Het Nederlandstalig arbeidshof van Brussel oordeelt in arrest nr. 2017/AB/277 van 7-10-2021 conform het prejudicieel arrest van het Hof van Justitie dat de (zelfs tijdelijke) intrekking van materiële opvangvoorzieningen niet als sanctie kan worden opgelegd (HvJ nr. C-233/18 van 12-11-2019, Zubair Haqbin t. Fedasil).
Op 14-10-2021 beslist het hof van beroep van Gent in arrest nr. 2020/FA/311 om een inburgeringsattest waaruit blijkt dat taalniveau A1 behaald is, niet te aanvaarden als bewijs van talenkennis in het kader van een nationaliteitsaanvraag.
RvS arrest van 22-09-2021 oordeelt dat de verplichting om bij een aanvraag gecombineerde vergunning of arbeidskaart met arbeidsmarktonderzoek een vacature gedurende minstens zes weken open te stellen via de website van de VDAB, onwettig is. Het Vlaams gewest paste zijn praktijk intussen aan.
RvV arrest nr. 250.751 van 10-03-2021 oordeelt dat een ‘ander familielid’ zich moet kunnen vervoegen bij een Unieburger in een gastland omdat het in het land van herkomst ten laste is van deze laatste, ook als de afhankelijkheidsband pas ontstond nadat de Unieburger al meerdere jaren in België verbleef.
In beschikking nr. 21/538/K van 31-08-2021 benadrukt de Franstalige arbeidsrechtbank van Brussel dat ook na een vijfde verzoek om internationale bescherming de materiële hulp enkel uitzonderlijk beperkt kan worden, als Fedasil dit individueel motiveert en de specifieke situatie van de verzoeker in acht neemt. Het loutere feit dat het een vijfde verzoek om IB betreft, laat niet toe te concluderen dat het verzoek werd ingediend met als enige doel materiële hulp te bekomen.
In arrest nr. 254.893 van 21-05-2021 kent de RvV de vluchtelingenstatus toe aan een Turkse man. De man loopt niet alleen omwille van zijn banden met de Gülen beweging een risico op vervolging, het CGVS heeft ook onvoorzichtig gehandeld door contact op te nemen met de Turkse autoriteiten.
In arrest X t. Belgische staat, C-930/19 van 2-09-2021 oordeelt het HvJ dat derdelands echtgenoten van Unieburgers en van derdelanders, die slachtoffer waren van huiselijk geweld, zich ten aanzien van het behoud van hun verblijfsrecht in een EU-lidstaat niet in een vergelijkbare situatie bevinden; herinnert het HvJ eraan dat een derdelands echtgenoot van een Unieburger zijn afgeleid verblijfsrecht in het gastland behoudt zolang hij gehuwd is, ongeacht een feitelijke scheiding; komt het HvJ terug op eerdere rechtspraak en stelt het nu dat een derdelands echtgenoot van een Unieburger als slachtoffer van huiselijk geweld zijn verblijfsrecht krachtens artikel 13, lid 2, eerste alinea, sub c) Burgerschapsrichtlijn ook nog kan behouden na vertrek van de Unieburger uit het gastland, op voorwaarde dat het slachtoffer een echtscheidingsprocedure opstart binnen een ‘redelijke termijn’ na het vertrek.
In arrest nr. 2020/FE/49 van 9-03-2021 erkent het hof van beroep van Antwerpen een Ahmadi huwelijk uit Pakistan, ook al voldoet zo'n huwelijk niet aan de Pakistaanse regelgeving, aangezien de Pakistaanse overheid in de praktijk toch rechtsgevolgen verbindt aan Ahmadi huwelijken en zo impliciet dit huwelijk erkent.
Raad van State arrest nr. 252.002 van 28-10-2021 oordeelt dat een hangend MB tot terugwijzing gelijk staat aan een inreisverbod, waardoor het geen beletsel vormt voor het indienen van een 9ter-aanvraag. Er anders over oordelen, zou een schending van artikel 74/11, §3 Vw inhouden.
In arrest nr. 256.569 van 16-06-2021 oordeelt de RvV dat de duurzame oplossing voor een niet-begeleide minderjarige vreemdeling een hereniging is met de moeder, ook al heeft zij geen verblijfsrecht van meer dan drie maanden.
RvV arrest nr. 260.227 van 6-9-2021 stelt dat DVZ een aanvraag gezinshereniging van een derdelands familielid van een Unieburger die gebruik maakte van het vrij verkeer, niet ‘onbestaande’ kan verklaren of kan weigeren omwille van een eerder inreisverbod aan deze derdelander nog voor hij familielid werd van de Unieburger. De K.A.-rechtspraak van het Hof van Justitie die dat volgens de Raad van State toch zou toelaten tenzij bij 'onderlinge afhankelijkheid' is ook niet van toepassing op familie van Unieburgers die gebruik maken van hun vrij verkeer. Verdere RvV arresten (nr. 263.795 van 17-11-2021, en nr. 274.528 van 23-6-2022) bevestigen dit ook als de derdelander als ontoegankelijk op het Schengengrondgebied gesignaleerd staat op grond van art. 24 SIS II-Verordening ten gevolge van een inreisverbod opgelegd door een andere lidstaat.
Hof van Justitie arrest C-262/21 van 2-08-2021 oordeelt dat er geen 'ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren van het kind' kan zijn in de situatie waarin een ouder zijn kind, zonder instemming van de andere ouder, uit de lidstaat van zijn gewone verblijfplaats meeneemt naar een andere lidstaat ter uitvoering van een Dublin-overdrachtsbeslissing, en vervolgens in deze lidstaat blijft nadat deze overdrachtsbeslissing nietig is verklaard zonder dat de doorverwijzende lidstaat evenwel heeft besloten hen terug te nemen of hun verblijf toe te staan. Het gaat in dat geval niet om een onwettige handeling, maar om het gevolg geven aan een beslissing die bindend is.
De RvV oordeelt op 3-05-2021 in arrest nr. 253.881 dat beide ouders als wettelijke vertegenwoordiger moeten optreden bij het instellen van een beroep in naam van hun minderjarig kind dat in België verblijft. Een beroep ingesteld door één van beide ouders is onontvankelijk. De RvV verklaart de proceshandelingen gesteld buiten de vereiste wettelijke vertegenwoordiging van onwaarde.
Deze instructie geldt sinds 18-10-2021 als een begeleide minderjarige in de opvang een verblijfsvergunning verkrijgt en de ouders of broers en zussen niet: het kind kan uitstel van vertrek uit de opvang krijgen zodat de familie samen kan blijven.
Het KB van 13-10-2021 vervangt het hoofdstuk IV van Titel II van het Verblijfsbesluit, een noodzakelijke aanpassing na de eerdere aanpassing van hoofdstuk III (‘Studenten’) van titel II van de Verblijfswet via de wet van 11-07-2021. Het KB trad onmiddellijk in werking voor de vernieuwing van het verblijf als student. Voor de allereerste verblijfsaanvraag als derdelands student treden de nieuwe bepalingen in werking voor studies die aanvatten in het academiejaar 2022 – 2023. Door de late publicatie van het KB zijn ook voor de huidige vernieuwing van het verblijf nog niet alle bepalingen toepasbaar voor huidig academiejaar 2021 – 2022. Het betreft onder meer de verhoging van de bestaansmiddelen, het profiel van de garant en de afgifte van een ontvangstbewijs met opstart onderzoekstermijn. Wel meteen van toepassing zijn de extra criteria voor weigering van de vernieuwing van dit verblijf of intrekking van het verblijf.
De nieuwe bedragen voor deze categorieën van arbeidsmigranten die zijn vrijgesteld van arbeidsmarktonderzoek, zijn aanzienlijk hoger, en gelden voor elke tewerkstelling die start op of na 1 januari 2022.
Vanaf 11-10-2021 worden bepaalde elektronische vreemdelingenkaarten voor derdelanders en familieleden van Unieburgers en Belgen vervangen. Deze wijziging door een Ministerieel Besluit van 6-10-2021 kadert in de gefaseerde modernisering van de elektronische verblijfskaarten, ter invoering van het nieuwe uniforme Europese model voor verblijfstitels. Niet alleen de lay-out, maar ook het opschrift, de nummering en de geldigheidsduur van bepaalde kaarten wijzigt. De reeds afgegeven oude kaarten blijven ook nog tijdelijk geldig.
De RvV stelt in arrest nr. 243.508 van 30 oktober 2020 en arrest nr. 244.492 van 20 november 2020 dat er drie categorieën Palestijnse vluchtelingen bestaan die door UNRWA geregistreerd zijn. Zij zijn in principe uitgesloten van bescherming onder het Vluchtelingenverdrag (volgens artikel 1D) maar omdat UNRWA hen nu geen bijstand en bescherming kan geven, vallen zij automatisch onder het Vluchtelingenverdrag. Het verzoek om internationale bescherming van een Palestijn die niet onder die categorieën valt, moet onderzocht worden.
HvJ arrest X.Y. tegen Oostenrijk (nr. C-18/20) van 9-09-2021 verduidelijkt de definitie van ‘nieuwe elementen’ voor het indienen van een volgend verzoek om internationale bescherming (IB). Het betreft nieuwe elementen die zich voordoen na de definitieve beëindiging van het vorige verzoek om IB alsook nieuwe elementen die reeds bestonden vóór de beëindiging van de procedure, maar waarop de verzoeker zich niet heeft beroepen.
In beschikking nr. 21/12/K van 19-04-2021 oordeelt de voorzitter van de arbeidsrechtbank van Luik (afdeling Namen) dat de organisatie van het verblijf in een open terugkeerplaats, zoals geregeld door de Fedasil-omzendbrief van 22 september 2020, verzoekers om internationale bescherming die een bijlage 26quater ontvingen en hiertegen annulatieberoep aantekenden bij de RvV, blootstelt aan een schending van het principe van de onschendbaarheid van de woonst, van het recht op juridische bijstand en van het recht op een effectief beroep.
Volgens RvV arrest nr. 249.026 van 15-02-2021 kan de besnijdenis vermeden worden door zich te verzetten tegen de sociale druk, en zijn de problemen die de dochter zou ondervinden door het feit dat zij niet besneden is niet geografisch gebonden.
RvV arrest nr. 258.932 van 2-08-2021 is van oordeel dat zij omwille van haar kwetsbaar profiel en hiv-positieve status, op basis waarvan zij in Ivoorkust deel uitmaakt van ‘sociale groep’ zoals bedoeld in het Verdrag van Genève, een gegronde vrees heeft voor vervolging.
Het Gentse Arbeidshof oordeelt in arrest nr. 2019/AR/178 op 10-09-2020 dat personen met de dubbele nationaliteit België-Marokko zich niet kunnen beroepen op het bilateraal sociale zekerheidsverdrag tussen België en Marokko dat Marokkaanse werknemers in België het recht op kinderbijslag in België geeft wanneer hun kinderen in Marokko opgevoed worden. Bij dubbele nationaliteit België-Marokko primeert de Belgische wetgeving volgens dewelke kinderen die opgevoed worden of lessen volgen buiten België geen recht hebben op gezinsbijslagen.
RvV arrest nr. 248.617 van 2-02-2021 aanvaardt dat het onderzoek van een 9ter-aanvraag gebeurt ten aanzien van de verantwoordelijke lidstaat onder de Dublin III-Verordening. De RvV stelt evenwel vast dat de ambtenaar-geneesheer van DVZ de relevante landeninformatie fragmentarisch gebruikte en geen deugdelijk onderzoek voerde naar de toegang tot gezondheidszorg voor asielzoekers.