DVZ kan 9bis-aanvraag niet meer onontvankelijk verklaren na vernietiging ongegrondheidsbeslissing

Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) kan geen ononvankelijkheidsbeslissing nemen nadat een eerdere ongegrondheidsbeslissing in dezelfde zaak vernietigd werd. Doordat de ontvankelijkheid van de aanvraag niet betwist wordt, heeft deze beslissing gezag van gewijsde verworven. Dat stelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in een arrest van 6 december 2017.

Feiten

De verzoeker dient op 18 januari 2011 een humanitaire regularisatieaanvraag op basis van artikel 9bis van de Verblijfswet in. DVZ verklaart de aanvraag ontvankelijk, maar ongegrond op 7 maart 2012. Tegen deze beslissing wordt beroep ingesteld en op 21 maart 2017 vernietigt de RvV de ongegrondheidsbeslissing. Op 14 april 2017 volgt een nieuwe beslissing waarin DVZ de aanvraag onontvankelijk verklaart.

RvV: gezag van gewijsde eerste vernietingsarrest

De RvV wijst op het dubbel onderzoek van artikel 9bis. DVZ dient zich eerst uit te spreken over de vraag of de aanvraag regelmatig werd ingediend, daarna over de gegrondheid.

DVZ doet dit ook uitdrukkelijk in haar eerste beslissing van 7 maart 2012 en beslist dat:

  • de aanvraag ontvankelijk was omdat de buitengewone omstandigheden vermoed werden
  • de aanvraag ongegrond was omdat de integratie van verzoeker volgens DVZ geen grond kan zijn voor een regularisatie

De RvV vond dit laatste geen voldoende motivering en vernietigde in haar eerste arrest expliciet de ongegrondheidsbeslissing. De ontvankelijkheid van de aanvraag werd niet betwist, noch vernietigd.

De RvV oordeelt dat dit arrest gezag van gewijsde heeft. De ontvankelijkheid van de 9bis- aanvraag staat dus vast en hierop kan niet meer teruggekomen worden. De beoordelingsruimte voor DVZ bij het nemen van een nieuwe beslissing na dit vernietingsarrest, beperkt zich tot al dan niet gegrondheid van de aanvraag. De RvV benadrukt nog dat de vernietiging de partijen niet verder terugplaatst dan het ogenblik waarop de vastgestelde onwettigheid werd begaan. Doordat enkel de onwettigheid van de ongegrondheidsbeslissing wordt vastgesteld, is het oordeel met betrekking tot de ontvankelijkheid van de aanvraag niet uit het rechtsverkeer verdwenen.