaat om zelfredzame verzoekers om internationale bescherming. Zelfs als een persoon strikt genomenin aanmerking komt voor een opheffing, moet Fedasil de gevolgen van deze beslissing uitgebreid onderzoeken. Als Fedasil de zelfredzaamheid en menselijke waardigheid niet kan waarborgen, is een opheffing niet aan de orde volgens de arbeidsrechtbank.

Fedasil heft de opvangplaats op

In al deze zaken stopte Fedasil op 23 november 2022 de opvang op basis van artikels 9 en 10 van het Koninklijk Besluit van 12 januari 2011 (KB). Op 22 december 2022 dienden de verschillende verzoekers om internationale bescherming (VIB) een verzoekschrift in kort geding in. Fedasil verlengde wel nog de vertrektermijn. Hierdoor kregen de verzoekers om internationale bescherming (VIB) tot 23 februari, 23 maart en 17 april 2023 de tijd om het opvangnetwerk te verlaten. De arbeidsrechtbank verklaarde het kort geding ontvankelijk, omdat het geschil handelt over de wettigheid van de opheffingsbeslissing.

Opheffing opvangplaats kan alleen mits individueel gemotiveerde beslissing, rekening houdend met evenredigheidsbeginsel

De Arbeidsrechtbank herneemt het wettelijk kader. Artikel 35/1 van de Opvangwet geeft de mogelijkheid aan Fedasil om via een koninklijk besluit regels vast te leggen voor bewoners van het opvangnetwerk met een professioneel inkomen. Het Koninklijk Besluit van 12 januari 2011 “betreffende de toekenning van materiële hulp aan asielzoekers die beroepsinkomsten hebben uit een activiteit als werknemer” (KB) is hier de uitwerking van. Hierdoor kan Fedasil in eerste instantie een financiële bijdrage voor de opvangkosten opleggen aan een werkende verzoeker om IB. Als deze verzoeker meer verdient dan het gemiddeld leefloon, kan Fedasil overgaan tot een opheffing van de opvangplaats. Hiervoor zijn er twee voorwaarden, beschreven in artikel 9 van dit KB:

1) De verzoeker moet over een arbeidsovereenkomst beschikken:

  • van bepaalde duur met een duur van minstens 6 maanden, of
  • voor een welbepaald werk waarvan de duur op minstens 6 maanden ligt, of
  • van onbepaalde duur waarvan de proefperiode is verstreken.

2) Het nettoloon dat de verzoeker ontvangt is hoger dan het leefloon

Deze opheffing kan alleen mits een individueel gemotiveerde beslissing. Fedasil moet hierbij rekening houden met het evenredigheidsbeginsel en de specifieke situatie van kwetsbare personen. Het recht op medische begeleiding en een waardige levensstandaard moeten gewaarborgd blijven.

Kortlopende contracten via interimkantoor is geen duurzame arbeidsovereenkomst

In drie zaken (22/1117/A, 22/1118/A en en 22/792/A) beschikten de verzoekers niet over de benodigde arbeidsovereenkomsten. Hierdoor voldeed Fedasil niet aan de eerste voorwaarde voor de opheffing van de opvangplaats op basis van werk. De rechtbank verwacht van een behoorlijk bestuur dat deze zorgvuldig te werk gaat.

In een van deze zaken had de verzoeker op het moment van het vonnis ook geen werk meer, waardoor deze persoon sowieso niet meer in aanmerking kwam voor een opheffing op basis van tewerkstelling. De arbeidsrechtbank stelt namelijk dat ze ex-nunc een beslissing neemt, en dus rekening houdt met de laatste gekende informatie. De arbeidsrechtbank wijst erop dat Fedasil altijd van actuele gegeveens moet uitgaan en zaken zoals de Dimona-aangifte moet controleren.

Zelfs voor iemand met voldoende hoog professioneel inkomen is zoektocht naar woning niet evident, met risico op dakloosheid

In zaken 22/1120/A en 22/792/A ontving de verzoeker wél een professioneel inkomen hoger dan het leefloon, en beschikte hij over de vereiste arbeidsovereenkomst. Dat betekent volgens de rechtbank niet dat de opheffingsbeslissing zonder meer wettig is.

Artikel 11§1 van het KB geeft Fedasil de mogelijkheid om de opheffing van de opvang niet toe te passen, ondanks het feit dat de verzoeker wel in aanmerking komt voor deze opheffing. Het verslag aan de koning verduidelijkt dat Fedasil rekening moet houden met de toereikendheid van het professioneel inkomen en met de eventuele gevolgen van een vertrek uit de opvang.

De zoektocht naar een woning is niet vanzelfsprekend. Ook voor personen met een professioneel inkomen is er een risico op dakloosheid, wat in strijd is met het waarborgen van de menselijke waardigheid. Daarnaast zijn eigenaars niet geneigd om hun pand te verhuren aan personen met een tijdelijk of precair verblijfsrecht. De rechter erkent de vele drempels die de VIB ondervindt wanneer hij op zoek moet gaan naar een kwaliteitsvolle woonst. Daarnaast begeleidt Fedasil de verzoeker onvoldoende.

De rechtbank stelt vast dat de beslissing tot opheffing in zaak 22/1120/A volledig voorbij gaat aan deze problematiek. Het Arbeidshof Gent bevestigde deze uitspraak op 8 januari 2024. In de zaak 22/792/A stelt de rechtbank voor dat verzoeker een gepaste bijdrage betaalt rekening houdend met zijn beroepsinkomen.

Opheffing niet aan de orde bij grote twijfels over zelfredzaamheid verzoeker

Ter rechtvaardiging van de opheffing in al deze zaken, verwijst Fedasil ook naar artikel 13 Opvangwet. Hierdoor kan het Agentschap “in bijzondere omstandigheden” de opvang opheffen. Vervolgens stelde Fedasil dat het bevoegde OCMW de menselijke waardigheid kan waarborgen na een opheffing.

Volgens de arbeidsrechtbank kan een opheffing van een opvangplaats enkel als doel hebben om zelfredzame bewoners de opvang te doen verlaten. Hiervoor moeten zij financieel krachtig genoeg zijn, en moet deze zelfredzaamheid buiten de opvang gegarandeerd blijven. Het kan volgens de rechtbank niet de bedoeling zijn dat maatschappelijke dienstverlening van het OCMW een vangnet wordt om de opvangcrisis te bezweren. Dit betekent dat een opheffing van de opvang niet aan de orde is wanneer er grote twijfels bestaan over de zelfredzaamheid van een verzoeker.

Zo kent de verzoeker in zaak 22/1118/A psychische problemen. Volgens de behandelende psycholoog zou een opheffing een nefaste impact hebben op de stabiliteit van de verzoeker. Fedasil maakte in de beslissing tot opheffing geen melding van deze problematiek. Dit element heeft nochtans een significante impact op de zelfredzaamheid van de verzoeker.

In al deze zaken vernietigt de arbeidsrechtbank de opheffingsbeslissing, en mogen de verzoekers opvang blijven genieten in hun huidig opvangcentrum.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen