Bescherming slachtoffers intrafamiliaal geweld bij gezinshereniging niet discriminerend

De bescherming die de Verblijfswet in sommige gevallen voorziet voor slachtoffers van intrafamiliaal geweld tijdens een procedure gezinshereniging, is niet discriminerend. Dat zegt het Grondwettelijk Hof in een arrest van 17 september 2015 (nr. 121/2015).

Huidige wettelijke regeling

Het verblijfsrecht van een vreemdeling die hier verblijft op basis van gezinshereniging is tijdens de eerste drie jaar (= familielid van een derdelander met een onbeperkt verblijfsrecht in België) of vijf jaar (= familielid van een Belg of Unieburger) voorwaardelijk. Dat betekent dat het familielid zijn verblijfsrecht kan verliezen van zodra er geen samenwoonst, respectievelijk gezinscel, meer is. Dit stelt een probleem voor slachtoffers van intrafamiliaal geweld, die de woning van de gezinshereniger verlaten omwille van het geweld. Daarom voorziet de Verblijfswet dat DVZ het verblijfsrecht niet beëindigt als het gaat om een slachtoffer van intrafamiliaal geweld.

Maar de randvoorwaarden om van deze bescherming te kunnen genieten, verschillen al naargelang het gaat om een familielid van een derdelander met een onbeperkt verblijfsrecht in België (artikel 11 § 2, lid 4 Vw), dan wel om een familielid van een Belg of Unieburger (artikel 42quater § 4, 4° Vw). Daar waar er voor de eerste categorie géén bijkomende voorwaarden bepaald zijn, moet het familielid van een Belg of Unieburger bijkomend bewijzen dat het:

  1. een werknemer of zelfstandige is in België, of
  2. voor zichzelf en zijn familie beschikt over voldoende bestaansmiddelen om te voorkomen dat ze tijdens hun verblijf ten laste vallen van de sociale bijstand en beschikt over een ziekteverzekering, of
  3. lid is van een in het Rijk gevormde familie van een persoon die aan de voorwaarden onder a. of b. voldoet.

Alleen wanneer aan deze bijkomende voorwaarden is voldaan, mag DVZ volgens artikel 42quater, §4, 4° Verblijfswet het verblijfsrecht van het familielid van een Belg of Unieburger, slachtoffer van intrafamiliaal geweld, niet beëindigen.

Analyse

Volgens het Grondwettelijk Hof bestaat er echter géén verschil in behandeling. Zowel artikel 11 § 2, lid 4 Vw, als artikel 42quater § 1 Vw, en dus niet artikel 42quater § 4, 4° Vw, geeft een discretionaire bevoegdheid aan DVZ om al dan niet een einde te maken aan het verblijfsrecht van een familielid. DVZ mag deze beoordelingsbevoegdheid niet op een willekeurige wijze of met overtreding van de grondwettelijke regels uitoefenen.

Ook bij de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid in het kader van artikel 42quater § 1 Vw moet DVZ rekening houden met alle elementen die hem ter kennis gebracht zijn. Met name met de redenen die het familielid ertoe gebracht hebben een einde te maken aan de gezinscel met zijn/haar Belgische echtgeno(o)t(e). In dat opzicht moet DVZ rekening houden met het huiselijk geweld dat het familielid geleden heeft, op dezelfde wijze als hij daarmee rekening houdt op grond van artikel 11 § 2, lid 4 Vw.

Artikel 42quater § 4, 4° Vw, waarin bijkomende voorwaarden opgelegd worden aan het familielid van een Belg of Unieburger, slachtoffer van intrafamiliaal geweld, voorziet daarentegen een rechtop het behoud van het verblijfsrecht en legt terzake een gebonden bevoegdheid op aan de DVZ.

Conclusie

DVZ moet volgens het Grondwettelijk Hof steeds rekening houden met het element ‘huiselijk geweld’ bij een beslissing om het verblijfsrecht te beëindigen van een familielid van een Belg of Unieburger, slachtoffer van intrafamiliaal geweld. Zelfs wanneer het familielid niet voldoet aan de bijkomende voorwaarden in artikel 42quater § 4, 4° Vw, en dus géén bestaansmiddelen of ziekteverzekering heeft.

DVZ zal dus goed moeten motiveren waarom hij het verblijfsrecht van een familielid van een Belg of Unieburger toch beëindigt bij bewezen intrafamiliaal geweld. Hetzelfde geldt voor het familielid van een derdelander met een onbeperkt verblijfsrecht in België. Voor hen bestaan er sowieso geen bijkomende voorwaarden van bestaansmiddelen en een ziekteverzekering.