Op 1 juni 2021 schreven zes Schengenlidstaten, waaronder België, een brief naar de Europese Commissie. Zij stellen vast dat het aantal secundaire migranten met internationale bescherming in Griekenland in hun landen toeneemt. Doordat deze secundaire migranten in Griekenland ondermaats behandeld worden, kunnen de Schengenstaten waar zij later opnieuw een verzoek om internationale bescherming (VIB) doen hen niet terugsturen. Volgens de zes Schengenlidstaten ondermijnt dat het Gemeenschappelijk Europees Asielsysteem.
Context
De Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU) staat de EU-lidstaten toe procedures in het leven te roepen om een VIB onontvankelijk te verklaren wanneer de verzoeker reeds internationale bescherming heeft gekregen in een andere EU-lidstaat. Artikel 57/6, §3, 3° Verblijfswet vormt in België de omzetting van dit artikel. Volgens het Hof van Justitie (HvJ arrest Ibrahim van 19 maart 2019, C-297/17) is het echter onmogelijk hen terug te sturen naar de EU-lidstaat waar zij eerst internationale bescherming kregen, wanneer zij daar een ernstig risico lopen op onmenselijke of vernederende behandeling, met name wanneer zij buiten hun wil om in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie terechtkomen.
België en de andere Schengenlidstaten moesten vaststellen dat hun nationale rechtbanken vaak toepassing maken van de rechtspraak van het HvJ in het arrest Ibrahim. De rechtbanken oordelen dat personen met internationale bescherming in Griekenland geen passende huisvesting en geen minimale levensstandaard in overeenstemming met artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (EU-Handvest) en artikel 3 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens genieten. Dat maakt het onmogelijk hun secundair VIB onontvankelijk te verklaren en hen terug te sturen naar Griekenland.
Om die reden roepen de zes staten de Europese Commissie op om:
- te onderzoeken of Griekenland tegemoet komt aan de verplichtingen in het EU-Handvest met betrekking tot de procedurele garanties, huisvesting en de minimale levensstandaard. Zoniet, vragen zij dit te remediëren, desnoods met Europese steun.
- misbruik van reisdocumenten voor personen met internationale bescherming te vermijden. De briefschrijvers wijzen erop dat het doel van deze documenten is om een kort verblijf in andere EU-lidstaten toe te laten. Volgens hen worden deze misbruikt om een VIB te doen.
- desnoods Griekenland te vragen individuele garanties te bieden dat secundaire migranten procedurele garanties en een minimale levensstandaard in overeenstemming met art. 4 EU-Handvest genieten om terugsturen toch mogelijk te maken.
Conclusie
De zes briefschrijvers zijn bevoegde ministers voor binnenlandse zaken, asiel en migratie van Duitsland, Frankrijk, België, Luxemburg, Nederland en Zwitserland. Zij erkennen in deze brief aan de Europese Commissie dat Griekenland er niet in slaagt de fundamentele mensenrechten van personen met internationale bescherming te respecteren en roepen op om deze situatie te remediëren. Zolang deze situatie onveranderd blijft, lijkt het onmogelijk nog langer de VIB’s van secundaire migranten onontvankelijk te verklaren en hen terug te sturen naar Griekenland. Dit sluit aan bij de rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) die reeds in verschillende beslissingen vaststelde dat het beschermingsstatuut in Griekenland niet effectief is.
- Brief Schengenstaten aan Europese Commissie
- Lees meer over de relevante rechtspraak van de RvV in onze nieuwsberichten ‘RvV vernietigt niet-ontvankelijkheid asielaanvraag wegens beschermingsstatus in Griekenland wegens onvoldoende onderzoek’ en ‘RvV vernietigt beslissing CGVS: toegekende bescherminsstatuut in Griekenland is niet effectief’