Arbeidsrechtbank Turnhout: aansluiting als gerechtigde bij ziekenfonds beletsel voor ‘ten laste’ zijn bij tegemoetkoming personen met handicap

De Arbeidsrechtbank van Turnhout oordeelde op 16-3-2023 dat een niet-Belgische vrouw ouder dan 25 jaar met een verblijfskaart F niet voldeed aan de nationaliteitsvoorwaarde van het Koninklijk Besluit van 17-7-2006 (KB) voor de tegemoetkoming voor personen met een handicap. Reden: ze is niet ingeschreven in het bevolkingsregister (wel in het vreemdelingenregister) en ze wordt niet als ten laste van haar Belgische moeder beschouwd (waar ze wel feitelijk inwoont). Het KB verwijst immers naar de regels uit de verplichte ziekteverzekering die inschrijving als kind ten laste maar toestaat voor kinderen jonger dan 25 jaar. Bedenking: het KB verwijst echter ook naar Verordening nr. 1408/71 die voor kinderen ten laste geen leeftijdsbeperking oplegt. Een te enge interpretatie van 'kind ten laste' staat mogelijk op gespannen voet met artikel 1, f van Verordening nr. 1408/71.

Meerderjarig, derdelands kind met zware handicap feitelijk ten laste van Belgische moeder

De persoon in kwestie kwam op 30-jarige leeftijd toe in België. Zij heeft sinds haar geboorte een zware handicap, die haar volledig arbeidsonbekwaam maakt. De Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid (FOD Sociale Zekerheid) weigerde de tegemoetkoming voor personen met een handicap omdat de persoon zelf als gerechtigde ingeschreven was bij haar ziekenfonds. Zij kon immers niet als kind ten laste inschrijven bij haar moeder, omdat dit maar mogelijk is tot de leeftijd van 25 jaar.

Nationaliteitsvoorwaarde en begrip “ten laste” uit art. 1 KB 17 juli 2006 verwijst naar ZIV-wet

Volgens het Belgisch juridisch kader klopt de redenering van de FOD Sociale Zekerheid. Artikel 4 van de wet van 27 februari 1987 en artikel 1 van het KB van 17 juli 2006 bepalen dat niet-Belgen kunnen voldoen aan de nationaliteitsvoorwaarde als ze ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of ten laste zijn van een persoon ingeschreven in het bevolkingsregister en hun werkelijke verblijfplaats in België hebben. Het KB verwijst naar de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 over de verplichte ziekteverzekering (ZIV-wet) om “persoon ten laste” te definiëren. Artikel 123 van het KB van 3 juli 1996 (ZIV-KB), dat deze wet aanvult, bepaalt dat enkel kinderen jonger dan 25 jaar zich ten laste van een gerechtigde kunnen inschrijven bij een ziekenfonds.

Vanwege haar leeftijd werd de betrokken persoon dus zelf als gerechtigde ingeschreven bij haar ziekenfonds. Om die reden oordelen de FOD Sociale Zekerheid en de arbeidsrechtbank dat zij niet als “persoon ten laste” van haar Belgische moeder kan worden aangemerkt. Dit heeft tot gevolg dat ze niet kan voldoen aan de nationaliteitsvoorwaarde voor de tegemoetkoming voor personen met een handicap. Zij was ingeschreven in het vreemdelingenregister met een verblijfskaart F en niet in het bevolkingsregister zoals bijvoorbeeld de Belgen.

Bedenking: artikel 1 KB 17 juli 2006 op gespannen voet met Verordening (EG) nr. 1408/71

Artikel 1 van het KB van 17 juli 2006 verwijst echter in eerste instantie naar “ander gezinslid in de zin van Verordening (EG) nr. 1408/71”, wat verder in het artikel wordt verduidelijkt met verwijzing naar de ZIV-wet. In artikel 1, f van die Verordening wordt voor prestaties voor gehandicapten specifiek verwezen naar de kerngezinsleden en meerderjarige kinderen ten laste, in tegenstelling tot andere prestaties, waarvoor verwezen wordt naar de nationale wetgeving. In punt 6 van zijn advies van 13 september 2005 stelde de Raad van State dat deze bepaling in de Verordening een “minimumregeling” is, die verder gespecifieerd moet worden. De huidige specificering, de verwijzing naar de ZIV-wet, vernauwt de minimumregeling van de Verordening juist nog verder. Indirect legt dit een leeftijdsgrens van 25 jaar op aan meerderjarige kinderen. De Verordening vermeldt immers alleen dat de meerderjarige kinderen “ten laste” moeten zijn, maar beperkt dit niet tot kinderen jonger dan 25 jaar. In het bijzonder omdat het gaat om personen met een handicap, lijkt een leeftijdsgrens hier niet te verantwoorden. Het vonnis van de arbeidsrechtbank gaat hier echter niet op in.

De rechtbank verwerpt het argument van discriminatie omdat de uitsluiting niet gebaseerd is op het criterium van nationaliteit. De indirecte leeftijdsvoorwaarde geldt enkel voor personen die niet zelf in het bevolkingsregister zijn ingeschreven. Op basis van artikel 1, 3° Koninklijk besluit van 17 juli 2006 zou ze wel recht hebben gehad op de tegemoetkoming als ze wel ingeschreven was in het bevolkingsregister en ouder dan 25 jaar, en in de situatie waarin ze niet zelf ingeschreven was in het bevolkingsregister maar jonger dan 25 jaar en daardoor “ten laste” van haar Belgische moeder. De wisselwerking tussen haar nationaliteit en haar leeftijd doet haar uit de boot vallen voor de tegemoetkoming. Wanneer er sprake is van verschillende discriminatiecriteria die onafscheidelijk van elkaar leiden tot een verschillende behandeling van gelijkaardige gevallen, spreken we van intersectionele discriminatie. De arbeidsrechtbank heeft de invloed van het leeftijdscriterium echter niet in aanmerking genomen bij de beoordeling van de mogelijke discriminatie.