Dublin-asieloverdracht naar Italië van kwetsbaar gezin met kinderen niet in strijd met artikel 3 EVRM

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde opnieuw over een Dublin-asieloverdracht naar Italië (EHRM arrest J.A. e.a. tegen Nederland van 3 november 2015).

Het ging om een kwetsbaar gezin dat bijzondere bescherming nodig heeft. De Italiaanse autoriteiten hebben via een brief van 8 juni 2015 aan alle Dublincellen in de EU bekend gemaakt dat er 161 opvangplaatsen voor kwetsbare gezinnen met minderjarige kinderen zijn, en dat dit aantal zal opgetrokken worden volgens de noden.

Het EHRM oordeelt dat de asieloverdracht niet in strijd was met artikel 3 EVRM:

  • Het gezin gaf geen concrete tegenindicaties dat zij geen gebruik zouden kunnen maken van deze plaatsen
  • De Nederlandse asielinstanties hadden de Italiaanse autoriteiten naar behoren geïnformeerd

Feiten

Op 25 november 2013 vroegen een Iraanse moeder en haar twee kinderen, die op dat ogenblik minderjarig waren, asiel aan in Nederland. De Nederlandse asielautoriteiten duidden Italië aan als de lidstaat, die op basis van de Dublin-verordening verantwoordelijk is voor het behandelen van de asielaanvraag. Mevrouw en haar dochters hadden immers van de Italiaanse ambassade in Iran een visum verkregen.

Mevrouw tekent hiertegen beroep aan, maar dit wordt afgewezen door de Nederlandse rechter. Mevrouw richt zich in april 2014 tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, en slaagt er in een voorlopige maatregel te bekomen, waardoor Nederland de vrouw en haar dochters nog niet mogen overdragen aan Italië. Eén jaar later heft het Europees Hof, op vraag van de Nederlandse autoriteiten, deze voorlopige maatregel weer op. De Nederlandse autoriteiten wilden immers individuele garanties vragen aan Italië voor de opvang van de minderjarige kinderen maar kunnen dit enkel doen als ze eerst de overdracht aankondigen aan de Italiaanse instanties. Deze kunnen dan pas meer duidelijkheid geven over waar het gezin zou worden opgevangen. In augustus 2015 sturen de Nederlandse autoriteiten een brief aan het Hof met daarbij een kopie van een brief van de Italiaanse autoriteiten van 8 juni 2015. Deze brief beschrijft de nieuwe werkwijze wat betreft Dublinoverdrachten aan Italië van gezinnen met minderjarige kinderen en de aangepaste opvangstructuren voor gezinnen met kinderen.

De vrouw klaagt de overdracht aan Italië aan, vanwege de slechte leefomstandigheden, wat in strijd zou zijn met artikel 3 EVRM. Verder geeft zij aan dat de Nederlandse staatssecretaris de psychische gezondheidstoestand van de moeder en de belangen van de kinderen onvoldoende in aanmerking heeft genomen bij de beoordeling.

Beoordeling EHRM

In overeenstemming met het arrest Tarakhel (EHRM, Tarakhel t. Zwitserland, van 4 november 2014) en het arrest M.S.S (EHRM, MSS t. België en Griekenland, 21 januari 2011) oordeelt het Hof dat rekening moet worden gehouden met het kwetsbare karakter van het gezin: een alleenstaande moeder met een minderjarige en een meerderjarige dochter. Daardoor behoren zij tot een ‘particularly underprivileged and vulnerable’ groep die bijzondere bescherming nodig heeft. Het Hof herhaalt dat de huidige situatie voor asielzoekers in Italië niet kan worden vergeleken met de situatie in Griekenland ten tijde van het M.S.S.-arrest. De structuur en de algehele situatie in de opvanglocaties in Italië vormen op zichzelf geen belemmering om asielzoekers aan dat land over te dragen.

In deze zaak oordeelt het Hof concreet dat de Nederlandse autoriteiten de Italiaanse autoriteiten naar behoren hebben geïnformeerd over de gezinssituatie van mevrouw en haar kinderen en hun geplande aankomst in Italië. Bovendien hebben de Nederlandse autoriteiten de Italiaanse autoriteiten laten weten dat ze de vrouw vanwege een suïciderisico bij de overdracht zullen begeleiden. Uit de brief van de Italiaanse autoriteiten van 8 juni 2015 maakt het Hof op dat het gezin in een van de 161 opvangplekken die bestemd zijn voor de opvang van gezinnen met minderjarige kinderen, zullen worden opgevangen.

Het gezin geeft geen concrete indicaties dat zij geen gebruik zouden kunnen maken van de 161 opvangplaatsen voor gezinnen met minderjarige kinderen. Het Hof ziet dan ook geen basis voor de veronderstelling dat het gezin niet zal kunnen profiteren van de beschikbare voorzieningen in Italië voor een asielzoekende alleenstaande moeder met een of meer minderjarige kinderen, of dat, ingeval van (gezondheids)problemen, de Italiaanse autoriteiten niet op gepaste wijze zouden reageren. Aangezien mevrouw zelf de overdracht van haar medische gegevens heeft geweigerd kan niet gezegd worden dat de Italiaanse autoriteiten niet behoorlijk zijn geïnformeerd omtrent haar psychische problemen of dat er sprake is van een "reëel risico" dat zij de nodige zorg in Italië niet zal krijgen.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Gevolgen voor de Belgische praktijk?

In België benadrukt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in haar rechtspraak dat in het licht van de delicate en evoluerende situatie in Italië, beslissingen in het kader van de Dublin III-Verordening met de grootste voorzichtigheid moeten worden genomen. Dat veronderstelt een compleet en rigoureus onderzoek op basis van actuele informatie. In die zin verandert de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens deze praktijk niet. De asielzoeker en zijn advocaat gaan dus best op zoek naar de meest actuele informatie over de opvangomstandigheden in Italië als ze een Dublin-overdracht willen vermijden of aanvechten. Daarnaast is het ook belangrijk bijkomende informatie over de individuele situatie van de asielzoeker en medische attesten steeds over te maken aan de Dublin-cel van de DVZ.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen