EHRM: meervoudige asielaanvraag vereist geen ex-nunc onderzoek omdat het risico al uitvoerig werd onderzocht en er geen nieuwe elementen zijn

Op 19 januari 2016 sprak het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zich uit in de zaak Sow tegen België. Het betreft een Guineese vrouw die asiel aanvroeg in België op grond van haar gedwongen huwelijk en vrees tot herbesnijdenis. De hoofdvraag was of de Belgische autoriteiten het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling (artikel 3 EVRM) en het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel (artikel 13 EVRM) hadden geschonden.

Het EHRM vond van niet: omdat er geen nieuwe elementen zijn en het risico al op een grondige manier onderzocht werd in een vorige asielprocedure, moet de RvV bij meervoudige asielaanvraag geen nieuw onderzoek doen van alle elementen op het moment van de beoordeling (ex nunc) van datzelfde risico.

De feiten

Mevrouw Sow groeide op in een progressieve familie in Conakry, Guinée. Na de dood van haar vader, trouwde haar moeder met diens broer. Deze verbood mevrouw Sow en haar drie zussen nog langer naar school te gaan. Hij dwong de zussen ook zich te laten besnijden. Mevrouw Sow, die op dat ogenblik 22 jaar was, verzette zich hevig waardoor de besnijdenis slechts gedeeltelijk was gelukt. Ze werd ook het slachtoffer van een gedwongen huwelijk. Haar oom bedreigde haar met een nieuwe besnijdenis als ze niet bij haar echtgenoot zou blijven. Drie dagen na haar huwelijk vluchtte ze naar België waar ze asiel aanvroeg.

Mevrouw Sow, diende tot drie maal toe een asielaanvraag in, die telkens werd geweigerd. Na het uitputten van de interne rechtsmiddelen, richtte mevrouw Sow zich tot het EHRM, waar ze aanhaalde dat een uitwijzing naar Guinée strijdig zou zijn met artikel 3 EVRM, aangezien ze het risico loopt er opnieuw besneden te worden. Ook meende mevrouw Sow dat ze geen daadwerkelijk rechtsmiddel had om de beslissingen van België aan te vechten, wat een schending zou opleveren van artikel 13 EVRM.

Over de uitputting van interne rechtsmiddelen

Vooraleer een verzoeker zijn zaak ten gronde kan laten behandelen door het EHRM, moet hij de interne rechtsmiddelen uitputten. Zoniet verklaart het EHRM het verzoek onontvankelijk.

In deze zaak haalde België aan dat de interne rechtsmiddelen niet waren uitgeput. Zo kon verzoekster, volgens België, nog cassatieberoepen indienen bij de Raad van State (RvS) tegen de beslissingen van de Raad voor Vreemdelingenbewistingen (RvV), in de eerste en tweede asielaanvraag. Daarnaast was het annulatieberoep tegen de niet-inoverwegingname in de derde asielaanvraag nog hangende op het ogenblik dat verzoekster zich tot het EHRM richtte. Sinds 31 mei 2014 hebben asielzoekers met meervoudige asielaanvraag een schorsend beroep in volle rechtsmacht. Aangezien in casu de feiten van voor die datum dateerden, werden er nog annulatieberoepen ingediend. De Belgische overheid haalde ook nog aan dat mevrouw een artikel 9ter aanvraag (= medische regularisatie) had kunnen indienen op grond van haar posttraumatisch stresssyndroom.

Het EHRM volgt deze motivering niet. Zo herinnert het EHRM eraan dat met betrekking tot een mogelijke schending van artikel 3 EVRM, enkel schorsende beroepen in volle rechtsmacht een daadwerkelijk rechtsmiddel uitmaken.

Ook de motivering over een mogelijke artikel 9ter aanvraag verwierp het EHRM. Deze schorst de uitwijzingsmaatregel immers niet in volle rechtsmacht en bovendien heeft zo een aanvraag betrekking op een andere situatie (zijnde de gezondheidstoestand) dan de gevolgen van de beslissing die mevrouw wil aanvechten (zijnde een risico op herbesnijdenis).

Mevrouw Sow had van het EHRM een voorlopige maatregel verkregen, waardoor de uitzetting kon worden verhinderd.

Geen schending artikel 3 EVRM: risico op herbesnijdenis niet bewezen

Het EHRM besloot dat er in casu geen ernstige redenen bestonden om te geloven dat Mevrouw Sow een reëel risico zou lopen op onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer naar Guinee. Het Hof zag in de internationale rapporten over de algemene situatie in Guinee geen element om de conclusies van de nationale asielinstanties als kennelijk onredelijk te beschouwen. Volgens het Hof kon verzoekster niet als bijzonder kwetsbaar beschouwd worden: ze is nu 28 jaar, heeft een progressieve opleiding gehad, haar moeder met wie ze nog contact heeft, is ook tegenstander van de besnijdenis en zelf niet besneden.

De Europese rechters toonden hun vertrouwen in de Belgische asielinstanties en zagen geen reden om hun beslissing te betwijfelen. Hiervoor greep het EHRM terug naar eerdere rechtspraak van de RvV, waarin deze al meermaals het vluchtelingstatuut heeft toegekend op basis van het risico op herbesnijdenis in Guinee. Het ging daarbij vaak om minderjarige of jongvolwassen vrouwen, die waren opgegroeid in zeer traditionele of radicale families en die een overtuigend asielverhaal hadden gegeven. Daarnaast wees het Hof ook op een reeks arresten van de RvV, waarin de RvV de asielverzoeken verwierp omdat ze de angst voor het risico op herbesnijdenis ongegrond vond. Net zoals in casu, ging het hier over volwassen vrouwen waarvan de asielinstanties het gedwongen huwelijk in twijfel trokken en die ook incoherente verklaringen hadden afgelegd. Artikel 3 EVRM werd dus niet geschonden.

Geen schending artikel 13 EVRM: geen plicht tot onderzoek ex nunc bij elke nieuwe asielaanvraag

Mevrouw Sow voerde ook een schending van artikel 13 EVRM aan. Ze meende immers dat de asielinstanties een te nauwe interpretatie van de nieuwe elementen hadden gehanteerd en dat de RvV een onderzoek van alle elementen op het moment van de beoordeling hadden moeten voeren (ex nunc).

Het EHRM oordeelde echter dat zo’n ex nunc onderzoek niet vereist is bij elke nieuwe asielaanvraag als het risico al op een grondige manier onderzocht werd in het kader van een vorige asielprocedure, tenzij er intussen nieuwe feiten aan bod zouden zijn gekomen.

In casu was het risico op herbesnijdenis al bij de eerste asielaanvraag door het CGVS en de RvV onderzocht. De door de verzoekster neergelegde medische attesten in het kader van de derde asielaanvraag betroffen hetzelfde risico, dat reeds in uitvoerig gemotiveerde beslissingen was weerlegd. De RvV moest daarom geen nieuw onderzoek ex nunc van datzelfde risico uitvoeren in het kader van haar derde asielaanvraag.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen