De impact van de COVID-19-pandemie op de rechtspositie van vreemdelingen

Dit nieuwsbericht geeft een overzicht van de concrete gevolgen van de coronacrisis op verblijfsaanvragen, -procedures, -documenten en rechten van vreemdelingen. We volgen verdere ontwikkelingen op en blijven dit overzicht actualiseren.

Laatst bijgewerkt op 28 februari 2023

Inhoudstafel

1. Inleiding en basisregelgeving

2. Dienstverlening burgerzaken

3. Verblijfsdocumenten en inschrijving in het rijksregister
3.1 Woonstcontroles en attest van immatriculatie
3.2 Bijlage 35
3.3 Verlengingen en statuutswijzigingen tijdig aanvragen
3.4 Oproepingen en afgifte nieuwe elektronische vreemdelingenkaarten

4. Reizen
4.1 Reizen naar België
4.2 Reizen vanuit België
4.3 Terugkeervisum

5. Gezinshereniging
5.1. Hervatting van het indienen van visumaanvragen en afgifte van visa
5.2. Gevolgen voor gezinshereniging
5.3. Bewijs bestaansmiddelen bij "tijdelijke werkloosheid COVID-19"
5.4. DNA-procedure bij gezinshereniging gewijzigd

6. Arbeidsmigranten in België

7. Kort verblijf in België
7.1. Bewijs van aanmelding
7.2. Verbintenis tot tenlasteneming

8. Verzoek om internationale bescherming in België

8.1. Toegang tot de asielprocedure
8.2. Beperkte dienstverlening asielinstanties (DVZ, CGVS, RvV)
8.3. Tewerkstelling tijdens asielprocedure

9. Opvang tijdens asielprocedure
9.1. Recht op opvang in afwachting van een afspraak bij DVZ
9.2. Maatregelen in het opvangnetwerk
9.3. Toeleiding naar werk vanuit opvang, en gevolgen voor opvang
9.4. Maaltijdcheques bij vertrek uit opvang
9.5. Niet-begeleide minderjarigen: leeftijdsbepaling, voogdij, opvang

10. Detentie

11. Verlenging verblijf wegens overmacht
11.1. Derdelanders met kort verblijf: normale procedure
11.2. Derdelanders met (al dan niet verstreken) tijdelijk verblijfsrecht (A kaart)
11.3. Derdelanders met bevel om het grondgebied te verlaten (BGV)

12. OCMW-steun
12.1. Algemeen - organisatie hulpverlening
12.2. OCMW-steun bij (onwettig) verblijf in België door overmacht
12.3. OCMW-steun bij lopende verblijfsaanvraag maar zonder geldig verblijfsdocument
12.4. OCMW-steun bij verblijf in buitenland door overmacht
12.5. Dringende medische hulp
12.6. Leeflooncategorie bij samenwoonst met asielzoeker met maaltijdcheques
12.7. Fonds voor voedselhulp
12.8. Covid-19-subsidie

13. Tijdelijke werkloosheid voor vreemdelingen
13.1. Overmacht en vereenvoudigde procedure voor werkgevers en werknemers
13.2. Tijdelijke werkloosheid telt mee als economische participatie voor Belgische nationaliteitsverklaring

14. De Covid-vaccinatie van personen in een precaire verblijfssituatie: een stand van zaken
14.1. Verzoekers om internationale bescherming
14.2. Mensen zonder wettig verblijf
14.3. Populatiemanager
14.4. Seizoenarbeiders

1. Inleiding en basisregelgeving

Op korte tijd zijn er wereldwijd door vele landen, door de Europese Unie en door België sinds 13 maart 2020 crisismaatregelen genomen ter bestrijding van de coronaviruspandemie en ter bescherming van de gezondheid.

We geven hier een overzicht van de directe of indirecte impact op de mogelijkheden tot migratie, tot het indienen van en beslissen over verblijfsaanvragen, tot het voeren van een verblijfsprocedure en het uitvoeren van beslissingen, en tot het uitoefenen van rechten in, vanuit en naar België.

De noodmaatregelen die werden genomen naar aanleiding van het coronavirus COVID-19 zijn gebonden aan de evolutie van de gezondheidscrisis en de vaccinatiegraad.

De loketwerking bij de gemeentebesturen was sinds 13 maart 2020 strikt beperkt. Sinds 1 juni 2021 mogen opnieuw alle diensten worden aangeboden, mits de geldende regels inzake social distancing gerespecteerd worden. Gemeenten moeten sommige diensten wel nog steeds ook digitaal aanbieden.

Voor de verblijfsprocedures betekent dit momenteel dat enkel nog aanvragen ingediend vanuit legaal lang verblijf, dus door een vreemdeling die al ingeschreven is in het Rijksregister op het moment van de aanvraag, digitaal ingediend kunnen worden. Gemeenten zijn niet verplicht om in de mogelijkheid tot digitale indiening van voornoemde verblijfsaanvragen te blijven voorzien.

De geldende maatregelen worden continu geëvalueerd. De volgende maatregelen zijn onder meer nog van kracht:

  • verplichting tot het dragen van mondmaskers in ziekenhuizen, medische kabinetten en apotheken;
  • ondernemingen, verenigingen en diensten nemen tijdig passende preventiemaatregelen om de naleving van de regels van social distancing te garanderen en een maximaal niveau van bescherming te bieden;
  • maatregelen voor reizigers vanuit landen met heel hoog risico.

In België werden anderhalf jaar lang voornamelijk maatregelen genomen bij Ministerieel besluit. Eerst waren veel maatregelen een uitwerking van het Ministerieel besluit van 13 maart 2020. Dit Ministerieel Besluit werd vervangen op 18 maart 2020, en werd opnieuw vervangen door:

De bijlage van dit MB somt essentiële diensten op die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de vitale belangen van de Natie en de behoeften van de bevolking, en die telethuiswerk en ´social distancing´ zoveel mogelijk moeten toepassen, maar die niet moeten sluiten als dat niet kan. Daarbij horen ook onder andere:

  • de asiel- en migratiediensten met inbegrip van asielopvang en detentie in het kader van gedwongen terugkeer;
  • de integratie- en inburgeringsdiensten;
  • instellingen voor zorg, opvang en bijstand;
  • justitiediensten en rechtscolleges;
  • de wetgevende en uitvoerende machten, met al hun diensten.

Midden 2021 werd er toch een "pandemiewet" aangenomen, namelijk de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie (pandemiewet). Er gold een epidemische noodsituatie vanaf 28 oktober 2021, die op 27 januari 2022 verlengd werd voor 3 maanden. Op 11 maart 2022 werd de epidemische noodsituatie opgeheven, net als het Koninklijk besluit van 28 oktober 2021 houdende de nodige maatregelen van bestuurlijke politie teneinde de gevolgen voor de volksgezondheid van de afgekondigde epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie te voorkomen of te beperken, zoals gewijzigd, waarin de COVID-19 maatregelen waren opgenomen.

We overlopen hierna punt per punt de concrete inhoud en gevolgen van de maatregelen op vlak van dienstverlening, voor diverse soorten verblijfsstatuten, en inzake verschillende rechten van vreemdelingen.

2. Dienstverlening burgerzaken

Aan het begin van de coronapandemie namen gemeenten specifieke maatregelen om in de continuïteit van de dienstverlening bij burgerzaken te voorzien. Vanaf 1 juni 2021 mogen ze echter opnieuw al hun diensten aanbieden. De regels inzake social distancing die door adequate organisatorische maatregelen en schikkingen geconcretiseerd werden, blijven wel nog van toepassing. Dit betekent dat gemeenten hun diensten nog steeds zo veel mogelijk digitaal moeten aanbieden.

De volgende diensten aangaande het houden van de bevolkingsregisters moetenper e-mail, per brief of via het e-loket toegankelijk blijven:

  • het verzenden van de verschillende modellen voor de bevolkingsregistratie (2, 2bis, 3, 4, 5, 5bis, 6, 7, 8, 8bis, 9, 10 en 10bis)
  • aangifte van de verandering van verblijfplaats
  • afgifte van uittreksels en attesten opgemaakt aan de hand van de bevolkingsregisters (beschikbaar via Mijn Dossier: uittreksel uit de registers, attest van hoofdverblijfplaats, attest van verblijfplaats met het oog op een huwelijk, attest van gezinssamenstelling, attest van leven, attest van Belgische nationaliteit, attest van Belgische kiezer, attest van wettelijke samenwoning, attest van wijze van teraardebestelling en/of rituelen)
  • akten van burgerlijke stand (akten die werden opgemaakt vanaf 31-03-2019 zijn beschikbaar via Mijn Dossier)
  • inzage en verbetering van de informatiegegevens opgenomen in het dossier van de burger

Burgers worden aangemoedigd om waar mogelijk de toepassing ´Mijn Dossier´ te gebruiken. De vier laatste diensten die hierboven genoemd worden zijn via deze toepassing beschikbaar.

Naar aanleiding van het beperken van de dienstverlening aan het loket deelde DVZ op 26 oktober 2020 een aantal aanbevelingen met betrekking tot de procedures voor vreemdelingen. Tot en met 6 juni 2021 was het mogelijk om verblijfs- en verlengingsaanvragen via digitale weg in te dienen. In een aanbeveling van 4 juni 2021 liet DVZ weten dat vanaf 7 juni 2021 een terugkeer naar de persoonlijke ontvangst van vreemdelingen aan het loket, met oog op het indienen van een eerste verblijfsaanvraag, volgt.

De volgende aanvragen dienen dus persoonlijk aan het loket ingediend te worden:

  • Aanvragen kort verblijf (aankomstverklaring of melding van aanwezigheid)
  • Eerste verblijfsaanvragen ingediend door vreemdelingen die nog nooit ingeschreven zijn in België (vanuit kort of illegaal verblijf)
  • Verblijfsaanvragen ingediend door vreemdelingen die afgevoerd zijn wegens verlies verblijfsrecht
  • Aanvragen tot herinschrijving na ambtshalve afvoering of vervallen verblijfskaart

Dit gezegd zijnde blijft het dus mogelijk om bepaalde aanvragen digitaal in te dienen. In een aanbeveling van 26 november 2021 raadt DVZ gemeenten aan om maximaal gebruik te maken van deze elektronische aanvraagmogelijkheid. Het betreft aanvragen ingediend door vreemdelingen die reeds in een legaal lang verblijf zijn in België en ingeschreven in het Rijksregister, met name:

  • Aanvraag afgifte bijlage 49 in afwachting van een beslissing over de verlenging van een gecombineerde vergunning (aanvraag zelf gaat via het Gewest)
  • Aanvragen verlenging gecombineerde vergunning met onbeperkte toegang tot de arbeidsmarkt
  • Aanvragen verlenging A kaart
  • Aanvragen duurzaam verblijf (bijlage 22)
  • Aanvragen vestiging (bijlage 16)
  • Aanvragen tot het bekomen van het statuut van Langdurig Ingezetene in België (bijlage 16)
  • Statuutswijzigingen van A kaart naar A kaart op een andere basis
  • Statuutswijzigingen van A kaart naar F kaart
  • Aanvragen onbeperkt verblijf (B kaart) voor erkend vluchtelingen en subsidiair beschermde

Afhankelijk van de epidemiologische situatie kunnen de huidige instructies en aanbevelingen echter nog verder evolueren. De wijze waarop gemeenten deze in de praktijk omzetten kan bovendien onderling verschillen, aangezien de concrete organisatie van de gemeentelijke dienstverlening de gemeenten toekomt. Het is dan ook aangewezen om de website van de gemeente te consulteren voor specifieke informatie en eventuele recente wijzigingen.

Meer info

3. Verblijfsdocumenten en inschrijving in het rijksregister

3.1 Woonstcontroles en attest van immatriculatie

Aan het begin van de coronapandemie werden woonstcontroles uitgesteld. Sinds 1 juni 2021 worden de woonstcontroles echter opnieuw uitgevoerd.

3.2 Bijlage 35

Volgens aanbevelingen van DVZ aan de gemeenten naar aanleiding van de tweede epidemiegolf kan zowel de eerste afgifte als de verlenging van de bijlage 35 (dat het verblijf dekt van de vreemdeling tijdens een automatisch schorsende beroepsprocedure bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen) momenteel nog via elektronische weg bezorgd worden aan de vreemdeling (in pdf). Wanneer de beroepsprocedure beëindigd is, zal de bijlage 35 niet meer verlengd worden.

Opmerking:

  • Deze aanbeveling van DVZ wordt enkel gegeven bij de bijlage 35 afgegeven in het kader van een procedure gezinshereniging en een verzoek om IB, maar een bijlage 35 wordt ook afgegeven in andere schorsende beroepsprocedures, zoals beroepen tegen beslissingen ten aanzien van Unieburgers, derdelands studenten, enzovoort (zie art. 39/79 Vw). Het lijkt logisch dat de aanbeveling ook geldt voor de andere bijlagen 35.

3.3. Verlengingen en statuutswijzigingen tijdig aanvragen

Aanvragen tot verlenging van een verblijfsrecht of een statuutswijziging moeten nog altijd op tijd ingediend worden bij de gemeente. Dit kan momenteel nog via elektronische weg.

Als de A kaart vervalt en de verlenging tijdig met alle nodige bewijzen werd aangevraagd, stuurt de gemeente een bijlage 15 of 49 in pdf met een geldigheid van 45 dagen. De bijlage 15 is tweemaal verlengbaar. De gemeente moet dan het tweede hokje aanvinken op de bijlage 15 (´om de vernieuwing van zijn verblijfs- of vestigingsvergunning of zijn EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene aan te vragen. (art. 33 of 101)´).

Bij een statuutswijziging die tijdig en met alle bewijzen aangevraagd wordt, bezorgt de gemeente via elektronische weg een attest van inontvangstname in de vorm van een bijlage 1 (bij de omzendbrief 21 juni 2007). Dit geldt niet voor een statuutswijziging naar zelfstandige (met voorlegging beroepskaart of bewijs vrijstelling).

Bij een positieve beslissing over de verlenging of de statuutswijziging kan de gemeente een bijlage 15 bezorgen in pdf. De gemeente moet dan het laatste hokje aanvinken (´om het verblijfsdocument, de verblijfs-of vestigingsvergunning of de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene waarop hij recht heeft te ontvangen (art. 119)´).

3.4. Oproepingen en afgifte nieuwe elektronische vreemdelingenkaarten

De gemeente kan ervoor kiezen om de oproepingen die de gemeente moet versturen voor het vervallen van de elektronische vreemdelingenkaarten B, C, D, E, E+, F en F+ per post of per e-mail aan de betrokken vreemdeling bezorgen. De gemeente maakt hierbij gebruik van het e-mailadres dat werd geregistreerd in het rijksregister. Op de oproeping moet de gemeente de datum vermelden waarop men zich bij de dienst bevolking moet aanmelden.

In een aanbeveling van DVZ aan de gemeenten wordt vooropgesteld dat de vernieuwing en afgifte van de elektronische vreemdelingenkaarten A, B, C, D, E, E+, F en F+ niet kan worden uitgesteld.

Meer info

4. Reizen

4.1. Reizen naar België

Sinds 23 mei 2022 zijn de meeste inreisbeperkingen geschrapt. Zowel essentiële als niet-essentiële reizen zijn toegelaten. Het is niet langer nodig om een vaccinatie-, test- of herstelcertificaat te hebben of om een Passagier Lokalisatie Formulier in te vullen. Reizigers moeten zich niet langer laten testen of in quarantaine na hun aankomst in België.

Het KB van 20 mei 2022 voorziet wel nog regels voor reizigers uit landen met een heel hoog risico. Zij moeten nog wel het Passagier Lokalisatie Formulier invullen en de onderstaande regels volgen.

Reizen vanuit China

Tussen 6 januari en 26 februari 2023 waren onderstaande beperkingen van toepassing. Deze werden opgeheven met het KB van 26 februari 2023.

Vanaf 6 januari geldt voor elke reiziger ouder dan 12 jaar die rechtstreeks van China België inreist per luchtvervoer dat hij een negatieve COVID-test van minder dan 48 uur oud of een erkend COVID-certificaat moet kunnen voorleggen bij het boarden van het vliegtuig en bij aankomst in België. België kan toegang tot het grondgebied op basis hiervan weigeren aan personen zonder de Belgische nationaliteit en personen zonder hoofdverblijfplaats in België. Dit volgt uit het KB van 6 januari 2023 en het KB van 29 januari 2023 die kaderen in een gezamenlijke Europese aanpak naar aanleiding van de stijgende besmettingscijfers in China.

Reizen vanuit een land met heel hoog risico binnen de Europese Unie of Schengenzone

Personen met een vaccinatiecertificaat moeten zich niet laten testen en niet in quarantaine. Personen zonder vaccinatiecertificaat moeten een PCR-test op dag 1 en in quarantaine blijven in afwachting van het resultaat, tenzij ze bij aankomst al een geldige, negatieve PCR-test van max. 72u oud bij zich hebben. Op dag 7 moeten ze opnieuw een PCR-test afleggen. Enkele categorieën van personen zijn vrijgesteld van de quarantaineregels.

Reizen vanuit een land met heel hoog risico buiten de Europese Unie of Schengenzone

Personen die hun hoofdverblijfplaats in België hebben, mogen naar België reizen. Ze moeten 10 dagen in quarantaine en moeten zich op dag 1 en dag 7 laten testen met een PCR-test, ook als ze een vaccinatiecertificaat hebben. Voor personen die hun hoofdverblijfplaats niet in België hebben, geldt er in principe een inreisverbod. Zij mogen enkel in uitzonderlijke gevallen naar België reizen, namelijk wanneer het gaat om:

  • Personen die beschikken over de Belgische nationaliteit;
  • Personen die hun hoofdverblijfplaats hebben in België;
  • De echtgenoot of partner van een persoon die beschikt over de Belgische nationaliteit of zijn hoofdverblijfplaats heeft in België. Deze echtgenoot of partner moet onder hetzelfde dak wonen als de Belg of de persoon die hoofdverblijfplaats heeft in België. Deze reiziger moet in het bezit zijn van een attest van essentiële reis uitgereikt door de Belgische diplomatieke of consulaire post. De feitelijke partners moeten hiervoor een aannemelijk bewijs hebben geleverd van een stabiele en duurzaam onderhouden relatie (zie FAQ);
  • De kinderen van een persoon die beschikt over de Belgische nationaliteit of zijn hoofdverblijfplaats heeft in België of diens echtgenoot of partner zoals hierboven gedefinieerd, voor zover zij onder hetzelfde dak wonen. Deze reizigers moeten in het bezit zijn van een attest van essentiële reis uitgereikt door de Belgische diplomatieke of consulaire post;
  • Personen die vanuit een zone aangemerkt met een heel hoog risico via België doorreizen naar het land van de Europese Unie of de Schengenzone waarvan ze de nationaliteit hebben of waar hun hoofdverblijfplaats zich bevindt;
  • Personen die buiten de Europese Unie en Schengenzone doorreizen (transit via een hoog risico land zonder de internationale zone van de luchthaven te verlaten of transit in België vanuit een hoog risico land zonder de buiten-Schengen zone van de luchthaven te verlaten);
  • Personen die reizen omwille van een uiterst dwingende humanitaire reden. Deze personen moeten in het bezit zijn van een attest van dwingende humanitaire reden, uitgereikt door de Belgische diplomatieke of consulaire post, goedgekeurd door de Dienst Vreemdelingenzaken;
  • Vervoerspersoneel, vracht- en cargopersoneel, zeevarenden, sleepbootbemanning, loodsen en industrieel personeel tewerkgesteld in de offshore windmolenparken, die professioneel reizen. Deze reizigers moeten in het bezit zijn van een attest uitgereikt door de werkgever.
  • Diplomaten, personeel van internationale organisaties en door internationale organisaties uitgenodigde personen van wie fysieke aanwezigheid onontbeerlijk is voor de goede werking van deze organisaties, bij het uitoefenen van hun functie. Deze reizigers moeten in het bezit zijn van een attest van essentiële reis uitgereikt door de Belgische diplomatieke of consulaire post;
  • De reizen van personen van wie fysieke aanwezigheid onontbeerlijk is voor de nationale veiligheid, mits zij in het bezit zijn van een attest van essentiële reis uitgereikt door de Belgische diplomatieke of consulaire post en goedgekeurd door de Dienst Vreemdelingenzaken.

Ook voor hen geldt de verplichte quarantaine van 10 dagen en de verplichting om zich te laten testen op dag 1 en dag 7 met een PCR-test, ongeacht of ze een vaccinatiecertificaat hebben.

Slechts enkele categorieën van personen zijn vrijgesteld van de quarantaineregels.

De algemene binnenkomstvoorwaarden om het Schengengrondgebied te betreden, blijven uiteraard van toepassing voor derdelanders. De reiziger moet in het bezit zijn van een visum en/of kunnen aantonen dat hij aan de binnenkomstvoorwaarden voldoet (in geval van visumvrijstelling voor een kort verblijf).

Om te kunnen reizen naar België moet een derdelander concreet in het bezit zijn van:

  • een D-visum voor een lang verblijf (>90 dagen) in België.
  • een C-visum voor een kort verblijf (< 90 dagen) in België indien hij visumplichtig is voor een kort verblijf.
  • de documenten waaruit blijkt dat hij de algemene binnenkomstvoorwaarden vervult (zoals bestaansmiddelen, terugkeergaranties, erkend vaccinatiecertificaat) als hij niet visumplichtig is voor een kort verblijf.

4.2. Reizen vanuit België

Vanaf 19 april 2021 zijn reizen naar het buitenland voor Belgen en personen met hun hoofdverblijfplaats in België toegelaten (maar afgeraden) en dit ongeacht het al dan niet essentieel karakter van de reis. Er moet echter ook steeds rekening gehouden worden met de eventuele reisbeperkingen die gelden in het land van bestemming. Elk land van bestemming beslist zelf of het zijn grenzen al dan niet opent en welke reisbeperkingen er eventueel nog gelden.

Voor vertrek is het daarom aangeraden om:

  • het reisadvies voor het land van bestemming te lezen
  • na te gaan welke (sanitaire) maatregelen gelden in het land van bestemming en of een negatieve test en/of quarantaine vereist is

Reizigers die gedurende de huidige epidemiologische situatie naar het buitenland reizen, doen dit op eigen risico en moeten dan ook rekening houden met mogelijke negatieve gevolgen, zoals:

  • het risico om in het buitenland vast te zitten, door bv. het sluiten van grenzen of een beperkt aantal vluchten.
  • een mogelijke weigering van de reisverzekering om in te grijpen in geval van ziekte tijdens een reis in een rode zone.
  • het verplicht opvolgen van de maatregelen onder meer inzake quarantaine en testing die de Belgische gezondheidsreglementering oplegt bij terugkeer. Reizigers kunnen zich hierover informeren via de website van de Belgische FOD Buitenlandse Zaken.

Meer info

4.3. Terugkeervisum

Vreemdelingen met een wettig verblijf in België die tijdelijk in het buitenland verblijven, behouden in de regel hun verblijfsrecht en hun recht op terugkeer gedurende een jaar op voorwaarde dat ze:

  • bij terugkeer in het bezit zijn van een geldige verblijfskaart en
  • zich binnen vijftien dagen na terugkeer aanmelden bij de gemeente in geval van een afwezigheid van meer dan drie maanden (art. 39, §1 Vb).

Voor erkende vluchtelingen (A of B kaart), langdurig ingezetenen (D kaart), houders van een Europese blauwe kaart (H kaart) en familieleden van Unieburgers met een duurzaam verblijfsrecht (F+ kaart) geldt een verruimd recht op terugkeer (art. 19, §1 Vw).

Als de verblijfskaart verstrijkt tijdens het voorgenomen verblijf in het buitenland moet de vernieuwing van de verblijfskaart worden aangevraagd vóór het vertrek naar het buitenland (artikel 39, §4 Vb).

DVZ heeft via aanbevelingen aan de gemeenten laten weten dat vreemdelingen die door de COVID-19-pandemie in het buitenland vastzitten met een verstreken verblijfskaart en die naar België wensen terug te keren, een terugkeervisum (type C) kunnen bekomen op voorlegging van volgende documenten:

  • het bewijs dat betrokkene minder dan een jaar (of minder dan de duur van het verruimd recht op terugkeer) uit België afwezig was
  • het bewijs dat hij bij de gemeente de nodige stappen had gezet om zijn verblijfskaart te vernieuwen vóór het verstrijken ervan (zoals een document waaruit blijkt dat de vernieuwing werd aangevraagd vóór het vertrek naar het buitenland, bewijs van een contact met de verblijfsgemeente, bewijs van een afspraak bij de gemeente)

Vreemdelingen die vóór hun vertrek naar het buitenland geen contact hebben gehad met de gemeente met het oog op de vernieuwing van hun verblijfskaart, kunnen dit dus alsnog (bijvoorbeeld per mail) doen vanuit het buitenland voor zover hun verblijfskaart nog niet verstreken is.

Het is niet duidelijk of ook vreemdelingen die ten gevolge van de COVID-19-pandemie niet naar België zijn kunnen terugkeren waardoor hun verblijfskaart ondertussen verstreken is, van deze regeling gebruik kunnen maken.

Op voorlegging van het terugkeervisum levert de gemeente een nieuwe verblijfskaart af. In het geval van een A of H kaart worden eerst de verlengingsvoorwaarden gecontroleerd.

Meer info

5. Gezinshereniging

5.1. Hervatting van indienen van visumaanvragen en afgifte van visa

Sinds 6 juli 2020 vermeldt de website van DVZ "dat de visumaanvragen met het oog op gezinshereniging opnieuw kunnen worden ingediend". Sinds 6 augustus 2020 wordt ook vermeld dat visa weer afgegeven kunnen worden,maar geleidelijk aan en voor zover mogelijk. De absolute voorwaarde voor deze hervatting is dat de outsourcingspartner waarmee de ambassade of het consulaat samenwerkt (VFS Global of TLS Contact) weer operationeel is". Meer info kan je vinden op de websites van deze outsourcingpartners.

Er werd ook door DVZ bevestigd dat het is toegestaan om met een C-visum met het oog op het afsluiten van een huwelijk of wettelijke samenwoning en een D-visum gezinshereniging naar België te reizen. DVZ beschouwt dit als essentiële reizen om dwingende gezinsredenen.

Personen in het bezit van een verstreken visum gezinshereniging of visum C met het oog op het afsluiten van een huwelijk of wettelijke samenwoning, afgeleverd vóór de inwerkingtreding van de reisbeperkingen (d.w.z. vóór 18/03/2020), en die door de reisbeperkingen niet konden reizen naar België vóór het verstrijken van hun visum, kunnen een nieuw visum vragen bij de bevoegde post. De post kan dit visum dan ambtshalve afgeven.

De ambtshalve afgifte van eenvisum gezinshereniging is mogelijk onder de volgende voorwaarden:

  • na controle door de post van de administratieve situatie van de gezinshereniger: de geldigheid van zijn identiteitskaart of verblijfstitel en zijn (behoud van) inschrijving in het rijksregister (de gezinshereniger mag intussen niet geschrapt zijn uit het rijksregister)
  • de gezinshereniger heeft zich bij de post of DVZ niet uitdrukkelijk verzet tegen de komst van de aanvrager/familielid
  • de aanvrager legt een ingevuld, gedateerd en ondertekend visumaanvraagformulier voor en een kopie van het reisdocument met het verstreken visum.

De ambtshalve afgifte van eenvisum C met het oog op het afsluiten van een huwelijk of wettelijke samenwoningis mogelijk onder de volgende voorwaarden:

  • na controle door de post van de administratieve situatie van de toekomstige echtgenoot of partner: de geldigheid van zijn identiteitskaart of verblijfstitel en zijn (behoud van) inschrijving in het rijksregister (de toekomstige echtgenoot of partner mag intussen niet geschrapt zijn uit het rijksregister)
  • na controle door de post van de intentie van de toekomstige echtgenoot of partner om het huwelijks- of samenwoningsproject uit te voeren (= schriftelijke bevestiging van het project)
  • de aanvrager legt een ingevuld, gedateerd en ondertekend visumaanvraagformulier voor, een kopie van het reisdocument met het verstreken visum en een reisverzekering die 90 dagen geldig is.

De aanvrager moet géén nieuwe retributie of handling fee betalen.

De geldigheidsduur van positieve beslissingen van DVZ over aanvragen visa gezinshereniging, wordt automatisch verlengd met 3 maanden. Tot nader order is een beslissing van DVZ dus 9 maanden geldig (6 maanden + 3 maanden). Bijgevolg mogen posten die een positieve beslissing ontvangen hebben maar die beslissing nog niet konden uitvoeren door de reisbeperkingen, toch nog een visum afgeven indien DVZ de positieve beslissing minder dan 9 maanden geleden nam.

Indien de positieve beslissing meer dan 9 maanden geleden genomen werd, moet elk geval afzonderlijk onderzocht worden. Naast de administratieve situatie van de gezinshereniger (geldigheid van de identiteitskaart of de verblijfstitel en niet geschrapt zijn uit het rijksregister) zal DVZ controleren of de voorwaarden voor gezinshereniging nog steeds vervuld zijn en of de gezinshereniger zich niet uitdrukkelijk verzet heeft tegen de komst van de aanvrager.

Geldigheidsduur van buitenlandse documenten. In principe vraagt DVZ dat documenten die voorgelegd worden bij een aanvraag voor een visum gezinshereniging of een visum C met het oog op het afsluiten van een huwelijk of wettelijke samenwoning, niet ouder zijn dan zes maanden. Personen die al een afschrift van een akte van de burgerlijke stand bekomen hadden, maar hun aanvraag niet tijdig konden indienen door de reisbeperkingen, mogen deze documenten toch nog indienen bij de post voor legalisatie, zelfs al zijn ze intussen ouder dan zes maanden. Ook als de afschriften al gelegaliseerd waren meer dan zes maanden vóór de indiening van de aanvraag, blijft de legalisatie geldig. Hetzelfde geldt voor een ouderlijke toestemming ouder dan zes maanden, tenzij de persoon die de toestemming gaf zich uitdrukkelijk verzet tegen het vertrek van het kind en zijn definitieve vestiging in België. Vermoedelijk kunnen ook afschriften van buitenlandse vonnissen, ouder dan zes maanden, gelegaliseerd en ingediend worden maar dit blijkt niet duidelijk uit de website van DVZ. Andere documenten, zoals een attest ongehuwdheid, een uittreksel uit het strafregister of een medisch attest mogen niet ouder zijn dan zes maanden. Deze documenten zullen dus mogelijk opnieuw opgevraagd moeten worden in het herkomstland.

5.2. Gevolgen voor gezinshereniging

Een tijdelijke onmogelijkheid om visumaanvragen in te dienen kan verregaande gevolgen hebben voor gezinshereniging. Bij gezinshereniging gelden er tal van termijnen en leeftijdsvoorwaarden: als de aanvraag niet tijdig ingediend wordt zal er in sommige gevallen geen recht op gezinshereniging meer bestaan of gelden er (veel) strengere voorwaarden:

  • De echtgenoot, partner, minderjarige kinderen en meerderjarig gehandicapte kinderen van een persoon met internationale bescherming (IB) of een persoon die medisch geregulariseerd is, zijn vrijgesteld van de voorwaarden voor gezinshereniging voor zover de aanvraag ingediend wordt binnen het jaar na de toekenning van de status van IB of medische regularisatie (en voor zover de verwantschapsband al bestond voor de persoon met IB of medisch geregulariseerde een verblijfsrecht in België bekwam). Als men de aanvraag na een jaar indient, gelden de normale regels en zal de referentiepersoon onder meer moeten bewijzen dat hij een stabiel en toereikend inkomen heeft.
  • De derdelander met een onbeperkt verblijfsrecht in België, de persoon met IB of medische geregulariseerde die zich ‘alleen’ laat vervoegen door zijn minderjarig kind, moet geen stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen bewijzen. Deze vrijstelling geldt echter alleen tijdens de minderjarigheid van het kind.
  • Een derdelander met verblijfsrecht in België kan zich alleen laten vervoegen door zijn minderjarige kinderen. Van zodra de kinderen 18 jaar zijn, vervalt dus hun recht op gezinshereniging.
  • Een Belg en Unieburger kan zich laten vervoegen door zijn (klein)kinderen. Van zodra het (klein)kind 21 jaar is, geldt de bijkomende voorwaarde dat het (klein)kind ten laste moet zijn van de Belg/Unieburger.
  • Een minderjarige persoon met IB of medisch geregulariseerde die het land binnenkwam als niet-begeleide minderjarige vreemdeling (NBMV) kan zich alleen gedurende de minderjarigheid laten vervoegen door zijn ouders, met uitzondering van het kind dat tijdens de asiel- of 9terprocedure meerderjarig werd: in dat geval behouden de ouders gedurende tenminste drie maanden na de toekenning van de IB of medische regularisatie het recht op gezinshereniging. Ook personen met IB of medisch geregulariseerden die hun status bekwamen minder dan drie maanden voor de meerderjarigheid, kunnen zich gedurende tenminste drie maanden na de toekenning van de IB of medische regularisatie laten vervoegen door hun ouders (zie HvJ 12 april 2018, nr. C-550/16 en RvV 30 augustus 2019, nr. 225.451). We bespraken deze rechtspraak in een nieuwsbericht van januari 2020. In ´Meer info´ vind je een link.
  • Een ouder kan zich alleen vervoegen met zijn Belgisch kind zolang het kind minderjarig is. Van zodra het kind 18 jaar is, vervalt dus het recht op gezinshereniging.

Om te voorkomen dat een familielid ná de opheffing van de COVID-19-maatregelen géén recht op gezinshereniging meer heeft of alleen nog gezinshereniging kan vragen onder strengere voorwaarden, is het aangewezen dat dit familielid onmiddellijk zijn intentie kenbaar maakt om een visum gezinshereniging aan te vragen. Dit kan door:

  • het online aanvraagformulier in te vullen op de website van het visa application center en/of
  • per mail je intentie te uiten aan de Belgische post en DVZ om een tijdige aanvraag in te dienen. Voeg in bijlage alle vereiste documenten toe. Vermeld daarbij uitdrukkelijk dat je wegens overmacht ten gevolge van de COVID-19-maatregelen (sluiting visa application center en/of onmogelijkheid om visumaanvragen in te dienen) onmogelijk tijdig je visumaanvraag kon indienen.

Uit rechtspraak van het Hof van Justitie (HvJ) volgt dat wanneer een laattijdige aanvraag gezinshereniging objectief verschoonbaar is op grond van overmacht, termijnen niet strikt toegepast mogen worden. We bespraken deze rechtspraak in een nieuwsbericht van januari 2019. In ´Meer info´ vind je een link.

Het is dus belangrijk dat je aantoont dat je er alles aan deed om tijdig een aanvraag in te dienen (dit wil zeggen vóór het verstrijken van een termijn of leeftijdsgrens), maar dat dit onmogelijk was door redenen onafhankelijk van je wil.

DVZ meldt op de website dat het de COVID-19-maatregelen in de herkomstlanden zal beschouwen als ‘uitzonderlijke omstandigheden’ (= overmacht) die de indiening van de aanvraag verhinderd hebben op het moment waarop het familielid een recht op gezinshereniging had of aan minder strenge voorwaarden moest voldoen.

DVZ waarschuwt wel dat hier niet onbeperkt rekening mee gehouden wordt: als niet (meer) voldaan was aan de leeftijdsvoorwaarde vooraleer de COVID-19-maatregelen van kracht werden, zullen deze maatregelen de laattijdige indiening van de aanvraag niet kunnen rechtvaardigen. Deze beperking is ook van toepassing op het familielid dat zijn aanvraag niet indiende binnen een termijn die hem in staat stelde om van minder strenge voorwaarden te genieten. Daarnaast moet het familielid volgens DVZ ook bewijzen dat het alle noodzakelijke maatregelen genomen heeft om zijn aanvraag in te dienen zodra dit opnieuw mogelijk zal zijn.

Ook aanvragen gezinshereniging in België konden of kunnen soms slechts met vertraging ingediend worden bij de gemeente ten gevolge van de COVID-19-maatregelen in België of in de herkomstlanden, bijvoorbeeld omdat het familielid in het herkomstland geen recent afschrift kan bekomen van een akte van verwantschap, dat nodig is om een aanvraag te kunnen indienen, of omdat het familielid niet in staat was om een elektronische aanvraag in te dienen toen elektronische dienstverlening nog de regel was. Ook hier kan de niet-tijdige aanvraag ertoe leiden dat er geen recht op gezinshereniging meer bestaat of slechts tegen minder gunstige voorwaarden. Als je aantoont dat je er alles aan gedaan hebt om tijdig een aanvraag in te dienen (dit wil zeggen vóór het verstrijken van een termijn of leeftijdsgrens), maar dit onmogelijk was door redenen onafhankelijk van je wil, zal DVZ hiermee rekening moeten houden bij de behandeling van je aanvraag.

5.3. Bewijs bestaansmiddelen bij ‘tijdelijke werkloosheid’ ten gevolge van COVID-19

Wat als de referentiepersoon (Belg of derdelander) op het moment van het indienen/poging tot indiening of tijdens een lopende aanvraag gezinshereniging tijdelijk werkloos wordt ten gevolge van COVID-19?

Volgens de Verblijfswet komt een werkloosheidsuitkering alleen in aanmerking als bestaansmiddel bij gezinshereniging als de referentiepersoon ook bewijst actief op zoek te zijn naar werk. Maar tijdelijk werklozen moeten pas na drie maanden werkloosheid (bij overmacht) respectievelijk zes maanden werkloosheid (bij economische oorzaken) beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt en werkzoekend zijn (zie artikel 34 en 35 MB van 26 november 1991 houdende toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering).

Gelet op de rechtspraak van het GwH (nr 121/13 B.17.6.4 en B.55.3) kan moeilijk geëist worden dat de gezinshereniger bewijst actief op zoek te zijn naar werk als het MB van 26 november 1991 hem (tijdelijk) van die verplichting vrijstelt. Vermeld daarom zeker bij je aanvraag dat de referentiepersoon tijdelijk werkloos is ten gevolge van de COVID-19-crisis en dat er ingevolge het MB van 26-11-1991 de eerste drie of zes maanden niet actief gezocht moet worden naar werk.

Het is mogelijk dat het bedrag van de bestaansmiddelen ten gevolge van de tijdelijke werkloosheid minder dan 120% van het leefloontarief bedraagt. In principe moet DVZ dan een individuele behoefteanalyse uitvoeren om na te gaan of jij en je gezin kunnen rondkomen met dit lagere bedrag zonder ten laste te vallen van de sociale bijstand.

In de praktijk verwacht DVZ dat de aanvrager zelf proactief de bewijzen die nodig zijn voor de individuele behoefteanalyse overmaakt bij zijn aanvraag (niettegenstaande andersluidende rechtspraak, die we bespraken in een nieuwsbericht van september 2019. In ´Meer info´ vind je een link.). Maak dus best alle stukken over die daarvoor relevant kunnen zijn (bv. lage vaste kosten, extra inkomsten, spaargelden, het tijdelijke karakter van de verminderde inkomsten ten gevolge van COVID-19).

Artikel 17 richtlijn 2003/86/EG (gezinshereniging met een derdelander) en artikel 42 Verblijfswet (gezinshereniging met een Belg) verplichten DVZ bij een eventuele weigering van een aanvraag gezinshereniging rekening te houden met alle individuele elementen van het dossier. De huidige COVID-19-crisis is een relevant element waarmee rekening gehouden moet worden.

Op zijn website bevestigt DVZ dat het rekening zal houden met de mogelijke impact van de COVID-19-crisis op de situatie van de gezinshereniger. Volgens DVZ kan het voor een gezinshereniger die tijdelijk werkloos is, (tijdelijk) moeilijk zijn om te bewijzen dat hij over stabiele, regelmatige en voldoende inkomsten, huisvesting of een ziekteverzekering beschikt.

5.4. DNA-procedure bij gezinshereniging gewijzigd

DVZ wijzigde de DNA-procedure in het kader van een visumaanvraag gezinshereniging:

  • DVZ ontvangt geen publiek meer. De procedure wordt per post binnen de maand na de beslissing, opgestart. De brief/e-mail van DVZ bevat gedetailleerde instructies over de te volgen procedure.
  • De bloedstalen op diplomatieke of consulaire posten worden afgenomen, maar alleen op afspraak (geen 'open dagen' zoals voorheen).
  • Erasmusziekenhuis geeft afspraken meerdere malen per week om de bloedstalen af te nemen.

Meer info

6. Arbeidsmigranten in België

Ook de gewesten passen hun dienstverlening aan naar aanleiding van COVID-19. Zo worden onder meer de volgende maatregelen genomen in verband met arbeidsmigranten:

  • Wie het Schengengrondgebied door overmacht niet kan verlaten en van DVZ een verlenging voor 90 dagen kort verblijf krijgt, kan via een versnelde procedure een arbeidskaart bekomen om in deze periode te werken.
  • Er wordt rekening gehouden met periodes van tijdelijke werkloosheid bij de berekening van jaarlijkse salarisbarema’s.

Gemeenten bezorgen de bijlage 49 in afwachting van een beslissing over de verlenging van een gecombineerde vergunning via mail in pdf aan de betrokkene. Bij een eerste machtiging dient de betrokkene wel de bijlage 49 bij de gemeente aan het loket te bekomen. De bijlage 49 is 45 dagen geldig.

7. Kort verblijf in België

7.1. Bewijs van aanmelding

Derdelanders en Unieburgers die niet op hotel verblijven, moeten in principe hun aankomst op het Belgisch grondgebied melden aan de gemeente van hun verblijf binnen de 3 respectievelijk 10 werkdagen. De gemeente levert dan aan de betrokkene een aankomstverklaring (bijlage 3) respectievelijk melding van aanwezigheid (bijlage 3ter) af als bewijs van aanmelding.

Deze procedure gebeurde tijdelijk per e-mail, maar sinds 7 juni 2021 moet de aankomstverklaring of melding van aanwezigheid opnieuw persoonlijk aan het loket aangevraagd worden (aanbeveling DVZ 4 juni 2021).

7.2. Verbintenis tot tenlasteneming

Als je een visumplichtige derdelander bent, moet je voor een visum kort verblijf onder meer steeds bewijzen dat je voldoende bestaansmiddelen hebt. Ook als je niet visumplichtig bent, moet je dit bewijs kunnen leveren als dit gevraagd wordt aan de grens.

Je kan met een verbintenis tot tenlasteneming (bijlage 3bis) bewijzen dat je voldoende bestaansmiddelen hebt. De garant kan een bijlage 3bis onderschrijven voor een niet-visumplichtige derdelander en een visumplichtige derdelander die zich aanbiedt bij een Belgische diplomatieke post.

Meer info

8. Verzoek om internationale bescherming in België

8.1. Toegang tot asiel

8.1.1. Aanmeldcentrum heropend – online afsprakenformulier voor VIB afgeschaft

Sinds 30 oktober 2020 kan je een verzoek om internationale bescherming (IB) terug aan het aanmeldcentrum, Klein Kasteeltje, doen. Je hoeft dus niet eerst het online formulier in te vullen. Je aanmelden kan elke werkdag om 8:30 op het adres Passendalestraat 2, 1000 Brussel (de achterkant van het Klein Kasteeltje).

Verzoekers worden in groepen van ongeveer 40 binnengelaten, afhankelijk van de capaciteit van DVZ en Fedasil. De eerste groep wordt onmiddellijk binnengelaten. De rest van de verzoekers krijgt een document met een tijdstip waarop zij op dezelfde dag terug kunnen komen. De verzoekers mogen niet wachten aan het aanmeldcentrum om te verzekeren dat er geen samenscholing en gevaar op vlak van gezondheid ontstaat.

Om dezelfde reden mogen verzoekers om IB die al geregistreerd zijn maar die vragen hebben over hun recht op opvang of over de procedure zich niet naar het aanmeldcentrum begeven. Vragen over het recht op opvang moeten gesteld worden via het e-mailadres dispatching.infopunt@fedasil.be en vragen over de procedure aan DVZ via het e-mailadres infodesk@ibz.fgov.be.

Tussen 3 april 2020 en 29 oktober 2020 werkte DVZ met een online afsprakensysteem. Personen die een verzoek om IB wilden doen, moesten eerst een afspraak maken via dit aanvraagformulier. Ook personen die eerder een negatieve Dublinbeslissing (bijlage 26quater) kregen maar waarvoor de overdrachtstermijn verstreken is, moesten een afspraak maken via dit online formulier. Hoewel het afsprakensysteem een verbetering was ten opzichte van de volledige sluiting van het aanmeldcentrum, die plaats vond tussen 17 maart en 3 april, bleek dit de toegang tot de asielprocedure en het recht op opvang nog steeds sterk te belemmeren. Zo was tot de dag van de afspraak geen opvang voorzien.

De wijziging is er gekomen doordat op 5 oktober 2020 de Brusselse rechtbank van eerste aanleg de Belgische staat veroordeelde om binnen de dertig dagen de procedure aan te passen, zodat verzoekers die het online formulier van DVZ invullen zich meteen kunnen aanbieden voor opvang.

De nieuwe Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Sammy Mahdi, geeft wel aan dat in de toekomst mogelijks nog gebruik zal gemaakt worden van het online afsprakensysteem, omdat het DVZ en Fedasil toelaat beter te plannen. Dit zou evenwel op een manier gebeuren dat de Belgische opvangwet en de Europese opvangrichtlijn gerespecteerd worden.

Het valt af te wachten hoe het nieuwe systeem in de praktijk zal lopen en op welke manier het online formulier terug zal worden ingezet.

Meer info

8.1.2. Kritische noot van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

De volledige sluiting van het aanmeldcentrum voor nieuwe verzoeken om IB was niet conform de richtlijnen van UNHCR en in strijd met het recht om asiel aan te vragen en het beginsel van non-refoulement (zie punt 7.1.3). Personen die een verzoek om IB wilden doen, kwamen voor een gesloten deur te staan zonder enige informatie en kregen ook geen opvang. Daaronder ook NBMV´s die niet als ´kwetsbaar´ worden aangemerkt.

De regering nam maatregelen om de registratieprocedure aan te passen en voorzag sinds 3 april 2020 een digitale aanmelding, wat een positieve stap was. Alleen bleek dat een digitaal formulier dat enkel in het Nederlands en Frans is opgesteld, en dat strikte voorwaarden oplegt over de op te laden foto’s en documenten weinig toegankelijk is voor veel verzoekers om IB. Uit de communicatie in de pers bleek destijds dat hiervoor op de bijstand van NGO’s wordt gerekend, maar dit werd niet afgestemd met die NGO's.

Mensen die zich toch spontaan aanmeldden aan het aanmeldcentrum werden lange tijd niet goed geholpen en kregen geen begeleiding van DVZ noch van Fedasil bij het invullen van het formulier.

Uit de praktijk bleek dat vele praktische drempels de digitale aanmelding bemoeilijkten. Veel verzoekers zijn niet vertrouwd zijn met het gebruik van e-mail. Zij hebben ook niet steeds toegang tot internet, of de mogelijkheid om hun gsm op te laden. Dit geldt zeker voor verzoekers die op straat verblijven. Dit zorgt ervoor dat ze afhankelijk zijn van de hulp van anderen om het formulier in te vullen én nadien op de hoogte te blijven van de afspraak die hen toegezonden wordt. Bovendien wachtten verzoekers doorgaans lang op een afspraak. De wachttijden varieerden van een week tot meer dan een maand (zie ook verslag contactvergadering van 17 juni 2020). In tussentijd verbleven velen op straat of bij kennissen, vrienden of familie, zonder bewijs van een wettig verblijf. De arbeidsrechtbank veroordeelde Fedasil veelvuldig tot opvang van betrokkenen in afwachting van de afspraak bij DVZ (zie punt 8.1).

Deze digitale registratie voldeed volgens ons geenszins aan de richtlijnen van het UNHCR. De digitale registratie werd immers niet geflankeerd door ondersteunende maatregelen die ervoor zorgden dat iedereen die een nood aan bescherming had, ook effectief toegang vond tot de asielprocedure en opvang.

Meer info

Communicatie van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

8.1.3. UNHRC roept op tot respecteren internationale wetgeving

In de nota “Belangrijke juridische overwegingen over de toegang tot het grondgebied voor personen die internationale bescherming behoeven in het kader van COVID-19” van 16 maart 2020, vestigt UNHCR de aandacht erop dat de maatregelen die regeringen nemen verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor personen die internationale bescherming zoeken. Maatregelen om de volksgezondheid te beschermen zijn nodig, maar ze mogen er niet toe leiden dat mensen geen enkele mogelijkheid meer hebben om bescherming te vragen. Dit zou in strijd zijn met:

  • het recht om asiel te vragen (artikel 18 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) en
  • het non-refoulementbeginsel.

Staten hebben de plicht om ten aanzien van personen die aan hun grenzen zijn aangekomen onafhankelijk onderzoek te doen naar de nood aan internationale bescherming en ervoor te zorgen dat zij geen risico lopen op refoulement. Deze personen moeten informatie krijgen in een taal die ze begrijpen en de mogelijkheid hebben om een formeel asielverzoek in te dienen bij de bevoegde autoriteit.

De maatregelen die de staten nemen, mogen niet discriminerend zijn en moeten noodzakelijk, evenredig en redelijk zijn in verhouding tot het doel van de bescherming van de volksgezondheid. In het algemeen de toegang weigeren aan vluchtelingen, asielzoekers of personen met een bepaalde nationaliteit zonder bewijs van een gezondheidsrisico en zonder maatregelen ter bescherming tegen refoulement is discriminerend en voldoet niet aan de internationale normen.

Indien gezondheidsrisico's worden vastgesteld, kunnen andere maatregelen worden genomen, zoals tests en/of quarantaine, om de komst van asielzoekers op een veilige manier te beheren. Wanneer deze maatregelen neerkomen op detentie, mag deze niet willekeurig of discriminerend zijn en moet ze voor een beperkte periode en in overeenstemming zijn met wettelijk voorziene procedurele waarborgen en de internationale normen.

Het verhinderen dat mensen bescherming kunnen vragen, zou er bovendien voor zorgen dat deze mensen verder doorreizen, op zoek naar een staat die bereid is hen wel op te vangen, wat op zich dan weer kan bijdragen aan de verdere verspreiding van het virus, aldus UNHRC.

In een nota van 18 maart 2020 reageert UNHCR in dezelfde lijn op de specifieke maatregelen die de Europese Commissie uitvaardigde over de interne en externe grenzen.

Op 9 april 2020 publiceerde UNHCR een nota met praktische aanbevelingen en goede praktijken binnen de Europese lidstaten. De nota focust op toegang tot het grondgebied, registratie, opvang, detentie, asielprocedure, en het informeren van vluchtelingen en staatlozen. Zo raadt UNHCR aan een basisregistratie verder te zetten. Zo blijft de vaststelling van een legaal verblijf en de toegang tot de rechten verzekerd. Bovendien ontstaat zo geen grote achterstand in de behandeling van dossiers. In landen waar elk direct contact verboden is, kan volgens UNHCR een digitaal systeem, waarbij een aanvraag tot registratie moet gedaan worden, een tijdelijke oplossing bieden. Bijstand bij het doen van deze aanvraag kan de kwaliteit verhogen. Bijstand geven kan bijvoorbeeld via telefoon, online of door culturele bemiddelaars. De afgifte en/of verlenging van verblijfdocumenten kan als algemene maatregel worden afgekondigd of kan volledig worden geautomatiseerd, bijvoorbeeld via e-mail. Deze documenten, met inbegrip van bewijzen van registratie, zorgen immers voor legaal verblijf en toegang tot diensten, waaronder gezondheidsdiensten. Dit is ook essentieel vanuit het oogpunt van de volksgezondheid. In sommige landen werden verblijfsdocumenten automatisch verlengd (vb. Portugal, Ierland, en Italië), of werd ‘een bewijs van de intentie om internationale bescherming te vragen’ afgeleverd (vb. Bosnië).

Meer info

8.2. Beperkte dienstverlening asielinstanties

8.2.1. Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ)

Voor personen met een afspraak nadat ze het online formulier invulden, doet DVZ zowel de registratie als de indiening van het verzoek om IB in het aanmeldcentrum.

Geplande interviews en afspraken in het Pachecogebouw zijn uitgesteld. DVZ informeert de verzoeker zelf over een nieuwe datum. De personen voor wie het interview niet kon doorgaan, mogen zich dus niet op eigen initiatief aanbieden. Het is daarom heel belangrijk alle adreswijzigingen te blijven communiceren aan DVZ en aan het CGVS, via aangetekende zending en door middel van dit formulier:

https://www.cgvs.be/sites/default/files/formulieren/verklaring_wijziging_gekozen_woonplaats.pdf

Sinds 6 juli 2020 krijgen sommige verzoekers ook rechtstreeks een datum voor een gehoor op hun bijlage 26. De datum van de oproeping ligt normaal binnen de zeven werkdagen na de aanmelding in het aanmeldcentrum, behalve bij uitzonderlijke gevallen die vooral te maken hebben met de aanwezigheid van bepaalde tolken. Voor zover mogelijk verblijven deze personen in het aanmeldcentrum in afwachting van hun afspraak in Pacheco.

De meerderheid van de verzoekers zal echter nog steeds op een later tijdstip worden uitgenodigd. Op basis van een lijst die door DVZ aan Fedasil werd bezorgd zijn in mei bewoners geïdentificeerd die aan de criteria voldoen: in de eerste fase worden enkel alleenstaanden en koppels zonder kinderen uitgenodigd. Nu zullen gezinnen met kinderen worden uitgenodigd, maar de ouders worden apart opgeroepen zodat de kinderen niet mee moeten komen.

Zijn uitgesloten:

  • Zieke bewoners (covid-19 symptomen of bevestigd, andere)
  • Bewoners die behoren tot de covid-19 risicogroep of de bewoners die in quarantaine geplaatst zijn.
  • Bewoners met een extreem kwetsbaar profiel (bvb meerdere medische problemen, ernstige psychologische problematiek…).
  • Bewoners met kind(eren) omdat ze niet naar het interview kunnen gaan of in het opvangcentrum kunnen worden achtergelaten. Ouders worden apart opgeroepen, zodat één ouder op de kinderen kan letten.
  • Bewoners die tijdens het interview incidenten kunnen veroorzaken. Het betreft hier bewoners zich niet aan de Covid-preventiemaatregelen hebben gehouden.

Op basis van de lijst met geselecteerde bewoners stuurt DVZ een uitnodiging naar de verzoeker. Dat gebeurt via het mailadres dat de centra hebben doorgegeven. Er zitten minimaal 7 kalenderdagen tussen het verzenden van de mail en de dag van de afspraak. Bij de mail voegt DVZ ook richtlijnen toe over de preventie van besmetting van Covid-19. Het centrum informeert de bewoner over de preventieve maatregelen zoals de verplichting een mondmasker te dragen op het openbaar vervoer, en bij binnenkomst en gedurende hun verblijf in het Pachecogebouw. De verzoeker moet ook een tweede mondmasker bijhebben wanneer de reis langer dan 8 uren duurt.

Wanneer de verzoeker niet naar de afspraak kan komen, informeert het centrum DVZ daarvan. Het kan gaan om ziekte, maar ook om andere reden zoals wanneer een bewoner het centrum verlaten heeft onder de regeling met de maaltijdcheques of vanwege logies bij de werkgever in het kader van seizoensarbeid. Het centrum moet wel eerst de verzoeker contacteren en nagaan of deze al dan niet naar de afspraak kan gaan. DVZ zal de bewoner zelf uitnodigen op een later tijdstip.

Wanneer de verzoeker van bij aankomst in het aanmeldcentrum een afspraak mee krijgt op de bijlage 26 moet deze zelf DVZ informeren via mail wanneer hij of zij niet aanwezig kan zijn.

Als de verzoeker niet op de afspraak opdaagt, zonder een reden te hebben gecommuniceerd, stuurt DVZ een convocatie per aangetekende zending naar de gekozen woonplaats. Als de persoon daarna nog steeds niet naar de afspraak komt zonder een reden op te geven, zal DVZ de asielprocedure afsluiten en een bevel om de grondgebied te verlaten (BGV) betekenen. Op het einde van de termijn hiervan, betekent het centrum ook het einde van de materiële hulp.

DVZ zegt intussen begonnen te zijn met het uitnodigen van mensen die op een privé-adres verblijven (verslag contactvergadering van 17 juni 2020), en kondigt ook aan dat gehoren van niet-begeleide minderjarige verzoekers om IB terug opgestart worden (zie punt 8.5).

DVZ stelde ook een groot aantal personen die in detentie waren in vrijheid. Daaronder bevinden zich personen die een verzoek om IB deden aan de grens. Zij zouden een brief meegekregen hebben dat zij zich bij het aanmeldcentrum kunnen aanmelden voor een opvangplaats (zie hierboven).

De cel Dublin binnen de DVZ zet het werk verder. Er worden nog steeds bijlagen 26quater afgeleverd.

Vragen kunnen per e-mail worden gesteld op volgend adres: infodesk@ibz.fgov.be.

Vragen in verband met het eerste interview bij DVZ kunnen gesteld worden aan:

Noot van Vluchtelingenwerk Vlaanderen:

Wanneer de verzoeker, zonder een reden te hebben gecommuniceerd, niet opdaagt op de afspraak voor een eerste gehoor, die DVZ aan het centrum mailde, stuurt DVZ een nieuwe convocatie per aangetekende zending. Als de verzoeker na deze tweede uitnodiging nog niet naar de afspraak komt zonder een reden op te geven, sluit DVZ de asielprocedure af en betekent een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV).

Deze bepaling in het vademecum is volgens ons niet in overeenstemming met artikel 50, §3, laatste lid van de Verblijfswet. Dit bepaalt dat een verzoek om IB dat wordt gedaan, maar vervolgens op de aangewezen datum niet daadwerkelijk wordt ingediend, van rechtswege vervalt, tenzij de vreemdeling aantoont dat dit te wijten was aan omstandigheden waarop hij geen invloed had. Als de verzoeker zich op een latere datum toch aanmeldt om zijn verzoek daadwerkelijk in te dienen, dan wordt het dossier heropend en het verzoek opnieuw geregistreerd, maar nu als een daadwerkelijk ingediend verzoek.

Als DVZ omwille van de niet-aanmelding voor het eerste interview nu echter een BGV aflevert, betekent dat dat het verzoek, als de persoon zich nadien terug aanmeldt, geregistreerd zal worden als een volgend verzoek. Dat heeft verregaande gevolgen voor de asielprocedure en het recht op opvang.

Volgens artikel 57/6/5 §1, 1° van de verblijfswet kan het CGVS een beslissing tot beëindiging van de behandeling van het verzoek om IB nemen wanneer de verzoeker zich niet aanmeldt op de vastgestelde datum en hiervoor binnen een bepaalde termijn geen geldige reden opgeeft. Maar dit gaat niet over de fase van indiening van het verzoek, noch over een beslissing van DVZ.

Verder voerde een instructie van Fedasil van 20 januari 2020 de toepassing in van artikel 4, §1, 2° van de Opvangwet. Dat bepaalt dat Fedasil het recht op materiële hulp kan beperken wanneer een verzoeker gedurende een redelijke termijn niet voldoet aan de meldingsplicht, aan verzoeken om informatie te verstrekken of te verschijnen voor een persoonlijk onderhoud. De instructie voerde een procedure in om vanuit de opvangcentra meer controle uit te oefenen over de effectieve opvolging van de asielprocedure door de verzoeker. Ze is er specifiek op gericht te vermijden dat de verzoeker niet zou overgaan tot de daadwerkelijke indiening van het verzoek en geen bijlage 26 bekomt. De instructie laat toe dat de opvangstructuren het recht op opvang beperken tot medische hulp (toekenning van een code 207 no show) wanneer de verzoeker geen stappen onderneemt om de situatie te regulariseren. Van zodra hij de situatie regulariseert en in het bezit komt van de bijlage 26, kan hij zich terug aanmelden voor opvang.

Het laatste vademecum, dat stelt dat DVZ een BGV zal afleveren bij niet-aanmelding, gaat echter veel verder, gezien dit de verzoeker om IB in onwettig verblijf plaatst en het recht op opvang beëindigt.

We stelden de afgelopen tijd vast dat veel verzoekers praktische problemen ondervinden bij het gebruik van email en internet. Veel verzoekers die omwille van de maatregelen in het kader van Covid-19 niet mogen (re-)integreren in het opvangnetwerk bevinden zich bovendien in precaire opvangsituaties. Het is voor gvelen niet evident om een gekozen woonplaats te communiceren. Voor hen dreigt deze bepaling in het vademecum ernstige gevolgen te hebben.

DVZ is van mening dat artikel 50 §3 Verblijfswet niet van toepassing is op deze situatie, omdat het artikel gaat over de fase tussen het “doen” en het “indienen” van het verzoek om IB. In de huidige regeling met het online afsprakensysteem vallen het doen en indienen samen op de dag van de afspraak. De regeling van het vademecum richt zich op verzoekers die niet opdagen voor het eerste gehoor, wat volgens DVZ niet onder artikel 50, 3§ valt (verslag contactvergadering van 17 juni 2020). Daarbij blijft het wel onduidelijk wat de wettelijke basis dan wel is. Artikel 52/3 Verblijfswet voorziet in deze situatie geen mogelijkheid om een BGV af te leveren. Er is eerst een beslissing van het CGVS nodig.

Meer info

8.2.2. Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS)

Heropstart gehoren CGVS

Sinds 8 juni 2020 is het CGVS terug begonnen met persoonlijke onderhouden. In de eerste fase werden bewoners van opvangcentra uitgenodigd. Vanaf augustus 2020 hernam het CGVS geleidelijk ook de persoonlijke onderhouden van verzoekers die op een privéadres verblijven, NBMV (zie punt 8.5.) en verzoekers die bijstand wensen van een vertrouwenspersoon. Vanaf dan worden ook koppels met kinderen uitgenodigd, maar het CGVS streeft ernaar de partners op aparte dagen uit te nodigen zodat het niet nodig is om kinderen mee te nemen. Wanneer partners toch op dezelfde dag worden uitgenodigd, moeten ze zelf voor kinderopvang zorgen. Slechts uitzonderlijk kunnen ze hun kind(eren) meenemen en in de wachtzaal op hen letten tijdens het persoonlijk onderhoud van hun partner.

De uitnodigingen voor bewoners in centra verlopen gelijkaardig aan die voor het eerste gehoor bij DVZ:

Op basis van een lijst die het CGVS naar de hoofdzetel van Fedasil stuurde, zijn de bewoners die in aanmerking komen geïdentificeerd. De volgende groepen worden daarbij uitgesloten:

  • Zieke bewoners (covid-19 symptomen of bevestigd, andere)
  • Bewoners die behoren tot de covid-19 risicogroep of de bewoners die in quarantaine geplaatst zijn.
  • Bewoners met een extreem kwetsbaar profiel (bvb meerdere medische problemen, ernstige psychologische problematiek…) die de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon tijdens het gehoor wensen.
  • Bewoners die tijdens het interview incidenten kunnen veroorzaken. Het betreft bewoners zich niet aan de Covid-preventiemaatregelen hebben gehouden.

Het CGVS stuurt de uitnodiging naar het mailadres dat de centra hebben doorgegeven. Er zitten minimaal 8 kalenderdagen tussen het verzenden van de mail en de dag van de afspraak.

Het centrum informeert de bewoner over de preventieve maatregelen die in het CGVS moeten gerespecteerd worden.

Wanneer de verzoeker niet naar de afspraak kan komen, informeert het centrum het CGVS per mail. Het CGVS zal de bewoner, indien de reden gegrond (overmacht of één van de bovenstaande uitsluitingscriteria) is, zelf uitnodigen op een later tijdstip.

Als de verzoeker niet op de afspraak opdaagt, zonder een reden te hebben gecommuniceerd, stuurt het CGVS een convocatie per aangetekende zending op. Als de persoon daarna nog steeds niet naar de afspraak komt zonder een reden op te geven, zal het CGVS de asielprocedure afsluiten met een “technische weigering”.

Het CGVS heeft de balies gevraagd dat zij de advocaten informeren over de veiligheidsvoorwaarden die het CGVS hanteert en dat ze de rechtsbijstand aan de verzoekers moeten verzekeren door beschikbaar te zijn voor de voorbereiding van het persoonlijk onderhoud en er ook fysiek bij aanwezig te zijn. De praktijk van het CGVS om aan advocaten die zich laattijdig aanmelden de toegang tot het persoonlijk onderhoud van hun cliënt te weigeren, werd later veroordeeld door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV arrest nr. 253.598 van 28 april 2021) omdat deze praktijk een schending inhoudt van de rechten van verdediging, en meer bepaald van het recht op bijstand van een advocaat.

Het CGVS omschrijft in een communicatie de verschillende maatregelen die genomen zijn in detail. Zo worden verzoekers gespreid opgeroepen en het aantal gehoren per dag is beperkt. Dit aantal zal gradueel toenemen Een gehoorlokaal wordt slechts één keer gebruikt per dag en er zijn plexiwanden voorzien tussen de aanwezige personen. Een mondmasker wordt ter beschikking gesteld wanneer iemand hier niet over beschikt. Wanneer documenten overhandigd worden, bewaart de protection officer deze eerst 24u in een map, om besmetting te voorkomen. Documenten kunnen ook verstuurd worden via e-mail naar cgra-cgvs.dispatching@ibz.fgov.be met duidelijke vermelding van de naam en het dossiernummer. Er mogen maximum 4 personen aanwezig zijn tijdens het gehoor: de protection officer, tolk, advocaat en de verzoeker.

Van 22 juni tot en met 3 juli 2020 liep een pilootproject waar een beperkte groep van niet begeleide minderjarige gehoord wordt via videoconferentie. In de convocatiebrief zal het CGVS vragen om zo mogelijk vooraf per mail een kopie van alle stukken over te maken. Het CGVS onderzoekt deze mogelijkheid in het kader van aanbevelingen van EASO om alternatieven te onderzoeken om een onafgebroken behandeling te garanderen in crisissituaties.

De verzoekers van wie het CGVS het persoonlijk onderhoud annuleerde, krijgen een nieuwe oproepingsbrief. Ze hoeven hiervoor geen contact op te nemen met het CGVS.

Beslissingen en attesten

Het CGVS gaat sinds het begin van de maatregelen verder met het nemen van beslissingen voor dossiers die in behandeling zijn en waarvoor al een persoonlijk onderhoud plaats vond.

  • Ze werken dossiers af waarin al een persoonlijk onderhoud plaatsvond
  • Ze gaan na voor welke dossiers ze een beslissing kunnen nemen zonder persoonlijk onderhoud. het gaat in de praktijk vooral om nationaliteiten met een hoge erkenningsgraad, zoals Syrië, Jemen en Eritrea. Het CGVS neemt enkel een beslissing zonder de betrokkene te horen wanneer het om een erkenning als vluchteling gaat (verslag contactvergadering 17 juni 2020).

Tot 31 juli 2020 nam het CGVS verder beslissingen, ook wanneer de verzoeker, advocaat of voogd, door de omstandigheden niet de gelegenheid had om tijdig opmerkingen over te maken over de notities van het persoonlijk onderhoud. Er werd tijdelijk geen beroep gedaan op artikel 57/5quater, § 3, vijfde lid, van de Verblijfswet, dat stelt dat een verzoeker wordt geacht in te stemmen met de notities van het persoonlijk onderhoud wanneer deze geen opmerkingen doorstuurt voordat het CGVS de beslissing neemt, waardoor opmerkingen nog voor de RvV konden worden gemaakt. Sinds 1 augustus 2020 wordt artikel 57/5 quater, §3, 5e lid echter opnieuw toegepast. De aanvraag van een kopie van het persoonlijk onderhoud moet het CGVS dus terug binnen de twee werkdagen na het persoonlijk onderhoud bereiken. Eventuele opmerkingen moeten binnen de acht werkdagen na de betekening van de kopie gemaakt worden.

Erkende vluchtelingen die een attest omtrent vrouwelijke genitale verminking (VGV) moeten voorleggen, kunnen normaal terug een afspraak met hun arts maken en na deze afspraak meteen het attest aan het CGVS bezorgen. Wanneer zij toch moeilijkheden ondervinden, kunnen ze contact opnemen met de verantwoordelijke dienst (cgra-cgvs.FGM@ibz.fgov.be).

Vragen tot het bekomen van attesten worden behandeld. Erkende vluchtelingen en staatlozen kunnen hun vragen en aanvragen om documenten te verkrijgen, aan de helpdesk voor erkende vluchtelingen stellen, via cgrefugees@ibz.fgov.beof via telefoon op 02/205 53 07.

Adreswijzigingen en post

Het is heel belangrijk alle adreswijzigingen te blijven communiceren aan het CGVS. Verzoekers kunnen hun adreswijziging momenteel ook per mail sturen naar cgra-cgvs.advocate@ibz.fgov.be. Het CGVS beschouwt het doorgegeven adres in dat geval enkel als een effectieve woonplaats en niet als de gekozen woonplaats. Het blijft dus belangrijk om de adreswijziging ook via een aangetekende zending aan het CGVS en DVZ mee te delen. Enkel zo kan men de gekozen woonplaats vaststellen voor verdere briefwisseling.

Het CGVS stuurt zoals voordien de beslissing via aangetekende zending naar de verzoeker en per gewone post naar de advocaat. Daarnaast versturen ze momenteel, uitzonderlijk, een e-mail naar de advocaat met daarin een kopie van de beslissing. Verzoekers om internationale bescherming die woonplaats hebben gekozen bij het CGVS en die willen weten of een beslissing is genomen, kunnen hiervoor telefonisch of per mail contact opnemen met de helpdesk advocaten. Verzoekers die een kopie van hun beslissing willen, kunnen hun vraag per mail stellen, met daarin duidelijk het rijksregisternummer vermeld. De helpdesk asielprocedure/advocaten kan je bereiken via cgra-cgvs.advocate@ibz.fgov.beof via telefoon op 02/205 53 05.

Als een maatschappelijk werker inzage wil in een dossier moet de verzoeker hem daartoe machtigen. Daarvoor moet hij een ondertekend document met volmacht bezorgen aan het CGVS

Het onthaal van het CGVS is enkel open voor mensen die een oproeping voor een persoonlijk onderhoud ontvangen hebben. Anderen die zich toch aanbieden, krijgen een folder met uitleg over de wijze waarop zij terecht kunnen bij het CGVS of andere diensten (bv. DVZ indien zij zich als verzoeker om IB willen aanmelden).

8.2.3. Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV)

Tot en met 18 mei 2020 gingen enkel zittingen door in het kader van de beroepen in uiterst dringende noodzakelijkheid en in het kader van de versnelde procedures.

Vanaf 19 mei 2020 herneemt de RvV stelselmatig de reguliere zittingen. In het begin zal een beperkt aantal zaken per zitting worden behandeld. Daarbij gelden enkele maatregelen:

  • Enkel de personen die opgeroepen zijn, krijgen toegang tot het gebouw. Per zaak gaat het om de advocaat van de verzoeker, de verzoeker als hij of zij in persoon wil verschijnen, de advocaat of de vertegenwoordiger van het betrokken bestuur en, indien nodig, een tolk. Aan advocaten vraagt de RvV om waar mogelijk de cliënt te vertegenwoordigen. De partijen worden verzocht om hun oproepingsbrief bij te hebben ter controle aan de ingang.
  • Bij binnenkomst kan de temperatuur van bezoekers worden gemeten. Bij koorts kan de toegang tot het gebouw ontzegd worden.
  • Elke bezoeker moet een eigen mondmasker dragen. Dit mondmasker mag enkel worden afgezet wanneer de voorzitter het aangeeft tijdens de zitting en indien de minimale afstand van 1,5 meter kan worden gerespecteerd.
  • Er worden geen toga’s of kluisjes ter beschikking gesteld.
  • Alle aanwezigen moeten de minimale afstand van 1,5 meter tot elkaar te respecteren.
  • Na het voorkomen van de eigen zaak moeten de partijen direct het gebouw verlaten. Enkel advocaten, tolken en vertegenwoordigers van het bestuur die nog een zaak op de zitting hebben kunnen blijven.

De RvV vraagt advocaten om vooraf contact op te nemen met hun cliënt en deze te informeren over deze veiligheidsmaatregelen.

Het onthaal van de RvV blijft open tussen 08.30 u en 14.00 u. Tijdens deze openingsuren is de RvV ook telefonisch bereikbaar.

De beroepstermijnen en andere wettelijke en reglementaire bepalingen over de procedure werden tijdelijk gewijzigd in de periode april-mei 2020 (zie punt 16.2)

Voor vragen kan je terecht op 02/791.60.00 ofinfo.rvv-cce@rvv-cce.fgov.be

Meer info

8.3. Tewerkstelling tijdens asielprocedure

Verzoekers om internationale bescherming kunnen in principe op basis van artikel 18, 3° van het KB van 2 september 2018 werken na een wachttermijn van 4 maanden na het indienen van hun verzoek om internationale bescherming als het CGVS in deze periode nog geen beslissing nam en zij in het bezit zijn van een Attest van Immatriculatie (AI). In het kader van de Covid-19 crisis en om het tekort aan arbeidskrachten in bepaalde sectoren op te vangen, werd de voorwaarde van dit artikel door een bijzonder machtenbesluit opgeschort tot 30 juni 2020. Bij wet van 20 december 2020 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie wordt deze voorwaarde opnieuw opgeschort vanaf 1 oktober 2020 tot en met 30 juni 2021. Hierdoor kunnen verzoekers om internationale bescherming werken zonder wachttermijn van 4 maanden. De vermelding op het AI dient hiervoor niet te worden aangepast.

Er gelden echter twee belangrijke voorwaarden:

  • de werkgever voorziet opvang voor de verzoeker om internationale bescherming;
  • het verzoek om internationale bescherming werd ten laatste geregistreerd op 8 december 2020.

Zie ook: 9.3. Toeleiding naar werk vanuit asielopvang, en gevolgen voor de opvang.

Meer info:

Bijdrage van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

9. Asielopvang

9.1. Recht op opvang in afwachting van afspraak bij DVZ en ook tijdens volgend verzoek of bij Dublinweigering

In verschillende beschikkingen en arresten stelden de arbeidsrechtbank en het arbeidshof van Brussel dat Fedasil tijdens de COVID-19 pandemie gehouden is tot opvang van een asielzoeker, zelfs in de situatie:

  • dat het verzoek nog niet is geregistreerd, omdat er nog geen afspraak met DVZ gekregen werd;
  • dat het een tweede of volgend verzoek tot internationale bescherming betreft;
  • dat betrokkene een beslissing kreeg tot niet-ontvankelijkheid op grond van de Dublin III-Verordening.

De arbeidsrechtbank en het arbeidshof veroordeelden in al deze situaties Fedasil tot opvang in een opvangcentrum, een LOI, of een hotel of elke andere aangepaste plaats indien geen plaatsen beschikbaar zijn. Dit tot het einde van de asielprocedure. Er zijn intussen nog honderden andere veroordelingen.

Bij verzoekers IB die wachten op een afspraak bij DVZ oordeelde de arbeidsrechtbank dat er sinds het begin van de maatregelen tegen de verspreiding van COVID-19 tal van beroepen zijn ingediend tegen de weigering van opvang door Fedasil, en dat in het kader van deze maatregelen Fedasil niet langer haar wettelijke taak vervult om verzoekers op te vangen, door te wachten tot verzoekers een afspraak krijgen bij DVZ. Er is nog steeds sprake van een pandemie. De verzoekers moeten op straat overleven en dit maakt hen kwetsbaar voor besmetting. Zo kunnen ze op hun beurt zelf ook een gevaar worden voor anderen. Als verzoeker om IB hebben ze recht op opvang die hen in staat moet stellen om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid, op basis van artikel 3 en 6 van de opvangwet.

In het geval van de asielzoeker met volgend verzoek, stelde het arbeidshof dat volgens artikel 4, §1, 3° van de opvangwet Fedasil het recht op materiële hulp kan beperken of, in uitzonderlijke gevallen, intrekken wanneer een verzoeker een volgend verzoek heeft gedaan, maar dat Fedasil hierbij rekening moet houden met de specifieke situatie van de betrokkene, eventuele kwetsbaarheid, en met het evenredigheidsbeginsel (artikel 4 §3 en §4 Opvangwet). In casu diende de verzoeker tijdens de pandemie als kwetsbaar persoon beschouwd te worden;

In het geval van de asielzoeker met Dublinweigering, oordeelde het Hof dat de beslissing van Fedasil de man verplichte om gebruik te maken van een precaire en collectieve noodopvang en hem zo verhinderde de quarantainemaatregelen in het kader van COVID-19 te respecteren.

Een volledige bespreking en links naar de rechtspraak zelf vind je in dit nieuwsbericht.

De Brusselse rechtbank van eerste aanleg heeft op 5 oktober 2020 de Belgische Staat veroordeeld om binnen de 30 dagen het aanmeldsysteem aan te passen op een manier die het recht op opvang van verzoekers om internationale bescherming respecteert. Met het invullen van het online formulier geeft de betrokkene te kennen dat hij of zij bescherming nodig heeft. Daardoor opent ook het recht om opvang te vragen. Hierover lees je meer in dit nieuwsbericht.

DVZ en Fedasil kondigden aan dat ze vanaf 30 oktober 2020 uitvoering geven aan dit vonnis en dat verzoekers om IB zich terug zonder afspraak kunnen aanmelden aan het aanmeldcentrum (zie 7.1.1).

9.2. Maatregelen in het opvangnetwerk

Fedasil publiceerde op 13, 19 en 27 maart 2020 instructies en infofiches met alle maatregelen gerelateerd aan COVID-19 binnen het opvangnetwerk. Op 10 april 2021 werden deze gebundeld in een vademecum, dat continu geactualiseerd wordt. De laatste actualisatie gebeurde op 24 juni 2021.

Fedasil maakte een inventarisatie van bewoners die behoren tot risicogroepen. Het gaat om mensen:

  • met ernstige, onstabiele hart-, long- of nieraandoeningen, bijvoorbeeld in de terminale fase van de ziekte
  • met diabetes Type 2 gecombineerd met overgewicht, hoge bloeddruk, hart- en vaataandoeningen of nieraandoeningen
  • met immunosuppressie, hematologische maligniteiten, actieve neoplasie die de immuniteit beïnvloeden
  • boven de 65 jaar
  • volwassenen met ernstige obesitas

Er vinden voor hen transfers plaats naar meer aangepaste opvang en er worden omwille van hen plaatsen vrijgemaakt. In het vademecum beschrijft Fedasil ook andere maatregelen die de opvangstructuren ten aanzien van deze groep moeten nemen.

Sinds 24 april worden alle nieuwkomers in het aanmeldcentrum getest op Covid-19. Wie positief test of symptomen vertoont, moet 10 dagen (eventueel samen met de familie) in isolatie blijven in het medische gedeelte van het aanmeldcentrum tot hij of zij genezen is.

Op voorwaarde dat ze geen ziektesymptomen hebben, worden de verzoekers na dit eerste verblijf naar een opvangcentrum in de tweede fase getransfereerd, waar ze gedurende de verdere asielprocedure kunnen verblijven. Deze transfers gebeuren sinds einde juni terug naar alle opvangcentra, en niet langer enkel naar de recent geopende. Iedere persoon die een toewijzing aan het opvangnetwerk krijgt, ontvangt een masker voor zijn verplaatsing.

Het infopunt van Fedasil binnen het aanmeldcentrum heropende op 7 december 2020. Verzoekers om IB die informatie willen over het recht op opvang of opnieuw willen re-integreren in de opvang, kunnen van maandag tot vrijdag tussen 8.30 en 12.30 uur langsgaan in het infopunt. De wachtzaal van het infopunt is enkel toegankelijk voor de verzoekers om IB die willen re-integreren in de opvang.

Er is dus opnieuw zonder onderscheid re-integratie mogelijk voor verzoekers die hun opvangplaats hebben verlaten of die een ontvankelijk volgend verzoek hebben. Bij re-integratie wordt systematisch een test afgenomen op 'dag 0', bij aankomst in het aanmeldcentrum.

Alle soorten transfers zijn terug mogelijk, afhankelijk van de kleurencode van het centrum (toegekend op basis van de gezondheidssituatie in de centra) en van de gezondheid van de betrokkene. Er gebeuren geen transfers van zieke of symptomatische personen, of mensen die hoge risicocontacten hebben gehad. In het vademecum is een schema opgenomen over welke transfers mogen gebeuren en welke voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden (p. 20-21). De Covid-vaccinatiecampagne kan bovendien ook een impact hebben op transfers van bewoners. Men stelt transfers soms uit tot er een tweede vaccinatiedosis is gegeven. Hierover lees je meer onder hoofdstuk 18.2. van dit nieuwsbericht.

Het vademecum van 30 juni 2020 kondigde aan dat toewijzingen aan Dublin- of open terugkeerplaatsen hervat zijn op 22 juni 2020. De herstart van de toewijzingen aan de Dublinplaatsen vindt plaats in overleg met DVZ, met het oog op het realiseren van een feitelijke overdracht naar de andere lidstaat. De toewijzingen aan de open terugkeerplaatsen gebeurt op basis van informatie van IOM over de mogelijkheid van een vrijwillige terugkeer.

Toewijzingen vanuit de terugkeerloketten naar open terugkeerplaatsen zijn vanaf 28 september 2020 opnieuw beperkt mogelijk. De betrokkenen moeten zich eerst melden aan het infopunt in het aanmeldcentrum voor een medische screening. In afwachting van het resultaat verblijven ze in het aanmeldcentrum. Bij een positief testresultaat gaan ze gedurende minimum 10 dagen in isolatie in het aanmeldcentrum voor ze naar de open terugkeerplaats kunnen. Bij een hoog risicocontact gaan ze minimum 7 dagen in quarantaine en wordt er op dag 7 een PCR-test afgenomen.

De regels met betrekking tot einde steun, aanvragen tot verlenging en uitstel, en aanvragen uitzonderingen open terugkeer- en Dublinplaatsen blijven gelden. Dat betekent dat opvangstructuren een einde steun-beslissing moeten geven aan bewoners die een definitieve negatieve beslissing ontvangen en een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV). Dit geldt niet voor bewoners met een bijlage 26quater.

Aanvragen met betrekking tot de verlenging van de materiële opvang moeten ingediend worden volgens de geldende procedures. In het vademecum van 30 juni 2020 geeft Fedasil aan dat de behandeling van aanvragen tot verlenging terug intensiever is hernomen.

In het kader van aanvragen tot uitstel van vertrek in geval van een toekenning van een machtiging tot verblijf van meer dan drie maanden, houdt Fedasil, volgens de laatste update van het vademecum, rekening met het feit dat tussen 13 maart en 27 mei 2020 de mogelijkheden om een eigen woning te vinden beperkt waren. In een aanvraag tot uitstel moet de bewoner aangeven wat al dan niet mogelijk was, wat er nog moet gebeuren in het kader van de transitie, en of er nog bijzondere zaken zijn waar Fedasil rekening mee moet houden, zoals het feit dat het om een risicopatiënt gaat. Het vademecum meldt dat sinds 20 mei 2020 huisbezoeken weer zijn toegestaan en dat de zoektocht naar een woning dus kan hernomen worden.

Verder geeft Fedasil richtlijnen over hygiëne en het behouden van voldoende afstand. Informatie in verschillende talen staat op de website www.fedasilinfo.be/nl/maatregelen-coronavirus.

In het vademecum van 4 augustus 2020 introduceerde Fedasil kleurencodes voor de collectieve opvangstructuren. Die bepalen de veiligheidsmaatregelen die nodig zijn in de betrokken centra. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met de nationale, regionale en lokale maatregelen die van kracht zijn. We geven hieronder enkele regels mee. Voor een volledig overzicht kan je het vademecum raadplegen.

Het dragen van een mondmasker is verplicht in alle binnenruimten van de opvangstructuren indien er geen verluchting mogelijk is en in buitenruimtes wanneer afstand van 1,5m niet gegarandeerd kan worden. Of het mogelijk is voor bewoners om toelating ('permissie') te krijgen het centrum enkele nachten te verlaten, wordt bepaald door de kleurcode die op dat moment geldt voor het opvangcentrum. Of een bezoek aan iemand buiten het centrum mogelijk is, hangt ook af van de gezondheidstoestand van de bewoner en van de persoon die hij of zij bezoekt, en de regio. Of bezoek in een opvangcentrum toegelaten is, hangt af van de geldende kleurencode. In individuele structuren hangt het ervan af of er gedeelde ruimtes zijn en van de inschatting van de lokale besturen. De bewoners moeten de algemene regels respecteren rond de contactbubbels.

Bewoners kunnen het centrum verlaten om te gaan werken, mits ze de algemene preventiemaatregelen respecteren.

Op vlak van onderwijs gelden voor kinderen in het opvangnetwerk dezelfde maatregelen als voor andere kinderen. Er zijn verschillende instrumenten om de terugkeer naar school te verduidelijken. In Vlaanderen, werd een film in 10 talen gemaakt. In Wallonië ontwikkelde het Rode Kruis een tutorial.

Er moet volgens het vademecum ingezet worden op sensibilisering van de bewoners. Op de website www.fedasilinfo.be is informatie over de preventiemaatregelen, over het testen en de contactopvolging te vinden in 12 talen, waarvan 8 in audioversie. Er zijn ook affiches beschikbaar voor de opvangstructuren.

Sanctionering volgens de bestaande, wettelijke sancties en ordemaatregelen is mogelijk wanneer de regels niet worden nageleefd. Buiten de opvangstructuren, wordt het respecteren van de maatregelen gecontroleerd door de politie. In de update van 20 april 2020 voegde Fedasil een hoofdstuk toe rond de sanctionering van provocerend gedrag, zoals het bewust overtreden van de geldende regels of moedwillig spuwen, niezen of hoesten. In dat geval vraagt Fedasil de opvangstructuren de politie te contacteren.

Fedasil heeft in het vademecum ook richtlijnen en adviezen toegevoegd over het psychologisch welzijn van zowel het personeel als de bewoners. GAMS vzw voorziet een permanentie in meerdere talen via chat voor slachtoffers van gendergerelateerd geweld, zie: https://www.we-access.eu/.

Fedasil stelde praktische fiches op met betrekking tot:

  • het functioneren van de opvangstructuren
  • ziekte en het vaststellen van een mogelijk geval van besmetting
  • het aanmelden van een mogelijk geval van besmetting
  • preventie in het opvangcentrum
  • richtlijnen met betrekking tot de opvang van minderjarigen
  • info voor zieke of besmette persoon in individuele opvang
  • maatregelen per dienst in collectieve centra (medische dienst, logistiek, NBMV)
  • mogelijk geval COVID-19 – regels isolatiezone
  • overlijden COVID-19
  • medisch materiaal (dragen van maskers, bestelling van medisch materiaal)
  • mentale en psychosociale impact COVID-19 op personeel
  • zorg voor bewoners tijdens COVID-19: basisadvies (medisch personeel)
  • psychologische effecten van isolatie en quarantaine + copingstrategieën tijdens COVID-19: wat zorgverleners in gedachten moeten houden (medisch personeel)
  • psychologische (en psychiatrische) consultatie via video-consultatie: voorwaarden en richtlijnen voor medisch personeel
  • de Ramadan
  • werken in seizoensarbeid
  • heropstart en uitbreiding zorg in de medische diensten
  • EHBO en reanimatie bij persoon met mogelijke Covid-19 besmetting
  • praktische fiche testing en tracing (contactopvolging)
  • het gebruik van mondmaskers in opvangstructuren
  • communicatie voor bewoners
  • sociaal tolken

Meer info

9.3. Toeleiding naar werk vanuit asielopvang

Fedasil en de VDAB stelden samen een stappenplan op om bewoners uit de opvangstructuren die korte opdrachten willen werken in de land- en tuinbouw toe te leiden naar de VDAB en Forem. In het vademecum nam Fedasil hier een hoofdstuk over op.

VDAB maakte affiches met informatie over de verschillende mogelijke teelten en taken, die verspreid zullen worden in het opvangnetwerk. Er is ook een handleiding over hoe deze vacatures geconsulteerd kunnen worden op de website van de VDAB.

Geïnteresseerde bewoners kunnen dit melden bij hun begeleider die samen met hen een formulier (regio noord en LOI’s) of online CV (regio zuid) zal invullen. De VDAB neemt vanaf de ontvangst van deze sollicitatie de communicatie met de bewoner over en leidt hem toe naar de werkgever. Als de bewoner nog niet ingeschreven is bij de VDAB faciliteert het centrum de eerste intake door een vervoersbewijs voor de verplaatsing naar de VDAB te geven. Verdere verplaatsingen vallen volgens het vademecum niet meer ten laste van de opvangstructuur.

Zowel de werkgever als de bewoner kunnen na een eerste proefdag beslissen om niet verder samen te werken.

Welke gevolgen heeft dit tijdelijk werk op de asielopvang?

Bewoners kunnen bij de werkgever verblijven gedurende de hele periode van hun contract, maar de toeleiding door de VDAB gebeurt ook naar andere vacatures.

Indien een verblijf bij de werkgever voorzien is, kunnen de bewoners om de periode tussen de start van het contract en het verkrijgen van het eerste loon te overbruggen, de eerste twee weken ondersteuning krijgen via maaltijdcheques (zie punt 8.4.).

Het vademecum van 30 juni 2020 stelt dat de opvangplaatsen van deze bewoners niet langer gegarandeerd worden. Als de werkgever een verblijfplaats voorziet, wordt de bewoner uitgeschreven (de code 207 wordt dan op no-show privéadres gezet). De bewoner moet zelf de adreswijziging doorgeven aan DVZ en het CGVS. Bij het einde van het contract of wanneer hij een vervroegde terugkeer wenst, kan de persoon een aanvraag tot re-integratie indienen door zich aan te bieden bij het infopunt. Indien mogelijk wordt de toewijzing gedaan aan het oorspronkelijke centrum, of in ieder geval een centrum in hetzelfde taalgebied.

Vanaf het moment dat een verzoeker om IB werkt, moet hij zich inschrijven bij een mutualiteit. De medische begeleiding gebeurt sinds het vademecum van 30 juni 2020 volgens dezelfde procedure als andere personen waarbij de code 207 op “no-show” staat.

Meer info

9.4. Ondersteuning met maaltijdcheques bij vertrek uit het opvangcentrum

In een aparte instructie geeft Fedasil voor onbepaalde tijd de mogelijkheid aan bewoners uit collectieve opvangcentra om vrijwillig de opvang te verlaten en bij vrienden of familie te gaan wonen. Hiermee wil Fedasil het aantal beschikbare bedden verhogen, zodat bewoners die ziek zijn geïsoleerd kunnen worden en zodat personen uit de risicogroepen gescheiden kunnen worden van de zieke personen. Het vademecum van 30 juni 2020 verlengt deze mogelijkheid verder.

Op 6 oktober 2020 maakte Fedasil een belangrijke update van deze instructie, die op 16 oktober 2020 in werking treedt. Deze update vervangt de instructies van 19 maart 2020. De belangrijkste wijziging is dat bewoners die gebruik maken van deze regeling voortaan een 'code 207 no show' krijgen. De opvangcentra moeten de personen die nu al gebruik maken van de regeling dan ook actief informeren over deze nieuwe regels. Deze verzoekers moeten voor 16 oktober 2020 de keuze maken of ze de regeling willen verderzetten of niet. Bij gebrek aan keuze wordt de code 207 op no show gezet.

De instructie is momenteel nog niet van toepassing op private opvangpartners.

De voorwaarden voor vrijwillige vertrek uit de opvang met ondersteuning van maaltijdcheques zijn:

  • een onafgebroken verblijf van minimum één maand in het opvangcentrum
  • een lopende asielprocedure (DVZ, CGVS, of schorsend beroep bij de RvV)

Ook niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV) komen hiervoor in aanmerking op voorwaarde dat:

  • ze in een veilige en stabiele context kunnen verblijven
  • ze minstens 16 jaar oud en voldoende autonoom zijn, wat geattesteerd moet worden door de sociaal werker (in geval van leeftijdstwijfel is toepassing pas mogelijk na bevestiging van de minderjarigheid)
  • de NBMV contactgegevens voorlegt van de persoon bij wie hij zal verblijven (naam, adres, kopie identiteitskaart, telefoonnummer)
  • de voogd schriftelijk en expliciet akkoord gaat
  • de NBMV telefonisch bereikbaar blijft gedurende de hele periode

De maatregel is niet van toepassing op personen met een bijlage 26quater.

Wie intekent krijgt om de twee weken maaltijdcheques ter waarde van 140 euro per volwassene of NBMV en 60 euro per minderjarig kind, tot het einde van het recht op materiële opvang of tot re-integratie in het opvangnetwerk. De materiële opvang eindigt ten laatste op de werkdag volgend op de afgifte van de maaltijdchequekaart of de papieren maaltijdcheques.

Voor NBMV blijft de code 207 op het opvangcentrum staan. Het gaat dus niet om een opheffing van de code 207 of een code 207 no show. De sociale en medische begeleiding door het centrum worden dus verdergezet. De plaats komt echter wel vrij, waardoor er voor de minderjarige geen garantie is dat hij naar hetzelfde centrum zal kunnen terugkeren als hij geen gebruik meer wil maken van de regeling.

Voor alle anderen wordt de code 207 op “no show” gezet. Dat houdt concreet in:

  • alle begeleiding en materiële hulp door het opvangcentrum wordt stopgezet. Er is een gratis nummer voor alle vragen van de bewoners over de maatregel maaltijdcheques (0800/32 74 6)
  • naast de maaltijdcheques dekt het opvangcentrum geen andere kosten
  • de medische ondersteuning gebeurt via het systeem van requisitoria afgeleverd door de cel medische kosten van Fedasil. In het geval onder de oude regeling een requisitorium in het kader van Covid werd afgeleverd voor het vertrek van de bewoner, is dit requisitorium nog geldig tot 1 maand na de wijziging van de code 207 naar code 207 no show.
  • de bewoner moet zelf zijn adreswijziging doorgeven aan zowel DVZ als het CGVS (via dit formulier) en aan de advocaat.
  • de maatregel geldt voor het hele gezin
  • de bewoner moet zich zelf inschrijven bij de gemeente met het oog op de verlenging van de verblijfskaart

De toekenning van de maaltijdcheques gebeurt voor minstens twee weken. Bij elke betaling wordt de stand van de procedure en het recht op opvang gecontroleerd. Wanneer de bewoner

  • een bijlage 26quater ontvangt, stopt de uitbetaling. De betrokkene kan re-integratie in de opvang vragen tot aan de effectieve transfer naar de bevoegde lidstaat.
  • een verblijf van meer dan drie maanden bekomt, ontvangt hij maaltijdcheques voor twee maanden om de transitietermijn te overbruggen. Hij moet zelf het OCMW van zijn woonplaats contacteren. Re-integratie in de opvang is in dit geval niet mogelijk. Dit is anders voor NBMV: zij moeten een re-integratie vragen en krijgen een individuele opvangplaats toegewezen.
  • een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) ontvangt na een negatieve beslissing van de RvV (of na verloop van de beroepstermijn zonder een beroep te hebben ingediend) en deze termijn verstrijkt, stopt de uitbetaling.

Wanneer verzoekers die voordien gebruik maakten van de regeling een volgend verzoek doen, of een verzoek in naam van hun minderjarige kind, kunnen ze zich er niet verder op beroepen voor deze nieuwe procedure.

Zolang hij nog recht heeft op opvang, kan de bewoner terug een opvangplaats vragen. Deze moet daarvoor contact opnemen met cheques@fedasil.be. Personen die geen e-mailadres hebben, kunnen bellen naar het gratis nummer (0800/32746). NBMV nemen contact op met het centrum dat bij hun code 207 vermeld staat (hun oude centrum).

De betrokkene zal per mail een afspraak krijgen bij het infopunt. Op hetzelfde moment wordt ook het centrum dat de maaltijdcheques aflevert geïnformeerd over de vraag tot re-integratie en over de afspraak met de betrokkene. Op die dag wordt de afgifte van de maaltijdcheques stopgezet.

Re-integratie is in principe alleen mogelijk aan het einde van de periode van de maaltijdcheques. Indien re-integratie voor deze datum plaatsvindt, moet de persoon het resterende bedrag van de maaltijdcheques bij zijn terugkeer naar het centrum terugbetalen.

Sinds 26 juni is er gezien de verzadiging van het opvangnetwerk geen garantie meer dat de plaats in het oude centrum vrij blijft. Indien mogelijk wordt de toewijzing opnieuw gedaan aan het oude centrum, of ten minste naar hetzelfde taalgebied.

Bij re-integratie in de opvang vindt niet systematisch een coronatest plaats, maar er wordt een monitoring van eventuele symptomen gedaan via een vragenlijst.

Na re-integratie kan de bewoner niet meer opnieuw gebruik maken van de regeling.

Specifiek voor NBMV kan de voogd vragen de uitbetaling van maaltijdcheques stop te zetten indien hij of zij oordeelt dat de leefomstandigheden van de minderjarige ongunstig zijn en een terugkeer naar het opvangnetwerk noodzakelijk is. De voogd moet deze vraag richten aan het oude opvangcentrum. Het centrum vraagt dan een toewijzing aan het infopunt.

Er is voor bewoners die gebruik maken van deze maatregel geen recht op maatschappelijke dienstverlening van het OCMW. Pas wanneer de bewoner erkend wordt als vluchteling of subsidiaire bescherming krijgt, kan deze aanspraak maken op maatschappelijk integratie.

Wanneer een persoon die leefloon ontvangt een begunstigde van deze maatregel huisvest, zal het OCMW via het sociaal onderzoek oordelen of het gaat om ´samenwonen´, en dus of de betrokkenen onder hetzelfde dak leven en de huishoudelijke aangelegenheden gemeenschappelijk regelen. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, moet volgens de POD MI in principe het bedrag voor een samenwonende worden toegekend. De POD MI raadt, tijdens deze crisisperiode, aan om het element ´de huishoudelijke aangelegenheden gemeenschappelijk regelen´ soepel te analyseren.

Aanpassing instructie transitie

Fedasil paste naar aanleiding van deze maatregel ook de instructies van 20 juli 2016 “Transitie van materiële hulp naar maatschappelijke dienstverlening: maatregelen voor bewoners van collectieve opvangstructuren en begeleiding in de transitiefase” aan, op 10 april 2020.

Wanneer een bewoner een machtiging tot verblijf van meer dan drie maanden krijgt terwijl hij in een collectief centrum verblijft moet hij kiezen tussen:

  • maaltijdcheques voor twee maanden (voordien betrof het maaltijdcheques voor 1 maand): het gaat om een bedrag van 560 euro per volwassene en 240 euro per minderjarig kind. In dat geval moet de bewoner het centrum verlaten binnen de drie werkdagen volgend op het ontvangen van de cheques.
  • een transfer naar een LOI of in geval van kwetsbaarheid naar een woning van een NGO (dit bleef dus ongewijzigd)

Wanneer de bewoner kiest voor de tweede optie, maar Fedasil vindt geen geschikte individuele opvangplaats, kan hij binnen de drie werkdagen alsnog beslissen gebruik te maken van de eerste optie. Indien de bewoner echter de toegewezen individuele opvangplaats zelf weigert, kan hij geen gebruik meer maken van de eerste optie en moet hij het centrum verlaten.

Een bewoner die beroep doet op de eerste optie doet afstand van het recht op materiële opvang gedurende de uitstoomtermijn van twee maanden. Re-integratie in het opvangnetwerk is niet mogelijk. Volgens de POD MI zijn de cheques een niet-regelmatige gift en dus een vrijgesteld bestaansmiddel in het kader van de toekenning van een (equivalent) leefloon.

Deze instructie is niet van toepassing op NBMV.

Meer info

9.5. Maatregelen met betrekking tot NBMV

Sinds 30 oktober 2020 is het opnieuw mogelijk om zich persoonlijk aan te melden om een verzoek tot internationale bescherming te doen bij het Aanmeldcentrum in Brussel. Het online systeem om een afspraak aan te vragen, werd stopgezet. NBMV worden na het doen van een VIB toegewezen aan een opvangplaats.

Of NBMV die bij Dienst Voogdij gesignaleerd worden, onmiddellijk een opvangplaats toegewezen krijgen, hangt ervan of de melding al dan niet binnen de kantooruren gebeurt.

  • Jongeren die binnen de kantooruren door de Dienst Voogdij worden aangemeld en opvang wensen, krijgen na medische controle een opvangplaats.
  • Buiten de kantooruren worden enkel kwetsbare jongeren die door Dienst Voogdij worden aangemeld, opgevangen in een OOC. In dit geval gebeurt de medische controle de volgende dag in het Aanmeldcentrum.

Het gaat om deze categorieën van kwetsbaarheid:

  • Meisjes
  • Jongeren met een beperking, psychische of medische problematiek
  • Jongens tot en met 15 jaar
  • Jongens die niet op het territorium mogen (in luchthaven, op grens)
  • Potentiële slachtoffers van mensenhandel

Dus jongens tussen 15 en 18 vallen niet onder deze groep van kwetsbare personen. Maar als Dienst Voogdij dit noodzakelijk acht, vraagt Dienst Voogdij ook voor hen opvang aan Fedasil. Zo nodig tracht Dienst Voogdij alternatieve oplossingen te voorzien, bijvoorbeeld binnen de bijzondere jeugdhulp of bij NGO’s.

De overbezetting van de opvangplaatsen voor NBMV in eerste en tweede fase, noopte Fedasil tot het doen van tijdelijke aanpassingen aan het opvangtraject dat NBMV doorlopen. Dit blijkt uit een instructie van 29 oktober 2020 en het Vademecum van Fedasil van 3 november.

NBMV die zich op werkdagen om 8.30 uur aanmelden om een VIB te doen in het Aanmeldcentrum, zullen bij voorrang binnengelaten worden. Hun verzoek wordt onmiddellijk geregistreerd en ingediend door DVZ. Ze kregen dezelfde dag nog een bijlage 26. Zij ondergaan een medische en sociale screening. NBMV kunnen zich gedurende de voormiddag tot 13.30 uur aanmelden. NBMV die zich na 13.30 uur maar 15 uur aanmelden, zullen nog opvang krijgen, maar hun VIB zal pas de volgende werkdag geregistreerd en ingediend worden.

Wanneer tijdens de medische screening symptomen van Covid opgemerkt worden, wordt de NBMV in quarantaine geplaatst in een observatie- en oriëntatiecentrum (OOC) en wordt een test afgenomen. NBMV zonder symptomen worden niet langer automatisch getest.

NBMV worden op dezelfde dag nog toegewezen aan een opvangplaats. Welke opvangplaats dat is, hangt af van het profiel van de NBMV:

  • Jongens met zelfverklaarde leeftijd van 17 jaar die voldoen aan minimumnormen betreffende autonomie, worden toegewezen aan nieuw gecreëerde ‘autonome NBMV-plaatsen’.
  • Andere NBMV worden toegewezen aan de reguliere OOC’s.

Ten gevolge van de Instructie van 29 oktober 2020, moet elk federaal opvangcentrum met NBMV-plaatsen ook ‘autonome NBMV-plaatsen’ inrichten. Deze bevinden zich niet noodzakelijkerwijze naast de reguliere NBMV-plaatsen maar de modaliteiten inzake sociale en procedurele begeleiding zijn wel dezelfde.

Jongeren met een zelfverklaarde leeftijd van 17 jaar komen in aanmerking voor deze plaatsen als ze voldoende autonoom zijn. Dit houdt in dat de jongen in staat is zijn basisnoden kenbaar te maken (voeding/dorst, gezondheid, enz…) en de werking van een collectief opvangcentrum begrijpt. NBMV met een bijzondere kwetsbaarheid of zij die een objectief gevaar stellen voor zichzelf of anderen omwille van het gedrag of medische situatie, worden niet toegewezen aan de autonome NBMV-plaatsen.

Om extra capaciteit te genereren op de klassieke NBMV-plaatsen worden ook bepaalde NBMV die reeds in het opvangnetwerk zitten alsnog toegewezen aan de autonome NBMV-plaatsen:

  • NBMV die aan de voorwaarden van de instructie voldoen en in de OOC’s verblijven.
  • NBMV die aan de voorwaarden van de instructie voldoen en toegewezen werden aan een reguliere NBMV-plaats in tweede opvangfase, of aan een volwassenplaats in het geval van leeftijdstwijfel.

In dit geval wordt de voogd ingelicht omtrent de interne verhuis en wordt de aangepaste NBMV-begeleiding verdergezet.

Jongeren die de observatie- en oriëntatiefase doorlopen hebben kunnen doorstromen naar een opvangstructuur in de tweede opvangfase. De doorstroom naar tweede fase is niet langer beperkt tot de nieuwe collectieve opvangstructuren.

NBMV uit de tweede fase die een verblijfstitel verkrijgen kunnen doorstromen naar een individuele opvangplaats.

In de update van het vademecum van 13 mei 2020 versoepelt Fedasil de mogelijkheid voor voogden om hun pupil te bezoeken. Bezoek kan, na voorafgaandelijk contact met het opvangcentrum en mits het dragen van een mondmasker en het respecteren van de veiligheidsinstructies. Een tolk en/of advocaat mogen enkel mee komen indien dit noodzakelijk is en mits voorafgaande toestemming van het opvangcentrum. Er gelden ook enkele voorwaarden. Zo moeten zowel de pupil als de voogd reeds minstens twee weken symptoomvrij zijn en moeten ze beide een mondmasker dragen tijdens het bezoek.

Met betrekking tot transfers in het kader van de Time Out-procedure gelden geen beperkingen meer.

De gehoren in het kader van de asielprocedure van NBMV bij DVZ zijn hernomen sinds 3 juli 2020 en de gehoren in het kader van de bijzondere verblijfsprocedure sinds 23 juni 2020. DVZ stuurt de uitnodiging in het kader van de asielprocedure zowel naar de voogd als naar de opvangstructuur waar de NBMV verblijft. Fedasil geeft een lijst met de e-mailadressen van de verschillende opvangstructuren aan DVZ. De uitnodiging in het kader van de bijzondere verblijfsprocedure wordt enkel naar de voogd verzonden. Indien de NBMV geen gevolg kan geven aan de uitnodiging informeert het centrum de voogd. Het is de voogd die DVZ moet informeren.

Ook de persoonlijke onderhouden voor NBMV bij het CGVS zijn herstart. Voogden worden vanaf 9 juli gecontacteerd om het gehoor met hun pupil vast te leggen. Jongeren die het langst in procedure zitten worden in principe het eerst opgeroepen, evenals kinderen jonger dan 12 jaar. De oproepingsprocedure blijft zoals vroeger: de voogd ontvangt de oproeping per aangetekende brief, de NBMV ontvangt deze per gewone post. Voogden ontvangen samen met de oproeping een brief waarin zij worden uitgenodigd de nodige documenten en stavingstukken vóór het gehoor van hun pupil neer te leggen. Ze ontvangen ook de veiligheidsrichtlijnen die in acht moeten worden genomen in het kader van COVID-19. Indien de NBMV geen gevolg kan geven aan de uitnodiging, informeert het opvangcentrum het CGVS en de voogd en moet deze informatie in het sociaal dossier bewaard worden.

Meer info

10. Detentie

Administratieve vasthouding of detentie van vreemdelingen (onder andere art. 7, 27, 51/5, 52/4, 54, 74/5, 74/6 Verblijfswet) is enkel toegelaten in geval van:

  • risico op onderduiken of
  • ontwijking/belemmering van de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure
  • én als bovendien andere afdoende maar minder dwingende maatregelen niet doeltreffend kunnen worden toegepast.

De Verblijfswet bepaalt niet wat verstaan moet worden onder´andere afdoende maar minder dwingende maatregelen´maar bepaalt wel dat ´preventieve maatregelen´ kunnen worden opgelegd om het risico op onderduiken te vermijden (art. 74/14, §2, lid 2 Vw). Volgens het Verblijfsbesluit kunnen ´preventieve maatregelen´ bestaan uit een aanmeldingsplicht, de betaling van een borgsom en de overhandiging van een kopie van de identiteitsdocumenten (art. 110 quatordecies, §1 Vb). Daarnaast voorziet de Verblijfswet ook in de mogelijkheid om huisarrest op te leggen tijdens de termijn voor de uitvoering van het BGV (art. 7, lid 4, art. 22, lid 1, art. 73, lid 2, 74/14,§2, lid 1 Vw).

Detentie is bovendien enkel toegestaan voor de duur die strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de verwijderingsmaatregel met een maximum van twee maanden. Deze termijn is verlengbaar met telkens twee maanden tot maximum vijf maanden (tenzij in geval van openbare orde tot acht maanden) op voorwaarde dat:

  • de nodige stappen om de vreemdeling te repatriëren werden genomen binnen zeven werkdaggen na de opsluiting;
  • die stappen worden voortgezet met de vereiste zorgvuldigheid;
  • én de effectieve repatriëring nog steeds mogelijk is.

In het licht van de COVID-19-crisis lijkt aan deze voorwaarden niet in alle gevallen van detentie voldaan te zijn, gezien de soms beperkte mogelijkheid tot repatriëring. In voorkomend geval moet betrokkene dan ook in vrijheid worden gesteld. Tegen een maatregel van vrijheidsberoving kan beroep worden ingesteld bij de raadkamer van de correctionele rechtbank.

In zijn richtsnoeren van 16 april 2020 roept de Europese Commissie de lidstaten onder meer op om:

  • te beslissen over invrijheidstelling op basis van een individuele beoordeling en rekening te houden met de maximale duur van detentie, de periode die de betrokkene al in detentie heeft doorgebracht en de vraag of de procedures voor identificatie, verstrekking van nieuwe documenten en/of overname zorgvuldig zijn uitgevoerd;
  • wanneer een derdelander wordt vrijgelaten, indien zulks nodig en evenredig is, maatregelen te gebruiken ter voorkoming van onderduiken die minder dwingend zijn dan detentie (zoals de verplichting om op een bepaalde plaats te verblijven of documenten aan de autoriteiten af te geven) (artikel 15 Terugkeerrichtlijn);
  • gebruik te maken van alternatieven voor detentie die de naleving van de nationale volksgezondheidsmaatregelen waarborgen (zoals regelmatige melding via videogesprekken) met inachtneming van de voorschriften inzake gegevensbescherming om ervoor te zorgen dat de minder dwingende maatregelen in overeenstemming zijn met de geldende nationale volksgezondheidsmaatregelen om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen en in te perken.

Meer info

11. Verlenging verblijf wegens overmacht

11.1. Derdelanders met kort verblijf

Derdelanders met een kort verblijf die België niet tijdig kunnen verlaten om redenen van overmacht (quarantaine, annulering van een vlucht, sluiting van een grens,…), kunnen een verlenging van hun verblijf vragen. Dit geldt ook voor vreemdelingen die niet in het bezit zijn van een aankomstverklaring omdat ze hun aanwezigheid op het Belgisch grondgebied niet (tijdig) hebben gemeld aan de gemeente.

11.1.1. De praktijk van DVZ inzake verlengingen: normale procedure

De tijdelijke verlenging van een kort verblijf gebeurde sinds 22 juni 2020 tijdelijk aan de hand van een zogenaamd Covid-document. Het Covid-document bevat de vermelding dat het gaat om een verlenging van een tijdelijk verblijf op het Belgisch grondgebied in afwachting van terugkeer naar het herkomstland of het land van wettig verblijf, dat het niet geldt in een ander Schengenland, en dat het geen visumverlenging en geen verlenging van een machtiging tot voorlopig verblijf is.

In een mededeling van 26 oktober 2020 laat DVZ aan de gemeenten weten dat de aanvraag tot een tijdelijkeverlenging van het kort verblijf opnieuw digitaal bij de gemeente kan worden ingediend. De aanvraag moet volgende documenten en gegevens bevatten:

  • een kopie van het paspoort (nummer en geldigheid, persoonlijke gegevens, gebruikte pagina’s)
  • een kopie van de aankomstverklaring (bijlage 3) als ze werd opgemaakt
  • een reisziektekostenverzekering die geldig is voor de duur van de gewenste verlenging, met een minimumdekking van 30. 000 euro en geldig voor de hele Schengenruimte
  • een brief met toelichting waarom betrokkene niet op de voorziene datum de Schengenzone kan verlaten én waarom een verlenging van het kort verblijf nog steeds nodig is
  • het verblijfsadres van betrokkene in België
  • het e-mailadres waarop de betrokkene kan worden gecontacteerd
  • stavingsstukken:
      • de documenten die de verhindering bevestigen (bv. het meest recente annulatiebewijs van de retourvlucht, opgesteld door de luchtvaartmaatschappij)
      • een kopie van het nieuwe retourbiljet of alle bewijzen, opgesteld door de overheid of de ambassade van het herkomstland, die aantonen dat men voorlopig nog niet naar het herkomstland kan terugkeren wegens overmacht (sluiting van de luchthaven, van de grenzen, …)

Deze verlenging kan gevraagd worden door vreemdelingen die nog geen verlenging van verblijf omwille van de Covid-19 maatregelen van DVZ hebben gekregen en door vreemdelingen die reeds een of meerdere verlengingen hebben gekregen.

Verlengingsaanvragen die louter tot doel hebben de quarantainemaatregelen in het herkomstland te ontlopen, worden door DVZ geweigerd.

DVZ verwacht dat de betrokkene actief zoekt naar een retourvlucht die in de eerstvolgende weken vertrekt. Indien de gebruikelijke luchtvaartmaatschappij geen retourvlucht aanbiedt in de nabije toekomst, moet men zoeken naar een alternatieve luchtvaartmaatschappij die wel een retourvlucht ter beschikking heeft, eventueel vanuit een andere Schengenlidstaat.

DVZ onderzoekt de aanvraag zo snel mogelijk en maakt de beslissing over aan de gemeente.

Het Covid-document is enkel geldig in België laat niet toe in een andere Schengenlidstaat te verblijven. Het document wordt wel door de andere Schengenlidstaten erkend in geval van grensoverschrijding voor het nemen van buitenlandse vluchten. De website van DVZ meldt dat iemand met een Covid-document "zich naar een andere Schengenstaat mag begeven om naar huis terug te keren. Hij moet echter in het bezit zijn van een geldig paspoort, de door de Dienst Vreemdelingenzaken gestuurde brief en het bewijs dat hij zich naar deze staat begeeft om naar zijn land van herkomst of verblijf terug te keren (vliegticket, treinticket...)."

11.1.2. Regelgevend kader verblijfsverlengingen wegens overmacht

De verlenging van verblijf door middel van een Covid-document heeft zoals gezegd geen rechtsgrond in de Belgische wetgeving.

Wat zegt de Europese regelgeving? De verlenging van een kort verblijf wegens overmacht of humanitaire/bijzondere omstandigheden wordt geregeld in de Visumcode en de Schengenuitvoeringsovereenkomst.

  • Voor visumplichtige derdelanders voorziet de Visumcode dat de geldigheidsduur van en/of de duur van het verblijf met een afgegeven visum – kosteloos – wordt verlengd indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat oordeelt dat de visumhouder heeft aangetoond dat hij wegens overmacht of om humanitaire redenen niet in staat is om het grondgebied van de lidstaat vóór het verstrijken van de geldigheidsduur of het einde van de toegestane verblijfsduur te verlaten (artikel 33, lid 1).
  • Voor visumvrijgestelde derdelanders bepaalt de Schengenuitvoeringsovereenkomst dat de lidstaten het recht hebben om in bijzondere omstandigheden de verblijfstermijn van drie maanden van vreemdelingen op haar grondgebied te verlengen (artikel 20, lid 2).

In een mededeling van 30 maart 2020 geeft de Europese Commissie een leidraad aan de lidstaten om met de overschrijding van de toegestane verblijfsduur die te wijten is aan de reisbeperkingen om te gaan.

  • Het toegestane verblijf van visumhouders die zich in het Schengengebied bevinden maar bij het verstrijken van de geldigheid van hun visum voor kort verblijf niet kunnen vertrekken, kan verlengd worden tot ten hoogste 90 dagen binnen een termijn van 180 dagen. Als de visumhouder ook na afloop van de verlengde periode van 90/180 dagen niet kan vertrekken, moeten de lidstaten een nationaal visum voor langere duur of een tijdelijke verblijfsvergunning afgeven.
  • Aan visumvrijgestelde derdelanders die na afloop van de periode van 90/180 dagen niet kunnen vertrekken, moeten de lidstaten een nationaal visum voor langere duur of een tijdelijke verblijfsvergunning afgeven.
  • Lidstaten mogen geen administratieve sancties of boetes opleggen aan derdelanders die ten gevolge van de reisbeperkingen hun grondgebied niet kunnen verlaten. Als een reiziger wegens de reisbeperkingen de toegestane verblijfsduur overschrijdt, mag dat geen negatieve gevolgen hebben voor de behandeling van toekomstige visumaanvragen.

Conclusie: De Belgische praktijk om een Covid-document af te geven, dat wel het verblijf verlengt, maar uitdrukkelijk niet het visum, de aankomstverklaring of de verblijfskaart verlengt, kent geen Belgische rechtsgrond en volgt ook niet de mededeling van 30 maart 2020 van de Europese Commissie. De Europese Commissie voorziet dat de lidstaten een nationaal visum voor langere duur of een tijdelijke verblijfsvergunning afgeven aan vreemdelingen die na afloop van een (verlengde) periode van 90/180 dagen niet kunnen terugkeren naar hun herkomstland wegens de Covid-maatregelen.

11.1.3. Statuutswijziging vanuit verlengd kort verblijf wegens covid-19?

Een statuutwissel aanvragen in België kan in principe enkel vanuit een legaal (kort of lang) verblijf. In geval van een onwettig verblijf moet de betrokkene het bestaan van buitengewone omstandigheden aantonen die hem verhinderen om de aanvraag voor een verblijf van meer dan drie maanden te gaan indienen in zijn herkomstland.

DVZ liet in een e-mail van 19 juni 2020 aan het AgII weten dat het “Covid-document” dat wordt afgeleverd aan derdelanders die België niet kunnen verlaten wegens overmacht:

  • geen juridische basis heeft en
  • geen verlenging van een aankomstverklaring of van een visum betreft maar een uitzonderlijke toestemming van DVZ om het kort verblijf te verlengen.

Er moeten volgens DVZ bijgevolg buitengewone omstandigheden aangetoond worden bij een eventuele aanvraag tot statuutwissel.

  • Het covid-document op zich volstaat niet om buitengewone omstandigheden aan te tonen maar wordt door DVZ meegenomen bij de beoordeling.
  • Betrokkene moet daarnaast ook in zijn specifieke geval aantonen dat hij niet kon terugkeren naar zijn herkomstland.

Meer info

11.2. Derdelanders met (al dan niet verstreken) tijdelijk verblijfsrecht (A kaart)

Visumvrijgestelde derdelanders met een (al dan niet verstreken) tijdelijk verblijfsrecht (A kaart) die hun verblijfskaart niet willen of kunnen verlengen maar die door de COVID-19-crisis niet in staat zijn België te verlaten, kunnen hun verblijf met een kort verblijf verlengen. Ze hebben recht op een kort verblijf van 90 dagen dat onmiddellijk aansluit op hun lang verblijf (A kaart).

  • Op verzoek van de betrokkene en op voorlegging van zijn paspoort en A kaart levert de gemeente van verblijf ambtshalve een aankomstverklaring af, die 90 dagen geldig is te rekenen vanaf de vervaldatum van de A kaart.
  • De aankomstverklaring kan uitzonderlijk in digitale vorm (pdf-formaat) aan de betrokkene verstuurd worden.

DVZ heeft op 6 januari 2021 in een mededeling aan de gemeenten laten weten dat ze aan derdelanders die visumplichtig zijn voor een kort verblijf en wiens A kaart verstrijkt of die na het verstrijken van hun A kaart al een Covid-document bekomen hebben maar die hun machtiging tot verblijf niet langer kunnen verlengen of wensen te verlengen, niet langer ambtshalve een Covid-document of enig ander document mogen afgeven. Deze vreemdelingen moeten zo snel mogelijk het land verlaten.

Volgens de regelgeving kunnen visumplichtige derdelanders hun lang verblijf in principe niet verlengen met een kort verblijf zonder een nieuw geldig Schengenvisum (wat een terugkeer naar hun herkomstland veronderstelt). Maar door de Covid-19-crisis werd het hen door DVZ toegestaan een verlenging van hun verblijf te vragen bij de gemeente. Sinds 22 juni 2020 verlengde de gemeente op aanvraag ambsthalve het verblijf aan de hand van een zogenaamd Covid-document. Deze praktijk is nu sinds 6 januari 2021 stop gezet.Ook deze nieuwe regeling werd meegedeeld in een instructie ten aanzien van de gemeentebesturen die niet is gepubliceerd.

Het Covid-document is enkel geldig in België en laat niet toe om in een andere Schengenlidstaat te verblijven. Het document wordt wel door de andere Schengenlidstaten erkend in geval van grensoverschrijding voor het nemen van buitenlandse vluchten. De website van DVZ meldt dat iemand met een Covid-document "zich naar een andere Schengenstaat mag begeven om naar huis terug te keren. Hij moet echter in het bezit zijn van een geldig paspoort, de door de Dienst Vreemdelingenzaken gestuurde brief en het bewijs dat hij zich naar deze staat begeeft om naar zijn land van herkomst of verblijf terug te keren (vliegticket, treinticket...)."

Meer info

11.3. Derdelanders met bevel om het grondgebied te verlaten (BGV)

Het verbod op niet-essentiële reizen (op grond van de ministeriële besluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken) stond de afgifte van een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) niet in de weg. Het vormt hoogstens een tijdelijke belemmering om hieraan uitvoering te geven (zie onder meer RvV, nr. 243.975 van 13 november 2020 en RvV, nr. 244.736 van 24 november 2020).

Derdelanders met een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) die door de Covid-19-crisis niet in staat zijn België te verlaten, kunnen op basis van artikel 74/14 Vw een gemotiveerde aanvraag indienen om de termijn op hun BGV te verlengen. Die bepaling stelt dat de termijn van het BGV:

  • wordt verlengd als betrokkene aantoont dat hij niet kan terugkeren naar zijn herkomstland binnen de toegekende termijn.
  • kan verlengd worden om rekening te houden met de specifieke omstandigheden eigen aan de situatie zoals de duur van het verblijf, het bestaan van schoolgaande kinderen, het afronden van de organisatie van het vrijwillig vertrek en andere familiale en sociale banden.

Het is geen vereiste dat het BGV nog geldig is om de aanvraag te kunnen indienen.

In zijn richtsnoeren van 16 april 2020 laat de Europese Commissie weten dat:

  • de termijn in het terugkeerbesluit met een passende periode moet worden verlengd als het onmogelijk is om de in het terugkeerbesluit toegekendetermijn voor vrijwilligvertrek te respecteren. Lidstaten moeten hierbij rekening houden met de specifieke omstandigheden van het individuele geval, de duur en de aard van de beperkende maatregelen en de beschikbaarheid van vervoer naar het derde land van terugkeer (artikel 7, lid 2 Terugkeerrichtlijn).
  • lidstaten een langere termijn voor vrijwillig vertrek moeten toekennen dan 30 dagen als het van meet af aan duidelijk is dat de betrokken derdelander niet binnen 30 dagen zal kunnen vertrekken. Hierbij moeten lidstaten rekening houden met de specifieke omstandigheden van het geval, in het bijzonder de beschikbaarheid van vervoer naar het derde land van terugkeer.
  • wanneer lidstaten de termijn voor vrijwillig vertrek verlengen en de tenuitvoerlegging van het besluit tijdelijk opschorten, zij onwettig verblijvende vreemdelingen daarvan schriftelijke bevestiging moeten geven (artikel 14 Terugkeerrichtlijn).
  • lidstaten geen inreisverbod mogen opleggen of een reeds uitgevaardigd verbod moeten intrekken wanneer de termijn voor vrijwillig vertrek niet kan worden gerespecteerd omdat er geen vervoer is naar het derde land van terugkeer. Hetzelfde geldt als de termijn niet kan worden gerespecteerd om andere redenen van overmacht die verband houden met de Corona-maatregelen.
  • als het nodig en evenredig is om tijdens de termijn voor vrijwillig vertrek bepaalde maatregelen op te leggen om het risico op onderduikente beperken (artikel 7, lid 3 Terugkeerrichtlijn) de lidstaten worden opgeroepen om te kiezen voor de verplichting om op een bepaalde plaats te verblijven, identiteits- of reisdocumenten aan de overheid af te geven of regelmatige melding door middel van videogesprekken.

Waar indienen?

In principe zal de dienst van DVZ die het BGV heeft afgegeven de aanvraag tot verlenging behandelen. Op elk BGV staat in principe een functioneel e-mailadres vermeld: de gemotiveerde vraag tot verlenging wordt best naar dat e-mailadres gezonden. Tenzij in volgende gevallen:

  • Aanvragen voor verlengingen in toepassing van de omzendbrief van schoolgaande kinderen van onregelmatige verblijvende vreemdelingen, voor uitstel van terugkeer omwille van ziekte (met de nodige bewijzen) of zwangerschap / recente bevalling, voor de praktische organisatie van de vrijwillige terugkeer (extra tijd nodig voor verkrijgen van documenten, reservatie van vlucht, organisatie van de re-integratie) naar een land van herkomst, kunnen doorgestuurd worden naar return@ibz.fgov.be;
  • Personen voor wie een verlenging van het BGV nodig is, en die verblijven in een open terugkeerplaats onder de verantwoordelijkheid van Fedasil, moeten hun gemotiveerde aanvraag (organisatie van vrijwillige terugkeer naar herkomstland) verzenden naar otp@ibz.fgov.be;
  • Personen met bijlage 26quater of 25quater voor wie een verlenging van het BGV nodig is, en die verblijven in een open terugkeerplaats onder de verantwoordelijkheid van Fedasil, moeten hun gemotiveerde aanvraag in functie van de organisatie van vrijwillige terugkeer naar de verantwoordelijke lidstaat voor hun aanvraag internationale bescherming verzenden naar asylum.dublin@ibz.fgov.be.

In de praktijk beoordeelt DVZ elke aanvraag individueel en maakt daarbij een afweging of een verlenging noodzakelijk is. Een duidelijke en grondige motivering van de aanvraag tot verlenging is nodig.

Daarnaast biedt artikel 74/17, §2 Vw de mogelijkheid aan DVZ om ambtshalve, zonder aanvraag, te beslissen om de uitvoering van een BGV tijdelijk uit te stellen en de vreemdeling hiervan schriftelijk in kennis te stellen. Tot nu toe wordt dit in de praktijk door DVZ niet toegepast.

Meer info

12. OCMW-steun

12.1. Algemeen - organisatie hulpverlening

De werking van de OCMW’s wordt gegarandeerd tijdens de periode van de COVID-19-maatregelen.

De POD Maatschappelijke Integratie (POD MI) publiceert op haar website richtlijnen en aanbevelingen voor een veilige werkwijze voor alle betrokkenen. POD MI houdt de richtlijnen courant met de laatste voorschriften van de nationale veiligheidsraad.

POD MI heeft een lijst met vragen en antwoorden ontwikkeld voor de vragen rond de praktische toepassing van de wettelijke missies van de OCMW’s in deze uitzonderlijke periode.

De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) omschrijft op haar website de praktische werking van een OCMW in het kader van de opvolging van een steundossier, of bij een nieuwe aanvraag.

Meer info

12.2. OCMW-steun bij (onwettig) verblijf in België door overmacht

Vreemdelingen die onwettig in het land verblijven en die om redenen onafhankelijk van hun wil niet kunnen terugkeren naar hun herkomstland, kunnen in principe aanspraak maken op maatschappelijke dienstverlening vanwege het OCMW, en dus onder meer op financiële steun (omzendbrief 26 april 2005).

  • Hierbij moet een recent bewijs van overmacht geleverd worden dat door DVZ bevestigd werd.
  • Volgende situaties komen bijvoorbeeld in aanmerking als overmacht: technische overmacht (zoals quarantaine, annulatie van een vlucht, sluiting van een grens,…), medische overmacht, of de onmogelijkheid voor de Belgische overheid om de nationaliteit te bepalen, en het land waarnaar moet worden uitgewezen.
  • Ook de hoogste rechtscolleges in België hebben geoordeeld dat er dan een principieel recht op maatschappelijke dienstverlening is (Grondwettelijk Hof 30 juni 1999 en HvC van 18 december 2000).
  • Hoewel de OCMW’s in dergelijke gevallen meestal steun weigeren, passen de arbeidsrechters deze rechtspraak toe en veroordelen zij het betrokken OCMW tot steunverlening.

De POD Maatschappelijke Integratie liet in een email van 30 juli 2020 aan het Agentschap Integratie en Inburgering weten dat het zogenaamde Covid-document inderdaad beschouwd kan worden als een vaststelling door de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) dat de betrokken vreemdeling zich in de absolute onmogelijkheid bevindt om het Belgisch grondgebied te verlaten.

  • Het Covid-document werd tot en met december 2020 door DVZ afgeleverd aan vreemdelingen met kort verblijf, die het grondgebied niet tijdig kunnen verlaten wegens de maatregelen in de strijd tegen Covid-19.
  • Het algemene rechtsprincipe van overmacht kon worden toegepast van zodra DVZ dit Covid-document afleverde waarin wordt geoordeeld dat er sprake is van een overmachtssituatie omtrent de terugkeermogelijkheden.
  • De betrokken vreemdeling kon gedurende de geldigheidsduur van dit document een recht op maatschappelijke dienstverlening openen indien uit het sociaal onderzoek blijkt dat de betrokkene behoeftig is en niet in staat is om een menswaardig bestaan te leiden. Het OCMW dient voorafgaandelijk wel na te gaan of de betrokkene nog beschikt over een reisverzekering en of een borgsteller bestaat.
  • De kosten van de maatschappelijke dienstverlening werden ten laste genomen door de Belgische Staat gedurende de termijn van het Covid-document, binnen de grenzen vastgelegd door het Ministerieel Besluit van 30 januari 1995, en voor zover een voorafgaand sociaal onderzoek het bestaan en de omvang van de nood heeft kunnen vaststellen.

Vreemdelingen die een verlenging hebben gekregen van hun BGV, ongeacht of zij al steuntrekkend waren op het moment van de betekening van het BGV, kunnen volgens de POD Maatschappelijke Integratie financiële steun van het OCMW krijgen in onderstaande twee gevallen die de POD eerder al toelichtte in een FAQ:

  • Een vreemdeling aan wie een uitvoerbaar BGV is betekend en die van de DVZ een verlenging van het BGV heeft gekregen op grond van zwangerschap, geboorte of medische redenen, kan aanspraak maken op financiële steun gedurende de termijn van de verlenging van het BGV. De POD MI betaalt de kosten van de financiële steun die wordt toegekend gedurende de termijn van de verlenging van het BGV terug aan het OCMW. De POD MI doet dit binnen de grenzen vastgelegd door het Ministerieel Besluit van 30 januari 1995, en voor zover een voorafgaand sociaal onderzoek het bestaan en de omvang van de nood aan steun vaststelt.
  • Er is ook terugbetaling als het OCMW veroordeeld werd tot steunverlening door de arbeidsrechter op grond van (medische) overmacht (ook als er geen verlenging van het BGV wegens zwangerschap, geboorte of medische redenen werd toegekend).

Vreemdelingen die al maatschappelijke dienstverlening genoten op het moment dat hen een BGV werd betekend, behouden dat recht op steun tijdens de termijn om het uitwijzingsbevel uit te voeren en ook bij een eventuele verlenging (art. 57, §2, lid vijf OCMW-wet).

Vreemdelingen die geen recht op maatschappelijke dienstverlening hadden op het moment dat hun een uitwijzingsbevel werd betekend zonder de bedoeling om dat bevel te verlengen, hebben enkel recht op dringende medische hulp (tenzij volgens de rechtspraak, wanneer zij overmacht aantonen, zie hierboven).

Meer info

12.3. OCMW-steun bij lopende aanvraag maar verstreken of afwezig verblijfsdocument

Om aanspraak te kunnen maken op maatschappelijke dienstverlening (waaronder financiële steun) of leefloon (maatschappelijke integratie) vanwege het OCMW moeten vreemdelingen voldoen aan een bepaalde verblijfsvoorwaarde. Door de mogelijks teruggeschroefde dienstverlening bij gemeenten in het licht van de COVID-19-crisis ontvangen vreemdelingen die een verblijfs- of verlengingsaanvraag hebben ingediend soms andere verblijfsdocumenten (ontvangstbewijs, bepaalde bijlage) dan wettelijk voorzien.

De POD Maatschappelijke Integratie laat in een FAQ op haar website weten dat de alternatieve documenten zoals ontvangstbewijzen en bijlagen die vreemdelingen krijgen in het kader van hun verblijfs- of verlengingsaanvraag aanvaard worden om (verdere) steun te genieten.

Meer info

12.4. Steun bij verblijf in het buitenland door overmacht

12.4.1. Maatschappelijke integratie - leefloon

Bij een verblijf in het buitenland van niet meer dan vier (al dan niet opeenvolgende) weken per kalenderjaar wordt het leefloon verder uitbetaald (artikel 23, §5 Leefloonwet).

De betaling van het leefloon wordt in principe geschorst wanneer het verblijf in het buitenland langer is dan vier (al dan niet opeenvolgende) weken per kalenderjaar.

Het OCMW kan beslissen de betaling van het leefloon toch niet te schorsen in uitzonderlijke omstandigheden, op voorwaarde dat betrokkene zijn meldingsplicht heeft vervuld.

  • Ieder verblijf in het buitenland van een week of meer moet vóór het vertrek gemeld worden aan het OCMW. Bij het niet vervullen van de meldingsplicht kan het OCMW beslissen de uitbetaling van het leefloon te schorsen wegens het afleggen van onjuiste of onvolledige verklaringen die het bedrag van het leefloon beïnvloeden (artikel 30, §1 Leefloonwet).

De POD MI aanvaardt onder andere als uitzonderlijke omstandigheden:

  • het volgen van studies of een stage in het buitenland in het kader van een opleiding tot het behalen van een volwaardig diploma
  • het bijstaan van een ernstig ziek familielid

In een FAQ op zijn website laat de POD MI weten dat zij ook het niet kunnen terugkeren naar België ten gevolge van de COVID-19-pandemie beschouwen als uitzonderlijke omstandigheden in de zin van artikel 23, §5 Leefloonwet die een verlenging van het verblijf in het buitenland verantwoorden. Van zodra de grenzen opnieuw worden geopend, wordt er van de gerechtigden gevraagd om regelingen te treffen om naar België terug te keren. Gelet op de huidige omstandigheden (tarieven vliegtuigtickets, gebrek aan tickets, andere specifieke situaties) moet het OCMW flexibel zijn bij de beoordeling van de haalbaarheid om terug te keren naar België.

12.4.2. Maatschappelijke dienstverlening – equivalent leefloon

In de organieke OCMW-wet staat niet expliciet dat de uitbetaling van equivalent leefloon bij een verblijf in het buitenland wordt geschorst. In een FAQ op zijn website stelt de POD MI dat de voorwaarden voor maatschappelijke dienstverlening niet langer voldaan zijn als de betrokkene afwezig is van het grondgebied.

Om recht te hebben op equivalent leefloon is onder meer vereist dat de betrokkene zijn gewoonlijke verblijfplaats in België heeft.

In het verleden oordeelde een arbeidsrechter (bijvoorbeeld Arbeidshof Brussel, nr. 50.854 van 23 april 2009) al dat de gewoonlijke verblijfplaats in België behouden blijft bij een tijdelijk verblijf in het buitenland als

  • de betrokkene het OCMW ervan voorafgaandelijk op de hoogte heeft gebracht en
  • hij de intentie heeft om naar zijn gewone verblijfplaats terug te keren.

Een tijdelijk verblijf in het buitenland sluit verdere OCMW-dienstverlening bijgevolg niet per definitie uit.

Meer info

12.5. Dringende medische hulp

De POD MI versoepelde tijdelijk de administratieve verplichtingen met betrekking tot dringende medische hulp (DMH) aan mensen zonder wettig verblijf. Alle medische zorgen die werden verstrekt tussen 14 maart 2020 en 1 juli 2021 vereisen geen attest DMH voor de terugbetaling ervan door de Staat. Er zal geen regularisatie zijn voor deze periode. Vanaf 1 juli 2021 zijn de attesten DMH opnieuw verplicht voor de nieuwe behandelingen. Wanneer een behandeling die werd opgestart tussen 14 maart 2020 en 30 juni 2021 wordt voortgezet na 1 juli 2021, is het attest DMH niet nodig.

Bijkomend mogen OCMW’s beslissingen nemen rond medische kaarten ingevoerd in Mediprima die een dekking bieden langer dan 3 maanden, met een maximumdekking van 1 jaar.

Deze versoepelde werking is opgenomen op de website van de POD MI in de lijst met vragen en antwoorden in verband met de wettelijke missies van de OCMW’s tijdens de COVID-19-maatregelen.

RIZIV heeft in het kader van de Corona-maatregelen nieuwe codes aangemaakt die toestaan dat een arts vergoedbare consultaties en verstrekkingen op afstand kunnen uitvoeren. POD voorziet in de terugbetaling bij deze codes. Er is hiervoor geen beperking in tijd voorzien.

Laboratoriumtesten voor het opsporen van het SARS-CoV-2-virus worden volledig terugbetaald door POD MI, voor zover ze werden uitgevoerd door een van de erkende laboratoria. De lijst van erkende laboratoria werd opgesteld door Sciensano

Meer info

12.6. Leeflooncategorie bij samenwoonst met asielzoeker die maaltijdcheques krijgt

In een FAQ op haar website van 6 april 2020 adviseert de POD MI de OCMW’s om soepel om te gaan met de voorwaarde van ‘het gemeenschappelijk regelen van de huishoudelijke aangelegenheden’ bij de bepaling van de leeflooncategorie in geval een verzoeker om internationale bescherming gaat inwonen bij een persoon die leefloon geniet.

In principe moet de leeflooncategorie ‘samenwonende’ worden toegekend (en niet langer die van ‘alleenstaande’) wanneer de samenwoonst de begunstigde van het leefloon een economisch-financieel voordeel oplevert.

Een begunstigde van het leefloon kan op basis van die aanbeveling van de POD MI toch leeflooncategorie ‘alleenstaande’ blijven genieten ook al krijgt de persoon die bij hem komt inwonen maaltijdcheques van Fedasil nadat hij de collectieve opvangstructuur vrijwillig verlaten heeft.

Meer info

12.7. Fonds voor voedselhulp

Aan de OCMW’s werd een toelage van 6 miljoen euro toegekend om de meest kwetsbare mensen de kans te geven om toegang te hebben tot voedsel en basishygiënemateriaal ter bescherming van COVID-19. De toelageperiode liep aanvankelijk van 1 april tot 31 december 2020. De regering heeft besloten de maatregel te verlengen tot 30 juni 2021 en voegde ook 6 miljoen extra toe aan het reeds eerder toegekende bedrag van 6 miljoen.

De toelage richt zich tot de gebruiker van het OCMW in de ruime zin, met name de persoon die gebruik maakt van gelijk welke vorm van openbare dienstverlening die behoort tot de opdrachten van het OCMW.

  • Die dienstverlening moet in de ruimst mogelijke betekenis begrepen worden. Men mag het gebruik van de toelage dus niet beperken tot personen die recht hebben op een leefloon of een andere sociale uitkering.
  • De maatregel heeft ook betrekking op de personen die gewoonlijk geholpen worden door een voedselbank alsook iedereen die valt onder de definitie van het doelpubliek die voedingsproducten kunnen ontvangen die verdeeld worden in het kader van het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD), dit wil zeggen personen die onder de armoededrempel leven, ongeacht hun statuut, en, tijdens de periode van afzondering, iedereen die moeilijkheden heeft die verband houden met deze afzonderingsperiode

Iemand die een aanvraag doet voor voedselhulp bij het OCMW behoort automatisch tot de doelgroep. Het is dus niet nodig om een sociaal onderzoek uit te voeren.

Meer info

12.8. Covid-19 subsidie

De Covid-19 subsidie van 115 miljoen euro werd ingevoerd om aan de OCMW’s toe te laten personen die zich in een moeilijke sociale situatie bevinden en een deel van hun inkomen en/of koopkracht hebben verloren als gevolg van Covid-19 en die gebruik maken van of in aanmerking zouden kunnen komen om beroep te doen op de diensten die tot de taken van het OCMW behoren, in welke vorm dan ook, te identificeren en materiële, sociale, geneeskundige, sociaal-geneeskundige of psychologische dienstverlening te bieden aan deze gebruikers.

De toelage is niet bedoeld voor personen die in het kader van de organieke OCMW-wet enkel recht hebben op dringende medische hulp. Met de Covid-19 subsidie kan aan mensen zonder wettig verblijf enkel de uitreiking van gezondheidsbeschermingsmateriaal (zeep/gel en masker) worden toegekend en gefinancierd.

De maatregel was aanvankelijk beperkt tot 31 december 2020, maar werd ondertussen al verlengd tot 31 maart 2022.

Meer info

13. Tijdelijke werkloosheid voor vreemdelingen

13.1. Overmacht en vereenvoudigde procedure voor werkgevers en werknemers

Ten gevolge van de verspreiding van COVID-19 worden heel wat werknemers tijdelijk werkloos. Omwille van het groot aantal aanvragen, vereenvoudigde de regering de procedure voor werkgevers en werknemers.

Bovendien werd bepaald dat elke tijdelijke werkloosheid omwille van COVID-19 als overmacht beschouwd kan worden. Vreemde werknemers die tijdelijk werkloos zijn moeten in dit geval niet aantonen voldoende arbeidsdagen gewerkt te hebben om recht te hebben op een werkloosheidsuitkering.

Overmacht

Vanaf 13 maart 2020 aanvaardt de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) een soepele toepassing van het begrip overmacht. Alle situaties van tijdelijke werkloosheid door COVID-19 worden beschouwd als tijdelijke werkloosheid wegens overmacht. Deze maatregel geldt voorlopig tot 31 maart 2022.

Ondernemingen die voor 13 maart 2020 tijdelijke werkloosheid wegens economische oorzaken meldden, worden aangeraden over te stappen op tijdelijke werkloosheid wegens overmacht. In die regeling zijn soepelere procedures van toepassing.

Werkloosheidsuitkering

In het stelsel van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht, dient de werknemer niet te voldoen aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden. Vreemde werknemers zullen dus niet moeten aantonen een voldoende aantal arbeidsdagen in loondienst gewerkt te hebben.

Voor het stelsel van tijdelijke werkloosheid wegens economische oorzaken, gelden de toelaatbaarheidsvoorwaarden in principe wel. Maar ook hier maakte de regering een uitzondering op: deze voorwaarden zijn niet van toepassing voor tijdelijke werkloosheid wegens economische oorzaken gelegen in de periode van 1 februari 2020 tot 31 december 2021.

Procedure

De regering versoepelt de aanvraagprocedure voor werkgever en werknemer.

  • Werkgevers moeten bij de elektronische aangifte van sociaal risico scenario 5 ‘Maandelijkse aangifte van de uren tijdelijke werkloosheid of uren schorsing bedienden’ de tijdelijke werkloosheid aangeven als overmacht en als reden ‘coronavirus’ opgeven. Dit volstaat als vereiste mededeling. De werkgever moet ook geen controlekaarten afleveren aan de werknemers.
  • Werknemers doen een aanvraag bij de uitbetalingsinstelling naar keuze. Deze voorzien een formulier C3.2-werknemer-corona. Er zijn geen verdere formaliteiten.

Meer info

13.2. Tijdelijke werkloosheid telt mee als economische participatie voor Belgische nationaliteitsverklaring

Om Belg te worden heb je soms een bewijs van werk nodig. In sommige hypotheses van nationaliteitsverklaring moet je immers een bewijs van ‘economische participatie’ voorleggen. Dat wil zeggen: aantonen dat je 468 dagen gewerkt hebt.

Het Wetboek van de Belgische nationaliteit verwijst naar de werkloosheidsreglementering om te bepalen

  • welke dagen als arbeidsdagen en
  • welke dagen als met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen beschouwd kunnen worden.

Niet alleen de effectieve arbeidsdagen tellen dus mee, maar ook met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen, zoals betaalde vakantiedagen en ziektedagen.

De dagen waarvoor je een vergoeding hebt gekregen omwille van tijdelijke werkloosheid, worden beschouwd als gelijkgestelde dagen. Dat geldt dus ook voor tijdelijke werkloosheid in het kader van COVID-19. Die dagen mag je meetellen bij het berekenen van de vereiste arbeidsdagen om je economische participatie te bewijzen.

Meer info

14. De Covid-vaccinatie van personen in een precaire verblijfssituatie: een stand van zaken

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het verloop van de vaccinaties van verzoekers om internationale bescherming, mensen zonder wettig verblijf en seizoenarbeiders. De rol van de populatiemanager voor het bereiken van kwetsbare doelgroepen om de vaccinatiegraad van 70% bij alle delen van de populatie te behalen komt ook aan bod.

Over de specifieke vaccinatiestrategie in Brussel kan je meer terugvinden op de website van Medimmigrant. Hier vind je een link.

14.1. Verzoekers om internationale bescherming

Fedasil meldt dat de vaccinatiecampagne in de opvangcentra voor verzoekers om internationale bescherming vlot verloopt. De vaccinatiebereidheid is in het algemeen hoog. In bepaalde centra is de eerste ronde van de campagne reeds afgerond.

In de collectieve centra vaccineert men in de centra zelf. Bewoners van de lokale opvanginitiatieven (LOI) worden uitgenodigd voor een vaccinatie in de vaccinatiecentra (VC). Personen met een code 207 ‘no show’ krijgen een uitnodiging voor een vaccinatie in de VC op hun domicilieadres.

De vaccinatiecampagne heeft een impact op transfers van bewoners. Men stelt transfers soms uit tot er een tweede vaccinatiedosis is gegeven:

  • Indien de tweede vaccinatiedosis gepland is binnen een periode van een week na het einde van het recht op opvang, wordt dit einde opgeschort tot 48 uur na de vaccinatie. Dit geldt evengoed voor transfers naar een open terugkeerplaats en een ‘Dublin-transfer’.
  • Indien het tweede vaccin van een bewoner van een collectief centrum gepland staat binnen de week na de toewijzing aan een LOI, stelt Fedasil de transfer uit. Dient het tweede vaccin later toegediend te worden, dan transfereert men toch. In dat geval gaat de bewoner terug naar het opvangcentrum voor de tweede dosis. Fedasil probeert een pragmatische aanpak te hanteren wat betreft het vaccineren en de combinatie met doorstroom in de centra. LOI’s kunnen hierdoor gedurende een bepaalde periode minder toewijzingen krijgen.

Fedasil ontwikkelde materiaal om te sensibiliseren rond de vaccinatie. Dit staat ter beschikking voor de lokale besturen. De informatie is te vinden op de website van Fedasil in veertien verschillende talen: Vaccination coronavirus | Fedasil info - informatieplatform voor asielzoekers in België.

14.2. Mensen zonder wettig verblijf

Personen ingeschreven in het rijksregister met een verblijfsrecht van meer dan drie maanden, die een adres hebben waarnaar de uitnodiging gestuurd kan worden, krijgen een uitnodiging voor vaccinatie in één van de VC. Wie enkel een referentieadres heeft, krijgt ook een uitnodiging. Wie afgevoerd is van ambtswege of omwille van verlies van het verblijfsrecht, zal geen uitnodiging ontvangen.

Mensen zonder wettig verblijf voldoen niet aan deze voorwaarde, maar kunnen toch gevaccineerd worden. Hoe dat gebeurt, hangt af van de situatie van de persoon in kwestie:

  • is de persoon bijvoorbeeld gekend door de gemeente of niet;
  • heeft hij of zij een adres of niet;
  • heeft hij of zij reeds een bisnummer of niet, en is er een wil van de person om een bisnummer te laten aanmaken?

Voor de mensen zonder wettig verblijf die gekend zijn in de gemeente is het de bedoeling om een bisnummer aan te maken en na te gaan of er een adres is waar het vaccinatiecentrum een uitnodiging naar kan versturen voor een vaccinatie. Mensen zonder wettig verblijf kunnen gekend zijn doordat zij reeds medische hulp verkregen via de OCMW-procedure ‘dringende medische hulp’ (DMH) voor mensen zonder wettig verblijf, of doordat zij zelf contact leggen met het OCMW, de gemeente, een huisarts of het vaccinatiecentrum. OCMW’s geven – voor zover bekend – de namen van personen die gekend zijn aan de hand van geopende dossiers DMH niet collectief door om uitnodigingen te versturen. OCMW’s leggen in de plaats individueel contact met de gekende mensen zonder wettig verblijf, om te horen of zij hun gegevens mogen doorgeven aan een VC, die dan manueel boekt en oproept voor een vaccinatie. Dit in kader van de privacywetgeving.

De lokale besturen kunnen personen die zichzelf niet bekendmaken, en die nog geen bisnummer hebben, best via een mobiel team benaderen. Hierbij gebruiken de betrokken organisaties (bijvoorbeeld gemeenten, CAW’s, OCMW’s, welzijnswerkers,…) best aanklampende/outreachende communicatie en vaste -en voor de doelgroep gekende plekken in de gemeente om te vaccineren.

Wat betreft de privacy van mensen zonder wettig verblijf die geen gekend adres hebben, kunnen de toeleidende maatschappelijke werkers, zonder namen op te geven, het aantal personen die een vaccinatie op een bepaald moment willen komen halen doorgeven aan het mobiel team. Het mobiel team zorgt ervoor dat het juiste aantal vaccins klaarligt. De VVSG raadt aan om ook voor deze personen bisnummers aan te maken, tenzij dit een drempel blijkt.

Bij een weigering van de persoon zonder wettig verblijf om een bisnummer te laten aanmaken (bijvoorbeeld door angst), is het aangeraden om toch zo veel mogelijk info te verzamelen over de persoon – met betrekking tot de identiteit, herkomst en eventueel een telefoonnummer en een (tijdelijk) adres. Hierbij mogen ook de gegevens van de vaccinatie niet ontbreken – het type en de datum van vaccinatie.

Vaccinet laat niet toe om personen zonder bisnummer te registreren. Zij kunnen in de plaats een ‘kaartje’ meekrijgen als bewijs van vaccinatie. Een kaartje meegeven in de plaats van een registratie van het vaccinatiemoment is een pragmatische noodoplossing. Vaccineren gaat hier voor op registreren, in het kader van het veilig stellen van de volksgezondheid. Personen met een bisnummer krijgen een vaccinatiecertificaat en worden geregistreerd in Vaccinet.

De instructies voor het aanmaken van bisnummers staan online. Voor gemeenten en OCMW’s gebeurt dit via e-CreaBis. Artsen maken een bisnummer via CareConnect.

De ervaring leert dat een paar middelgrote gemeenten in Vlaanderen succes boekten bij het vaccineren van mensen zonder wettig verblijf met de volgende strategieën:

  • het organiseren van een ‘vaccinatie-dag’ in de gemeente, met een voorafgaande sensibiliseringscampagne;
  • inzetten op het actief opsporen van de mensen zonder wettig verblijf in de gemeente;
  • de personen aanspreken/aanschrijven om zich te melden voor een vaccinatie.

Zo heeft men in het geval van de actieve opsporing van de doelgroep 68% van de gekende mensen zonder wettig verblijf in de gemeente kunnen bereiken voor een vaccinatie. Het wegwerken van zo veel mogelijk drempels, bijvoorbeeld rond vervoerskosten naar een vaccinatiecentrum, werd in beide gevallen toegepast.

14.3. Populatiemanager

De populatiemanager is een spilfiguur in de eerstelijnszone om de meest precaire doelgroepen te bereiken voor de vaccinatie. Een gemeente doet er goed aan om zo snel mogelijk contact te leggen met de populatiemanager in de regio. De populatiemanager werkt samen met alle betrokken diensten in de gemeente: onder meer brugfiguren, gemeentediensten, OCMW’s, vaccinatiecentra, gezondheidsactoren en welzijnsorganisaties.

De populatiemanager analyseert demografische data om zo de moeilijker te bereiken groepen te detecteren, en de knelpunten te definiëren en weg te werken om een zo hoog mogelijk vaccinatieniveau te bereiken in alle lagen van de samenleving. Niet enkel mensen zonder wettig verblijf zijn doelgroep, maar ook bijvoorbeeld daklozen, bepaalde leeftijdsgroepen, anderstaligen en minder mobielen.

De populatiemanager werkt een aanpak op maat uit voor de verschillende doelgroepen, volgens het principe van ‘proportioneel universalisme’. Zo kan een gemeente bijvoorbeeld voorzien in tickets voor vervoer naar een vaccinatiecentrum, informatie in de taal van de doelgroep, vaccinatiemomenten samen als partners of familie, mobiele teams en het inschakelen van sleutel- en brugfiguren om bepaalde wijken te sensibiliseren.

In de loop van de campagne houdt de populatiemanager de data voortdurend in het oog, en stuurt zij of hij bij als er problemen ontstaan.

14.4. Seizoenarbeiders

Seizoenarbeiders werden zo veel mogelijk op hetzelfde moment gevaccineerd, na 31 juli 2021.

Voor de vaccinatie van seizoenarbeiders in de landbouw is er een modelbrief opgesteld ter attentie van de gekende werkgevers in de gemeente. Het vaccinatiecentrum zal de seizoenarbeiders oproepen voor een vaccinatie aan de hand van lijsten van de gekende werkgevers in de regio. De bedoeling is dat de werknemers beide dosissen van het vaccin in België kunnen ontvangen.

Voor andere sectoren, onder meer de vleesverwerkende bedrijven en de bouwsector, is er nog geen akkoord tussen de sociale partners en de bedrijfsgeneeskundige diensten over de aanpak. Het publiek onder de seizoenarbeiders is vaak kwetsbaar. Mogelijks zal een strategie per bedrijf uitgewerkt worden, waar bijvoorbeeld vaccinatie ter plaatse een optie kan zijn.

Meer info

  • De VVSG organiseerde op 15 juni 2021 een webinar rond de vaccinatie van precaire groepen in de samenleving. Zie ook de FAQ op de website van de VVSG.
  • Bron: VVSG, Fedasil, ELZ regio Kortrijk

Ook vragen en info over de concrete gevolgen van coronamaatregelen op de rechtspositie van vreemdelingen kunnen terecht op deze juridische helpdesk.