Descendent moet alleen ‘ten laste’ zijn in herkomstland als hij daar al 21 jaar was of ouder

Een bloedverwant in neergaande lijn die 21 jaar is of ouder moet voor gezinshereniging bewijzen dat hij in het herkomstland financieel ten laste was van de Unieburger of Belg die hij komt vervoegen. Maar die voorwaarde geldt niet als de descendent vóór zijn aankomst in België jonger was dan 21 jaar. Als het (klein)kind wel 21 jaar is of ouder op het moment van de aanvraag gezinshereniging, moet het bewijzen dat het op het moment van de aanvraag in België, ten laste is van de referentiepersoon. Dat zegt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in een arrest van 26 januari 2017.

Feiten

In casu ging het om een meerderjarige dochter van een Belg, die naar België kwam met een studentenvisum. Na jaren wettig verblijf als buitenlands student vroeg ze in België gezinshereniging aan met haar vader. Ze legde bewijzen voor van ten laste zijn in de periode dat ze in België verbleef, maar geen bewijzen voor de periode in het herkomstland. Om die reden weigerde Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) de aanvraag.

Praktijkwijziging DVZ

Begin 2016 wijzigde DVZ zijn praktijk en eiste dat een familielid die gezinshereniging vraagt al ‘ten laste’ moet zijn van de referentiepersoon in zijn herkomstland, vóór zijn aankomst in België. Voordien aanvaardde DVZ dat het familielid ook ten laste kon zijn in België, bijvoorbeeld wanneer het (klein)kind of de (groot)ouder al een tijd (zelfs onwettig) in België verbleef en inwoonde bij of onderhouden werd door de Belg of Unieburger en diens echtgenoot of partner.

RvV verfijnt en stuurt bij

Vroeger stelde de RvV al dat de voorwaarde van ten laste zijn in het herkomstland niet kennelijk onredelijk mag zijn. Zo kan DVZ niet eisen dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat in het herkomstland tussen het familielid en de Belgische referentiepersoon, als er op dat ogenblik nog geen verwantschap bestond tussen beiden (RvV 29 februari 2016, nr. 163.233).

De RvV verfijnt nu de voorwaarde dat een descendent zijn afhankelijkheid van de referentiepersoon in het herkomstland moet bewijzen. Volgens art. 40bis Verblijfswet geldt er géén bijkomende voorwaarde van ‘ten laste’ zijn voor (klein)kinderen jonger dan 21 jaar. Als de descendent dus nog geen 21 jaar was vóór zijn aankomst in België, kan DVZ niet eisen dat de betrokkene bewijst dat hij reeds in zijn herkomstland ten laste was van de referentiepersoon, aangezien die voorwaarde toen nog niet gold. Het bewijs van materiële afhankelijkheid (in België) moet wel geleverd worden als het (klein)kind op het moment van de aanvraag 21 jaar is of ouder. Door dat laatste niet te onderzoeken, en enkel te focussen op de afhankelijkheid in het herkomstland, heeft DVZ zijn zorgvuldigheidsplicht geschonden, oordeelde de RvV.