DVZ vraagt asielzoekers met bijlage 26quater om vrijwillig vertrek te ondertekenen en verlengt anders de overdrachtstermijn

Sinds einde januari 2020 werd bekend dat de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) bij een negatieve Dublinbeslissing (bijlage 26quater: waarbij België een asielzoeker overdraagt naar de lidstaat die verantwoordelijk is om het verzoek om internationale bescherming te behandelen) een nieuwe bijlage aflevert, genaamd “Informatie reismodaliteiten”. Daarin vraagt DVZ de verzoeker om internationale bescherming (IB) om binnen de tien dagen een formulier “Verklaring vrijwillige terugkeer” in te vullen, te ondertekenen en terug te sturen naar de Dublincel bij DVZ.

Als de verzoeker om IB geen gevolg geeft aan deze vraag of nadien alsnog aangeeft niet te willen vertrekken naar de bevoegde lidstaat, wordt de overdrachtstermijn voorzien in artikel 29, 2° van de Dublin III-verordening verlengd van zes maanden naar achttien maanden.

Wanneer de verzoeker het formulier tekent en terugstuurt, volgt de Dublincel de overdracht verder op en bezorgt ze de verzoeker daarvoor de nodige documenten.

Wanneer de verzoeker om IB het formulier niet terugstuurt binnen de tien dagen, zo blijkt uit de praktijk, betekent de DVZ een beslissing tot verlenging van de overdrachtstermijn naar achttien maanden. Daarin stelt DVZ dat:

  • het niet terugsturen van het formulier duidelijk aangeeft dat de verzoeker er doelbewust voor probeert te zorgen dat de overdracht aan de bevoegde lidstaat niet verder georganiseerd kan worden.
  • de verzoeker in een taal die hij begrijpt werd geïnformeerd dat indien hij dit formulier niet ondertekent en terugstuurt, de overdrachtstermijn zal verlengd worden.
  • hieruit redelijkerwijs kan geconcludeerd worden dat de verzoeker doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de overdracht tracht te blijven en dat de termijn naar achttien maanden moet verlengd worden op grond van artikel 29, 2° Dublin III-verordening.

Tegen deze verlengingsbeslissing kan op grond van artikel 39/2, §2 van de Verblijfswet en binnen de 30 dagen na de kennisgeving een apart beroep ingediend worden bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV). Indien de verzoeker in detentie is, is de termijn tien dagen.

Noot van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

Deze maatregel maakt deel uit van een ruimere set maatregelen die verzoeken om IB beperken voor personen met bijlage 26quater waarvan de overdrachtstermijn verstreken is, en voor personen die reeds internationale bescherming genieten in een andere EU-lidstaat. We bespraken de andere maatregelen in een apart nieuwsbericht van januari 2020. Onderaan dit bericht vind je een link.

De automatische verlenging van de overdrachtstermijn op basis van het niet ondertekenen van een verklaring tot vrijwillige terugkeer is ons inziens problematisch omdat ze geen rekening houdt met de individuele omstandigheden en redenen. Zo kan een verzoeker om IB geldige redenen hebben om een beroep in te dienen tegen de bijlage 26quater.

Verzoekers om IB die een 26quater ontvangen, hebben op grond van artikel 27 van de Dublin III-verordening recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel. Doordat het nieuwe document een sanctie invoert voor het niet-ondertekenen – namelijk de automatische verlenging van de overdrachtstermijn – houdt het in feite een verplichting in om mee te werken aan de overdracht en af te zien van de beroepsmogelijkheden. Dit lijkt ons evenzeer in strijd met artikel 13 EVRM en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Volgens het Hof van Justitie (HvJ) blijkt uit de bewoordingen van het artikel 29, 2° van de Dublin III-verordening dat de overdrachtstermijn enkel uitzonderlijk kan worden verlengd. Er is volgens het HvJ sprake van onderduiken als de overdracht niet kan doorgaan omdat de persoon doelbewust ervoor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de autoriteiten, wat wordt vermoed wanneer de verzoeker zijn toegekende woonplaats verlaat zonder de autoriteiten in te lichten. Dit weliswaar op voorwaarde dat hij geïnformeerd is over de plicht zijn afwezigheid te melden. De betrokken verzoeker behoudt volgens deze rechtspraak de mogelijkheid om aan te tonen dat er geldige redenen waren om de autoriteiten niet in te lichten over zijn afwezigheid en dat hij niet de bedoeling had om zich te onttrekken aan die autoriteiten (C-163/17 van 19 maart 2019, §52 t.e.m. §60). We bespraken deze rechtspraak in een apart nieuwsbericht van april 2019. Onderaan dit bericht vind je een link.

Ook volgens rechtspraak van de RvV moet de verlengingsbeslissing individueel gemotiveerd worden, na appreciatie van de feitelijke elementen (RvV in verenigde kamers: arresten nr. 203.684 en nr. 203.685 van 8 mei 2018). We bespraken deze rechtspraak in een apart nieuwsbericht van juni 2018. Onderaan dit bericht vind je een link. Deze rechtspraak van de RvV werd bevestigd door de Raad van State (RvS) (arrest nr. 245.799 van 17 oktober 2019).

Als de verzoeker bijvoorbeeld zijn adres communiceert en informatie toevoegt over de uitoefening van zijn recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel, kan de DVZ ons inziens niet louter op grond van het niet-ondertekenen van de verklaring tot vrijwillige terugkeer besluiten dat de verzoeker is ondergedoken.

Het valt af te wachten hoe deze praktijk evolueert en hoe de RvV de beroepen tegen deze verlengingsbeslissingen zal beoordelen.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen