EHRM schroeft Tarakhel-rechtspraak over Dublin asieloverdracht naar Italië terug

In arrest A.S tegen Zwitserland van 30 juni 2015 oordeelt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dat de Dublintransfer naar Italië van een jonge Syrische man met mentale problemen geen schending is van het EVRM. Het EHRM bevestigt dat de opvang in Italië erbarmelijk is, maar vindt het niet bewezen dat deze man daar geen medicatie en psychologische begeleiding zou krijgen. Het EHRM vroeg geen individuele garanties voor gepaste opvang in Italië van dit kwetsbaar profiel. In het arrest Tarakhel van 3 november 2014 wees het EHRM nog een Dublinoverdracht van een gezin met kinderen naar Italië af, omdat er geen individuele garanties voor gepaste opvang waren.

Feiten

In 2013 vraagt een Syrische onderdaan van Koerdische origine, op dat ogenblik 25 jaar, asiel aan in Zwitserland. Zijn twee zussen woonden daar sinds enige tijd. Door de traumatische gebeurtenissen in Syrië, waar hij werd vastgehouden en gefolterd, lijdt hij aan het post-traumatische stress syndroom. Medische certificaten bevestigden dit en wezen op de ernst van zijn aandoening. Een arts schreef hem een therapie voor, antidepressiva, slaappillen, en pijnstillers voor zijn rugpijn.

De vingerafdrukken van de verzoeker waren echter geregistreerd in Eurodac. Eenmaal in Griekenland en eenmaal in Italië. Op basis daarvan vroegen de Zwitserse autoriteiten de overname aan Italië. Aangezien zijn zussen niet vallen onder de definitie gezinsleden van de Dublinverordening kan hij zich daarop niet beroepen om te vragen dat Zwitserland de verantwoordelijke lidstaat zou zijn voor zijn asielverzoek. Daarenboven beriep hij zich zonder enig succes op artikel 15 § 2 van de Dublinverordening dat voorschrijft dat een verzoeker die wegens ernstige ziekte afhankelijk is van de hulp van familieleden, herenigd kan worden met die familieleden, op voorwaarde dat er in het land van herkomst familiebanden bestonden.

De Zwitserse autoriteiten verwierpen dit. Ze meenden dat de verzoeker niet zodanig ernstig ziek was dat hij afhankelijk zou zijn van de steun van zijn zussen. Dit ondanks enkel medische verslagen waarin de arts opnam dat de betrokkenheid van zijn zussen een absolute noodzaak is voor zijn herstel. Zij zouden hem emotionele stabiliteit kunnen bieden, die hem zouden helpen de vele trauma’s te verwerken.

De jongeman richtte zich tot het EHRM en stelde dat een overdracht naar Italië strijdig is met artikel 3 EVRM (verbod op een onmenselijke en vernederende behandeling) en artikel 8 EVRM (recht op de eerbiediging van het gezins-en familieleven).

EHRM oordeelt of de overdracht naar Italië strijdig is met artikel 3 EVRM

Het EHRM verwijst naar eerdere rechtspraak (D. tegen het Verenigd Koninkrijk, 2 mei 1997), waarin het oordeelde dat de repatriëring van een vreemdeling die aan een ernstige mentale of lichamelijke ziekte lijdt, enkel in zeer uitzonderlijke omstandigheden tot een schending van artikel 3 EVRM kan leiden.

In deze zaak erkende het EHRM dat de verzoeker inderdaad ernstige symptomen van post-traumatische stress had. Het EHRM onderzoekt vervolgens of een terugkeer naar Italië hem op zodanige wijze zou schaden dat er sprake kan zijn van een schending van artikel 3 EVRM. Het EHRM grijpt hierbij kort terug naar het Tarakhel-arrest en stelt dat asielzoekers in Italië zonder opvang of in opvang in erbarmelijke omstandigheden terechtkomen.

Het EHRM stelt echter dat de medische toestand van betrokkene niet kritiek is. Er zouden volgens het EHRM ook geen indicaties zijn dat hij in Italië geen gepaste psychologische behandeling zou ontvangen. De nodige medicijnen zijn ook beschikbaar in Italië. Het EHRM oordeelt vervolgens dat een terugkeer naar Italië geen onmenselijke en vernederende behandeling zou zijn.

EHRM oordeelt of de overdracht naar Italië strijdig is met artikel 8 EVRM

De verzoeker, een jonge man en ongehuwd, heeft geen familieleden in Italië. Zijn twee zussen wonen in Zwitserland. Door zijn mentale problemen stelt hij afhankelijk te zijn van hen. Een overdracht naar Italië zou betekenen dat hij niet langer beroep kan doen op de ondersteuning van zijn zussen, een cruciaal element voor zijn genezing.

Het EHRM herinnert eraan dat onder artikel 8 van het EVRM er enkel sprake kan zijn van familieleven tussen volwassen broers en zussen als ze bijkomende elementen van afhankelijkheid kan tonen. Het feit dat de verzoeker tijdens de afwachting van de Dublinprocedure familierelaties kon ontwikkelen met zijn zussen, betekent niet dat Zwitserland verplicht is hem een verblijf in het land te geven. Het EHRM maakt in haar redenering een onderscheid tussen enerzijds de situatie van ‘settled migrants’ en anderzijds een asielzoeker, die nog wacht op een beslissing over zijn verblijf. Bij de eerste groep zal het EHRM sneller oordelen dat er een inbreuk is op artikel 8 EVRM dan bij de tweede groep die nog geen permanent verblijf heeft. In deze zaak oordeelde het EHRM dat Zwitserland op een evenwichtige manier de belangen van de staat ten aanzien van die van het individu heeft afgewogen en er geen schending is van artikel 8 EVRM.

Nabeschouwing: het EHRM zet een stap terug

Op 3 november 2014 veroordeelde het EHRM Zwitserland (Tarakhel-arrest) omdat het geen individuele garanties had gevraagd bij een overdracht van een gezin met minderjarige kinderen naar Italië. Het EHRM oordeelde dat de Dublinoverdracht van dit gezin met minderjarige kinderen een schending van artikel 3 EVRM zou kunnen zijn. Het EHRM uitte immers ernstige bedenkingen bij de opvangomstandigheden in Italië.

Hoewel het EHRM in Tarakhel focust op de situatie van een gezin met minderjarige kinderen, liet dit ruimte om te argumenteren dat individuele garanties ook moeten bekomen worden bij andere categorieën van asielzoekers. Het EHRM interpreteert de notie ‘kwetsbaar’ immers heel ruim. Het stelt, net als in het arrest M.S.S., dat asielzoekers door hun status als asielzoeker behoren tot een “ondergeprivilegieerde en kwetsbare groep” die nood hebben aan speciale bescherming. In deze beslissing gaat het EHRM echter niet zo ver om individuele garanties te vragen. Nochtans is de verzoeker door zijn mentale gezondheidstoestand extra kwetsbaar en blijven de opvangomstandigheden in Italië bedenkelijk.

In het EU-recht, zoals de opvang- en terugkeerrichtlijn, zijn 'kwetsbare personen' onder meer minderjarigen, personen met een handicap, bejaarden, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen en personen die gefolterd of verkracht zijn of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan. In het licht van die omschrijving kan verzoeker ook als een kwetsbare persoon worden beschouwd. Noch Zwitserland, noch het EHRM hebben echter gewezen op het belang van individuele garanties voor dit type kwetsbare profielen. Dit terwijl het EHRM niet in vraag stelt dat een aanzienlijk deel van de asielzoekers zonder opvang of in erbarmelijke omstandigheden kan terechtkomen.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen