Burundese onderdanen die in België asiel vroegen, lopen risico op vervolging

In een arrest van 22 december 2022 met 3 rechters kent de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de vluchtelingenstatus toe aan een Burundese verzoeker om internationale bescherming. Er werd geen geloof gehecht aan de verklaringen van de vrouw. Toch vindt de RvV een langdurig verblijf en een verzoek om internationale bescherming in België voldoende om een gegronde vrees voor vervolging aan te tonen. Het Burundese regime beschouwt personen in deze situatie als opposanten. Uit landeninformatie blijkt dat opposanten risico lopen op vervolging in Burundi. In eerdere arresten van augustus 2022 had de RvV in andere zin geoordeeld.

Een Burundese vrouw diende op 6 mei 2019 een verzoek in om internationale bescherming (VIB). Ze vreest vervolging omwille van de politieke activiteiten van haar vader. Deze was politiek actief voor de oppositiebeweging Forces nationales pour la libération (FNL). Hij en zijn familie werden meermaals bedreigd door regeringsaanhangers. Omwille van deze bedreiging ontvluchtte de vrouw Burundi in december 2018. Aanvankelijk verbleef ze in Denemarken bij haar partner. De man bleek ook een regeringsaanhanger te zijn, en gedroeg zich gewelddadig tegenover haar. Hierop besloot de vrouw naar België te reizen.

Het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en staatlozen (CGVS) hecht geen geloof aan de verklaringen over het ‘politiek’ profiel van de vader. Daarnaast vindt het CGVS het verblijf in Denemarken en de vermeende problemen met haar partner niet geloofwaardig. Een verblijf en verzoek om IB in België geven op zichzelf volgens het CGVS geen automatische aanleiding voor een gegronde vrees voor vervolging. Het CGVS weigert de vluchtelingenstatus en de status subsidiaire bescherming. Op 28 juni 2022 dient de vrouw een beroep in bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV).

De RvV is het eens met het CGVS, en hecht geen geloof aan de verklaringen van de vrouw over de activiteiten van haar vader en haar vermeend huwelijk. Het is volgens de RvV cruciaal om na te gaan of een verblijf in België op zichzelf voldoende is om aanleiding te geven tot een gegronde vrees voor vervolging.

De onzekere mensenrechtensituatie in Burundi, en de moeilijke verhoudingen met België nopen tot voorzichtigheid

De Raad merkt op dat er sinds 2020 geen enkele verbetering is van de mensenrechtensituatie in Burundi. Ze verwijst hiervoor naar verschillende landenrapporten, waaronder de COI Focus ‘Burundi – Le traitement réservé par les autorités nationales à leurs ressortissants de retour dans le pays’ en de COI Focus ‘sur la situation sécuritaire au Burundi’.

Volgens deze bronnen vinden er nog regelmatige misdaden tegen de mensheid plaats in Burundi. De politie en de veiligheidsdiensten van Burundi plegen deze. Daarnaast voeren regeringsaanhangers regelmatig aanvallen uit op personen van de oppositie. Hierbij worden ze willekeurig vastgehouden, gefolterd of verdwijnen ze. Volgens de Raad moet het CGVS deze context altijd in acht nemen. Een grote voorzichtigheid bij het beoordelen van Burundese VIB blijft aangeraden.

Het verblijf en VIB in België verhogen het risico op vervolging

De Raad stelt verder dat België een aanzienlijke Burundese diaspora kent. Hieronder bevinden zich tegenstanders van het Burundese regime. Zij worden nauwlettend in de gaten gehouden door het Burundese regime. Het regime schakelt hiervoor leden in van de Burundese diaspora in België. Burundi beschouwt België volgens de Raad nog steeds als een ‘vijandig land’. Verder verwijst de Raad naar de UNHCR, die een vrijwillige terugkeer van Burundese onderdanen nog altijd afraadt.

De bronnen in de COI Focus ‘Burundi – Le traitement réservé par les autorités nationales à leurs ressortissants de retour dans le pays ‘ van 28 februari 2022 tonen niet aan dat Burundese burgers die uit België terugkeren, vervolgd worden om die reden. Dezelfde bronnen melden wel dat een verblijf als VIB in België, iemand voor de Burundese autoriteiten verdacht maakt van sympathieën voor de oppositie. De Raad stelt op basis van de beschikbare landeninformatie dat het Burundese regime beschouwt elke Burundese onderdaan die niet openlijk met hem meewerkt als een opposant. Opposanten worden bedreigd en verdwijnen regelmatig.

Bijgevolg is de verdenking van sympathie voor de oppositie tegen het regime in Bujumbura voldoende om aanleiding te geven tot een gegronde vrees voor vervolging wegens politieke opvattingen of toegeschreven opvattingen.

De RvV kent verzoekster de vluchtelingenstatus toe, omwille van een gegronde vrees voor vervolging op basis van toegeschreven politieke opvattingen in de zin van artikel 48/3, §5, Vreemdelingenwet.

Bijkomende opmerkingen

In augustus 2022 oordeelde de RvV nog in twee arresten dat een verzoek om internationale bescherming in België op zichzelf niet voldoende was om een gegronde vrees voor vervolging aan te tonen. Een Burundese verzoeker moest volgens deze rechtspraak elke vrees voor vervolging individueel aantonen.

In dit arrest lijkt de RvV deze vereiste voor individualisering niet op te leggen. Het verzoek om VIB op zichzelf is voldoende. De RvV verwijst hiervoor naar haar arrest nr. 195.323 van 23 november 2017, dat werd uitgesproken door drie rechters:

“gezien de radicalisering van het Burundese regime, zijn internationaal isolement, zijn toenemende paranoia, het klimaat van terreur dat in Burundi heerst en waar ernstige schendingen van de mensenrechten plaatsvinden […] is de Raad van oordeel dat het loutere feit dat verzoeker zijn land heeft verlaten om zich naar België te begeven, waar hij asiel heeft aangevraagd, volstaat om het bestaan aan te tonen van een vrees voor vervolging“

Tijdens de contactvergadering internationale bescherming van januari 2023, georganiseerd door Myria, gaf de vertegenwoordiger van het CGVS aan dat het Commissariaat een cassatieberoep zou aantekenen bij de Raad van State.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen