Berekening kort verblijf ook voor onderdanen Bahama’s volgens 90 dagen binnen 180 dagen

De overeenkomst tussen de Europese Unie (EU) en het Gemenebest van de Bahama’s van 28 mei 2009 inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf werd op 25 april 2018 aangepast. Dit om de overeenkomst in overeenstemming te brengen met de gewijzigde definitie van het begrip kort verblijf en de gewijzigde berekeningsregels die de Verordening nr. 610/2013 van 26 juni 2013 invoerde in de Schengengrenscode (Verordening nr. 562/2006). De gewijzigde overeenkomst tussen de EU en de Bahama’s treedt op 1 juni 2021 in werking.

Vanaf de inwerkingtreding op 1 juni 2021 zal een ‘kort verblijf’ ook voor onderdanen van de Bahama’s worden uitgedrukt in termen van “een verblijf van maximum 90 dagen binnen elke periode van 180 dagen die aan elke dag van het verblijf voorafgaat”. Vóór de inwerkingtreding van de wijziging wordt dit nog omschreven als “een verblijf van maximum drie maanden binnen een tijdvak van zes maanden te rekenen vanaf de zogenaamde eerste binnenkomst” (zie verder).

Zoals bekend gelden bij de ‘nieuwe’ berekening van het kort verblijf volgende principes:

  • De referentieperiode van 180 dagen die in aanmerking moet worden genomen, is veranderlijk. Het gaat om de periode die aan elke dag van het verblijf voorafgaat. Om na te gaan of de 90 dagen binnen een periode van 180 dagen gerespecteerd worden, kijkt men op elke dag van het verblijf terug op de laatste 180 dagen.
  • De inreisdatum geldt als de eerste dag van verblijf op het grondgebied van de Schengenzone en de uitreisdatum als de laatste dag van verblijf. Er wordt dus rekening gehouden met de in- en uitreisdatum.
  • Er wordt enkel rekening gehouden met periodes van kort verblijf op het grondgebied van de Staten die het Schengenacquis integraal toepassen. Het gaat om de EU-lidstaten (behalve Kroatië, Bulgarije, Roemenië, Cyprus en Ierland) en om Liechtenstein, IJsland, Noorwegen en Zwitserland.
  • De perioden van verblijf die zijn toegestaan op grond van een verblijfsvergunning of een visum lang verblijf worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de verblijfsduur (artikel 5, §1bis Schengengrenscode).
  • Een ononderbroken periode van afwezigheid uit de Schengenzone van 90 dagen of meer laat sowieso een nieuw verblijf van 90 dagen toe (voor zover voldaan is aan de andere binnenkomstvoorwaarden).

Overeenkomsten met andere landen nog niet aangepast

Voor onderdanen van de andere landen waarmee de EU overeenkomsten inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf heeft afgesloten (Antigua en Barbuda, Barbados, Sint-Kitts en Nevis, Mauritius en de Seychellen) wordt nog steeds de ‘oude’ regel van “drie maanden binnen een tijdvak van zes maanden” gehanteerd zolang deze overeenkomsten niet zijn aangepast.

Bij de berekening van het kort verblijf volgens de ‘oude’ regeling gelden de volgende principes:

  • Het tijdvak van zes maanden begint te lopen vanaf een zogenaamde eerste binnenkomst. Volgens het Hof van Justitie (C-241/05, arrest Bot t. Frankrijk) moet onder ‘eerste binnenkomst’ worden verstaan:
      • de allereerste binnenkomst op het grondgebied van de Schengenzone of
      • de eerste binnenkomst na het verstrijken van een periode van zes maanden na deze allereerste binnenkomst of
      • elke andere eerste binnenkomst na het verstrijken van elke nieuwe periode van zes maanden na de vorige datum van eerste binnenkomst.
  • Men mag drie maanden (al dan niet ononderbroken) verblijven in de periode van zes maanden die onmiddellijk volgt op de ‘eerste binnenkomst’. Eens deze periode van zes maanden afgelopen is, vormt de volgende binnenkomst opnieuw een ‘eerste binnenkomst’ en mag men opnieuw maximaal drie maanden verblijven.
  • Om te bepalen met welke ‘eerste binnenkomst’ rekening moet worden gehouden, wordt gekeken naar de in- en uitreisstempels. Bij de oudste inreisstempel in het paspoort wordt zes maanden bijgeteld. Bij de eerste inreisstempel die volgt op deze periode wordt opnieuw zes maanden bijgeteld en zo verder totdat men uitkomt bij de periode die op dit ogenblik lopende is. Er moet geen rekening gehouden worden met oudere inreisstempels als er tussen twee opeenvolgende inreisstempels meer dan zes maanden zit.
  • Bij het beoordelen van de toegestane verblijfsduur wordt enkel naar de huidige periode gekeken, zelfs al heeft men onmiddellijk voorafgaand zijn toegelaten verblijfsduur overschreden.
  • Als men in zijn eerste periode van zes maanden 90 dagen versnipperd heeft opgebruikt, heeft men onmiddellijk na afloop van deze eerste periode opnieuw recht op een binnenkomst. Dit veronderstelt wél dat men eerst de Schengenzone is uitgereisd.
  • Deze ‘oude’ regeling geldt voor:
      • de onderdanen van een aantal derde landen waarmee de EU overeenkomsten inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf heeft afgesloten (Antigua en Barbuda, Barbados, Sint-Kitts en Nevis, Mauritius en de Seychellen) en
      • de onderdanen van derde landen waarmee de EU of België (al dan niet in Benelux-verband) facilitatieovereenkomsten inzake de afgifte van visa of de vrijstelling van de visumplicht heeft afgesloten.