Behoud verblijf wordt afhankelijk van integratie-inspanningen

De wet tot invoering van een algemene verblijfsvoorwaarde in de Verblijfswet, in werking getreden op 26 januari 2017, bestaat uit twee onderdelen, waarvan nu alleen de tweede in werking is:

  1. Deze wet creëert de mogelijkheid de zogenaamde nieuwkomersverklaring in te voeren, die zal gelden als voorwaarde om een ontvankelijke verblijfsaanvraag in te dienen. Over deze nieuwkomersverklaring moet echter eerst nog een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeenschappen gesloten worden. Dit deel van de wet zal pas in werking treden na zo'n akkoord en na uitvoeringsbesluit.
  2. Deze wet voert de voorwaarde in om inspanningen tot integratie te moeten leveren voor het behouden van een verblijfsrecht. Als de vreemdeling geen aantoonbare inspanningen levert, kan DVZ een einde maken aan het verblijf. De concrete invulling van die nieuwe bevoegdheid van DVZ is nog onduidelijk.

Hierna bespreken we de nieuwe verblijfsvoorwaarde die wel al in werking is, om integratie-inspanningen te leveren.

Voor wie geldt integratie als verblijfsvoorwaarde?

Vreemdelingen die verblijf aanvragen vanaf 26 januari 2017, zullen integratie-inspanningen moeten leveren om dit verblijf te behouden, als ze dit al toegekend krijgen.

Het gaat niet om alle toekenningen van verblijf vanaf 26 januari 2017, maar alleen om aanvragen tot verblijf vanaf 26 januari 2017 die normaal pas enkele maanden later zullen toegekend worden.

Hoewel de wet de bereidheid tot integratie als algemene verblijfsvoorwaarde poneert, is deze voorwaarde niet van toepassing op bepaalde soorten verblijfsaanvragen en -statuten:

  • Personen die internationale bescherming vragen
  • Erkende vluchtelingen, inclusief familieleden uit artikel 10, §1, 4° tot 6° Verblijfswet (Vw).
  • Subsidiair beschermden, inclusief familieleden uit artikel 10, §1, 4° tot 6° Vw.
  • Erkende staatlozen, inclusief familieleden uit artikel 10, §1, 4° tot 6° Vw.
  • Begunstigden van de associatieovereenkomst EEG-Turkije
  • Ouders van een niet-begeleide minderjarige vreemdeling die erkend is als vluchteling of subsidiair beschermde
  • Langdurig ingezetenen die hun status verloren en de herverkrijging vragen
  • Unieburgers, inclusief familieleden die een aanvraag op grond van artikel 40, 40bis of 40ter doen
  • Belgen die gebruik maakten van hun recht op vrij verkeer, inclusief familieleden
  • Buitenlandse studenten
  • Slachtoffers van mensenhandel
  • Langdurig ingezetenen in EU die tweede verblijf in België vragen

Verder verleent de wet ook een vrijstelling aan bepaalde personen:

  • Minderjarigen
  • Onbekwaam verklaarden
  • Ernstig zieken
  • Beschermde personen

Welke inspanning tot integratie moeten zij bewijzen aan DVZ?

De wet voert de verplichting in inspanningen te leveren tot integratie. De vreemdeling moet dit kunnen bewijzen, binnen de eerste termijn van zijn voor een beperkte duur toegekend verblijf.

DVZ toetst de inspanningen tot integratie in het bijzonder aan de hand van de volgende criteria:

  • Het volgen van een inburgeringscursus
  • Werken als werknemer, zelfstandige of ambtenaar
  • Studeren aan of afgestudeerd zijn van een georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstelling
  • Volgen van een erkende beroepsopleiding
  • Kennis van de taal van de plaats van inschrijving in het rijksregister
  • Actief deelnemen aan het verenigingsleven
  • Strafrechterlijk verleden. Het GwH vernietigde deze laatste voorwaarde in haar arrest nr. 126/2018 van 4 oktober 2018 (Lees meer 'GwH beoordeelt integratie-inspanningen in kader van verblijf')

DVZ heeft een discretionaire bevoegdheid tot het uitvoeren van de controles. Bovendien is de lijst met criteria niet limitatief. De vraag stelt zich dan ook hoe DVZ de criteria zal toepassen: hoeveel gewicht zal hij hechten aan de verschillende criteria, welke andere criteria zal hij nog in overweging nemen etc. Dat zal de praktijk moeten uitwijzen.

Beëindiging verblijf bij gebrek aan redelijke integratie-inspanningen

Bij gebrek aan redelijke inspanningen, heeft DVZ de mogelijkheid het verblijf te beëindigen. Maar dit kan enkel na het uitvoeren van een evenredigheidstoets. Hierbij moet DVZ rekening houden met:

  • de aard en de hechtheid van de familiebanden van betrokkene
  • de duur van zijn verblijf in het Rijk
  • het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst

Het is nog niet duidelijk hoe en op welk moment DVZ de integratie-inspanning zal beoordelen. Volgens de toepasselijke bepaling kan DVZ beslissen het verblijf te beëindigen gedurende 4 jaar na het verstrijken van een jaar na de toekenning van de machtiging tot beperkt of onbeperkt verblijf of na de toelating tot verblijf. Anderzijds moet de vreemdeling integratie-inspanningen bewijzen "binnen de eerste termijn van zijn voor een beperkte duur toegekend verblijf". De wet lijkt dus een onderscheid te maken tussen de termijn voor het bewijs door de vreemdeling, en de termijn van de beoordeling door DVZ. Wat de wetgever werkelijk bedoelde en hoe DVZ dit zal toepassen, is nog moeilijk om in te schatten.

Vlaamse inburgeringsplicht en -vrijstelling blijft gelden maar de doelgroepen verschillen

De federale integratieverplichting met verblijfssanctie komt bovenop de bestaande Vlaamse inburgeringsplicht die al gesanctioneerd wordt met een administratieve geldboete.

Maar de verplichte en vrijgestelde doelgroepen van de federale Verblijfswet en van het Vlaamse Decreet integratie- en inburgeringsbeleid komen niet overeen.

Dat betekent bijvoorbeeld:

  • In Vlaanderen zijn erkende vluchtelingen, staatlozen, subsidiair beschermden en hun familieleden, slachtoffers van mensenhandel en sommige begunstigden van de Turkse associatieovereenkomst en sommige langdurig ingezetenen wél verplicht tot inburgering, op straffe van een administratieve geldboete. Deze Vlaamse plicht en sanctie blijft bestaan, maar er komt geen federale verblijfssanctie bovenop.
  • De Vlaamse inburgeringsplicht geldt niet voor arbeidsmigranten en hun familieleden, terwijl zij nu wel (behalve Turken) een federale integratieplicht krijgen. Niet-Turkse arbeidsmigranten zullen dus wel integratie-inspanningen moeten aantonen om hun verblijfsrecht te behouden, maar het is nog niet zeker of DVZ zal eisen dat zij een Vlaams inburgeringstraject volgen aangezien ook werken al een erkende integratie-inspanning is. In ieder geval zijn ze in Vlaanderen geen verplichte maar rechthebbende inburgeraar, en gelden de geldboetes voor verplichte inburgeraars dus niet voor hen.
  • Sommige verplichte Vlaamse inburgeraars worden nu ook federaal verplicht om integratie-inspanningen te leveren. Bijvoorbeeld gezinsmigranten met een Belg (die geen gebruik maakt van vrij personenverkeer binnen de EU) of met een derdelander (die geen internationale bescherming heeft en geen Turk is), of ook humanitair geregulariseerden (behalve staatlozen en ernstig zieken). Als zij geen inburgering volgen, riskeren ze niet alleen een of meerdere oplopende administratieve geldboetes (de Vlaamse sanctie), maar riskeren ze ook dat hun verblijfsstatuut beëindigd wordt (de federale sanctie). Het is echter nog onduidelijk hoe en wanneer zij hun integratie-inspanningen nu precies moeten aantonen aan DVZ, en hoe en wanneer DVZ dat dan precies zal beoordelen.

In Brussel en Wallonië gelden nog andere regels

Ook in (Nederlandstalig én Franstalig) Brussel en in Wallonië is er nu al een inburgeringsaanbod, opnieuw voor verschillende doelgroepen. De verschillende bevoegde regeringen willen dat ook verplicht maken en sanctioneren. Ook hier komen de federale regels bovenop de regionale regels.

Wordt vervolgd

De komende maanden volgen we dit verder op en bij meer info zullen we dit bericht en onze webinfo actualiseren.