ArbRb en ArbH Brussel: Fedasil moet tijdens de pandemie ook asielzoekers opvangen in afwachting van een afspraak bij DVZ en tijdens procedure 'volgend verzoek' of 'Dublinweigering'

Laatst bijgewerkt op 14 september 2020

Sinds de Covid-19 pandemie veroordelen de arbeidsrechtbank en het arbeidshof van Brussel Fedasil tot opvang van een verzoeker om internationale bescherming (VIB), zelfs in de situatie:

  • dat het verzoek nog niet is geregistreerd, omdat er nog geen afspraak met DVZ gekregen werd;
  • dat het een tweede of volgend verzoek tot internationale bescherming betreft;
  • dat betrokkene eerder een beslissing kreeg dat een andere lidstaat bevoegd is voor de asielprocedure op grond van de Dublin III-Verordening (26quater), waarvoor de transfertermijn intussen verstreken is.

Recht op opvang vanaf invullen online formulier verzoek IB

In twee beschikkingen, van 29 mei 2020 en van 8 juni 2020, veroordeelt de Arbeidsrechtbank van Brussel Fedasil tot opvang van verzoekers om internationale bescherming (IB) die al weken wachten op een afspraak bij Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ).

Feiten

Zaak 20/229/K gaat over een Afghaanse alleenstaande man die in België aankomt op 13 mei en op 14 mei 2020 het online afsprakenformulier om een verzoek om IB te doen bij DVZ invult. Na meer dan twee weken ontvangt hij nog geen uitnodiging. DVZ vertelt zijn advocaat dat de afspraken gelimiteerd zijn en dat ze voorrang geven aan kwetsbare profielen. Intussen slaapt de man in het park. Hij gaat elke dag naar het aanmeldcentrum maar wordt telkens weggestuurd met de boodschap dat hij geen recht heeft op opvang zolang zijn verzoek om IB niet geregistreerd wordt.

Zaak 20/258/K gaat over een Guinese alleenstaande man die op 24 mei 2020 aankomt in België en op 28 mei het online formulier invult. Ook hij krijgt de boodschap dat het onzeker is wanneer hij een afspraak zal krijgen en dat hij tot die tijd geen recht heeft op opvang. Ook hij slaapt gedurende meer dan twee weken in parken.

Wanneer de advocaat van beide verzoekers Fedasil aanschrijft komt er ook geen oplossing.

Beide verzoekers dienen een eenzijdig verzoekschrift in bij de Arbeidsrechtbank van Brussel en vragen om Fedasil te veroordelen tot onmiddellijke opvang.

Beoordeling door de arbeidsrechtbank

De Arbeidsrechtbank merkt op dat er sinds het begin van de maatregelen tegen de verspreiding van COVID-19 tal van beroepen zijn ingediend tegen de weigering van opvang door Fedasil. Het is intussen duidelijk dat in het kader van deze maatregelen Fedasil niet langer haar wettelijke taak vervult om verzoekers op te vangen, tenzij de betrokkenen een afspraak bij DVZ krijgen. DVZ schortte echter al een aantal weken de toegang tot de asielprocedure volledig op, en heeft op dit moment een grote achterstand in het geven van afspraken.

Er is nog steeds sprake van een pandemie. De Arbeidsrechtbank verwijst net zoals in de eerdere arresten van het Arbeidshof naar de ministeriële besluiten waarin de noodmaatregelen ter bestrijding van COVID-19 zijn vastgelegd. Het principe geldt nog steeds dat personen ertoe gehouden zijn thuis te blijven en dat het verboden is om zich op openbare plaatsen te bevinden, behalve in noodzakelijke gevallen.

De verzoekers moeten op straat overleven en worden aan hun lot overgelaten. Dit maakt hen kwetsbaar voor besmetting. Zo kunnen ze op hun beurt zelf ook een gevaar worden voor anderen.

Als verzoeker om IB hebben ze recht op opvang die hen in staat moet stellen om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Dit op basis van artikel 3 en 6 van de Opvangwet.

Een stabiele opvang is noodzakelijk om de fysieke integriteit van deze verzoekers en de volksgezondheid te beschermen.De Arbeidsrechtbank veroordeelt in beide zaken Fedasil tot opvang in een opvangcentrum, een LOI, of een hotel of elke andere aangepaste plaats indien geen plaatsen beschikbaar zijn. Dit tot het einde van de asielprocedure.

Er zijn intussen nog tientallen andere veroordelingen.

Recht op opvang bij volgend verzoek en Dublinweigering

In twee arresten van het Arbeidshof Brussel wordt Fedasil veroordeeld tot de opvang van een verzoeker om internationale bescherming wegens de Covid-19 maatregelen: arrest 2020/888 van 20 mei 2020 betrof een volgend verzoek, arrest 2020/756 van 24 april 2020 betrof een Dublinweigering. De voorbije maanden zijn er tal van gelijkaardige veroordelingen uitgesproken door de arbeidsrechtbank: bv. beschikking arbeidsrechtbank van Brussel nr. 20/497/K van 23 juli 2020 betreffende een Dublinweigering.

Arbeidshof Brussel arrest 2020/888 van 20 mei 2020

In arrest 2020/888 van 20 mei 2020 verplicht het Arbeidshof Fedasil om een verzoeker om internationale bescherming (IB) op te vangen zolang de wettelijke maatregelen in het kader van Covid-19 voorzien dat in principe iedereen thuis moet blijven en zich slechts op openbare plaatsen mag bevinden voor zover dit noodzakelijk is.

Feiten

Op 9 september 2019 doet een Afghaanse alleenstaande man een derde verzoek om IB. Hij ontvangt een beslissing van Fedasil die zijn recht op opvang beperkt tot medische hulp. Op 10 december 2019 gaat hij hiertegen in beroep bij de arbeidsrechtbank. Deze beslist op 10 februari 2020 dat het beroep ongegrond is, omdat de beslissing van Fedasil voldoende gemotiveerd is en de man onvoldoende elementen aanbrengt die aantonen dat hij geen menswaardige levensstandaard meer geniet. Op 4 maart gaat hij hiertegen in beroep bij het Arbeidshof. Intussen heeft het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) het derde verzoek om IB niet-ontvankelijk verklaard en is een beroep hangende bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV).

Voor het Arbeidshof haalt de verzoeker aan dat hij een hersentumor heeft waarvoor een chirurgische ingreep gepland stond in maart en die door de Covid-19 crisis uitgesteld is. Enkel medische begeleiding is niet voldoende, hij heeft ook nood aan opvang. Na een verblijf in een noodopvang verbleef hij enkele nachten op straat en daarna bij een vriend die hem slechts tijdelijk kan opvangen. Door deze precaire situatie en zijn medisch probleem loopt hij een groot risico besmet te worden met Covid-19.

Volgens Fedasil blijkt uit de feiten dat hij wel in zijn basisbehoeften kan voldoen en dat zijn medische opvolging verzekerd is. De bestreden beslissing is gerechtigd gezien het derde verzoek intussen niet-ontvankelijk is verklaard door het CGVS.

Beoordeling door het Arbeidshof

Volgens artikel 4, §1, 3° van de Opvangwet kan Fedasil het recht op materiële hulp beperken of, in uitzonderlijke gevallen, intrekken wanneer een verzoeker een volgend verzoek heeft gedaan, tot aan de beslissing waarbij tot ontvankelijkheid wordt besloten door het CGVS. De beslissing van Fedasil moet individueel gemotiveerd zijn, rekening houden met de specifieke situatie van de betrokkene, eventuele kwetsbaarheid, en met het evenredigheidsbeginsel. Het recht op medische begeleiding en een waardige levensstandaard moeten gewaarborgd blijven (artikel 4 §3 en §4 Opvangwet).

Het Arbeidshof besliste eerder, in een arrest van 14 november 2019 (AR 2019/AB/646), dat de beslissing van Fedasil niet kan steunen op een inhoudelijke beoordeling van de ernst van de nieuwe elementen die de verzoeker voorlegt bij het volgend verzoek om IB. Dit behoort tot de exclusieve bevoegdheid van het CGVS.

Het Arbeidshof merkt ook op dat de man de medische informatie op het moment van het verzoek om IB nog niet had voorgelegd aan Fedasil. Op het moment dat Fedasil de beslissing nam was ze gerechtvaardigd. Intussen zijn er echter nieuwe ontwikkelingen waar het Arbeidshof rekening mee moet houden. De Covid-19 crisis heeft de situatie grondig veranderd. De mogelijkheid voor verzorging in het ziekenhuis is momenteel ernstig beperkt en het verblijf op straat verhoogt de kans op een besmetting. Artikel 8 van het ministerieel besluit van 18 maart 2020 bepaalt dat personen ertoe gehouden zijn thuis te blijven en dat het verboden is om zich op openbare plaatsen te bevinden, behalve in noodzakelijke gevallen. Latere koninklijke besluiten bevestigen dit principe. In deze context is het duidelijk dat de overheid de nodige maatregelen moet nemen ten aanzien van personen die niet over een woning of opvang beschikken en zich dakloos op het openbaar domein bevinden, zodat zij deze verplichting kunnen naleven en beschermd worden.

Fedasil moet de man tijdens de Covid-19 crisis als een kwetsbaar persoon beschouwen. Het Arbeidshof veroordeelt Fedasil hem op te vangen, desnoods in een hotel, zolang het principe geldt dat iedereen thuis moet blijven en zich slechts op openbare plaatsen mag bevinden voor zover dit noodzakelijk is. Na beëindiging van deze maatregelen moet de man 14 dagen de tijd krijgen om opnieuw zelf in opvang te voorzien. In geval van gewijzigde omstandigheden kan hij een nieuwe vraag naar opvang doen.

Arbeidshof Brussel arrest 2020/756 van 24 april 2020

In arrest 2020/756 van 24 april 2020 deed het Arbeidshof een gelijkaardige uitspraak. Deze zaak gaat over een man met een negatieve Dublinbeslissing (bijlage 26quater) waarbij de overdrachtstermijn verstreken is en België terug bevoegd is geworden voor de asielprocedure. Hoewel DVZ zijn procedure heropent op 14 januari 2020, weigert Fedasil hem op te vangen op basis van de instructies van 3 januari 2020. Sindsdien verblijft hij in collectieve noodopvang en bij verschillende kennissen. Hij dient op 9 maart 2020 een kort geding in bij de arbeidsrechtbank tegen de beslissing van Fedasil, maar de voorzitter is van oordeel dat de dringendheid niet voldoende is aangetoond, gezien het laattijdig indienen van het beroep.

De man gaat hiertegen in beroep bij het Arbeidshof. Hij haalt aan dat de noodopvang in tijd beperkt is en bovendien sinds 23 maart plaats vindt in een sporthal.

Het Arbeidshof oordeelt dat de beslissing van Fedasil deze man verplicht om gebruik te maken van een precaire en collectieve noodopvang en hem zo verhindert de quarantainemaatregelen in het kader van Covid-19 te respecteren. Door deze situatie loopt hij het risico besmet te geraken en bovendien het virus verder over te dragen.

Het hof stelt vast dat Covid-19 een ernstig en imminent gevaar betekent en de hoogdringendheid van het beroep motiveert. Het feit dat de beslissing van Fedasil niet de hoofdoorzaak is van het gevaar, betekent niet dat de rechter Fedasil geen dringende en voorlopige maatregel kan opleggen. Het Arbeidshof veroordeelt Fedasil de man op te vangen in een centrum, een LOI, een hotel, of een andere aangepaste plaats. Dit tot er een beslissing wordt genomen in de asielprocedure of tot er een uitspraak ten gronde volgt van de arbeidsrechtbank.

Arbeidsrechtbank Brussel beschikking nr. 20/497/K van 23 juli 2020

In een beschikking op eenzijdig verzoekschrift van 23 juli 2020, nr. 20/497/K, veroordeelt de arbeidsrechtbank van Brussel Fedasil om een gezin met twee kinderen op te vangen in afwachting van hun afspraak bij DVZ om een verzoek om IB te kunnen doen. Ze kregen eerder een negatieve Dublinbeslissing, maar deze bijlage 26quater was reeds meer dan zes maanden verstreken zonder transfer naar de bevoegde lidstaat. Ze dreigden dakloos te worden in afwachting van de afspraak bij DVZ.

Feiten

Het gezin doet op 7 november 2019 een verzoek om IB in België. Ze krijgen een bijlage 26quater op 8 januari 2020 omdat DVZ vaststelt dat Kroatië de verantwoordelijke lidstaat is voor hun asielprocedure. Daartegen dienen ze beroep in bij de RvV, waar de zaak nog hangende is als de transfertermijn van zes maanden verstrijkt en België de verantwoordelijke lidstaat is geworden. DVZ bevestigt dit via mail op 22 juli 2020.

Het gezin verblijft van bij het begin van de asielprocedure in het Klein Kasteeltje. Op het moment van de negatieve Dublinbeslissing krijgen ze een toewijzing aan een Dublinplaats in een ander opvangcentrum, waarvoor ze een uitzondering aanvragen wegens psychologische opvolging en medische noden van een van hun kinderen. Deze aanvraag wordt geweigerd door Fedasil op 13 februari 2020. De familie verlaat daarop de opvang en vindt gedurende vijf maanden onderdak bij Samu Social in Brussel, een daklozenopvangcentrum. Dit is geen aangepaste plaats voor het gezin: het centrum is overbevolkt waardoor het elke dag onzeker of ze terug kunnen opgevangen worden. Het centrum zou ook mogelijks sluiten vanaf 1 augustus, waardoor de gespecialiseerde medische opvolging voor hun kind in het gedrang komt.

Bij het verstrijken van de transfertermijn willen ze hun asielprocedure hier verder zetten en proberen zich hiervoor aan te melden bij het aanmeldcentrum, Klein Kasteeltje. Sinds april moet echter eerst online een afspraak worden gemaakt bij DVZ als preventiemaatregel tegen Covid-19. Ze vullen het online formulier in op 1 juli 2020. Op 16 juli schrijft de organisatie Medimmigrant Fedasil aan om dit gezin op te vangen in afwachting van een afspraak bij DVZ, maar een antwoord blijft uit. Op 22 juli wordt Fedasil opnieuw aangeschreven maar zonder antwoord. Op 23 juli stapt het gezin naar de arbeidsrechtbank.

Beoordeling arbeidsrechtbank

De arbeidsrechtbank overweegt dat:

  • er nog steeds sprake is van een pandemie
  • hoewel de maatregelen versoepeld zijn, gelden er nog steeds preventieve maatregelen zoals het voldoende afstand houden en voldoende handhygiëne
  • er dreigt een tweede golf aan besmettingen
  • uit de informatie op de websites van Fedasil en DVZ blijkt dat het aanmeldcentrum nog steeds gesloten is en dat eerst online een afspraak moet gevraagd worden
  • het gezin verblijft in een precaire daklozenopvang, wat geen menswaardige plaats is die rekening houdt met het hoger belang van het kind
  • uit de mail van DVZ blijkt dat België terug bevoegd is voor de asielprocedure
  • noch uit de Belgische Opvangwet, noch uit de Europese Opvangrichtlijn blijkt dat iemand definitief mag uitgesloten worden van het recht op opvang omdat deze in het verleden de opvang verlaten heeft. Wanneer de persoon zich terug aanmeldt, moet een nieuwe beslissing over het recht op opvang genomen worden
  • dat het gezin nog niet opnieuw geregistreerd werd en nog geen duplicaat kreeg van hun bijlage 26 is te wijten organisatorische redenen eigen aan de aangepaste werking van DVZ ten gevolge van de coronamaatregelen, wat niet afgewenteld kan worden op het gezin zelf. Het is duidelijk dat zij verzoekers om IB zijn, die op basis van artikel 3 en 6 van de Opvangwet recht hebben op een aangepaste en menswaardige opvang gedurende de hele asielprocedure.
  • het feit dat er kinderen betrokken zijn, versterkt de nood om een aangepaste opvangplaats toe te kennen.

Een stabiele opvang is noodzakelijk om de fysieke integriteit van deze verzoekers en de volksgezondheid te beschermen. De Arbeidsrechtbank veroordeelt Fedasil, onder een dwangsom van 100 euro per dag, het gezin op te vangen in een opvangcentrum, een LOI, of een hotel of elke andere aangepaste plaats indien geen plaatsen beschikbaar zijn. Dit tot het einde van de asielprocedure.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen